ECLI:NL:RBMNE:2025:2271

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
16/112699-24 en 16/291618-24 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Criminele uitbuiting van een minderjarige en meerdere diefstallen met geweld

In de periode van november 2023 tot en met februari 2024 vonden in de wijk [wijk 1] in [plaats 1] verschillende gewelds- en vermogensfeiten plaats, die door de politie werden onderzocht onder de naam 1ON4Silex. Dit onderzoek richtte zich op twaalf deelonderzoeken en zeven verdachten, waaronder de hoofdverdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het crimineel uitbuiten van een minderjarige, het uitlokken van een gewapende overval, heling van een kostbare auto en meerdere (pogingen tot) diefstallen, waarvan één met bedreiging met geweld. De rechtbank oordeelt dat de verdachte, die een stuk ouder is dan zijn medeverdachten, anderen aanstuurt om zelf uit beeld te blijven van politie en justitie. De rechtbank legt een gevangenisstraf van vier jaren op, waarbij de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven. De vorderingen van de benadeelde partijen worden deels toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/112699-24 en 16/291618-24 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.
INLEIDING
In de wijk [wijk 1] in [plaats 1] vonden in de periode van november 2023 tot en met februari 2024 verschillende gewelds- en vermogensfeiten plaats waar een verband tussen leek te bestaan. Zo constateerde de politie dat bij meldingen geregeld dezelfde signalementen van verdachten werden opgegeven, dan wel dat dezelfde personen op heterdaad werden aangehouden. Ook werden dezelfde personen geregeld gecontroleerd bij verdachte situaties. Op basis van deze bevindingen ontstond de verdenking dat de delicten door een vaste groep criminelen (in wisselende samenstellingen) werd gepleegd. De politie startte daarom onderzoek 1ON4Silex. Dit onderzoek ziet op twaalf deelonderzoeken en zeven verdachten.
Deze strafzaak is gebaseerd op de deelonderzoeken Alfa, Charlie, Foster, Hotel, India, Kilo en Makas en richt zich tegen vier verdachten: [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Deze deelonderzoeken worden niet allemaal aan elke verdachte verweten. Bij verdachte richt zich de verdenking op de deelonderzoeken Foster, Alfa, Kilo, Hotel en India.
De rechtbank behandelt hierna eerst enkele formaliteiten en geeft aan welk verwijt het Openbaar Ministerie aan verdachte maakt. Daarna worden de standpunten van de officier van justitie en de raadsman over het bewijs besproken en geeft de rechtbank haar overwegingen en beslissingen weer.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting, dat heeft plaatsgevonden op de zittingen Op 31 maart 2025 en 2 april 2025. Het onderzoek ter terechtzitting is op 13 mei 2025, met instemming van de officier van justitie en de raadsman, enkelvoudig gesloten, waarna aansluitend uitspraak is gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. de Nooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R. den Riet, advocaat te Amsterdam, alsmede de raadsvrouw van de benadeelde partijen [D] en [A] , mr. P. van der Geest, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 31 maart 2025 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, in het kort, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 16/112699-24
feit 1 (deelonderzoek Foster)
primair:in de periode van 1 januari 2024 tot 27 januari 2024 in Amersfoort, [slachtoffer 1] heeft uitgelokt tot het plegen van een overval op [snackbar] in Amersfoort door [slachtoffer 1] te bedreigen en te mishandelen en middelen (een machete, een telefoon, bivakmuts en handschoenen) te verschaffen;subsidiair: samen met anderen voornoemde overval op 27 januari 2024 in Amersfoort heeft gepleegd;
feit 2 (deelonderzoek Alfa)
op 17 december 2023 in Amersfoort samen met anderen € 3700 en een iPhone 15 van
[slachtoffer 2] met bedreiging met geweld heeft gestolen.
feit 3 (deelonderzoek Kilo)
op 28 november 2023 in Amersfoort zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de opzet/schuldheling van een Mini Countryman One;
feit 4 (deelonderzoek Hotel)
op 28 december 2023 in Nijkerk samen met een ander een fotocamera van [slachtoffer 3] heeft gestolen door gebruik te maken van een vals kostuum;
feit 5 (deelonderzoek India)op 5 januari 2024 in Voorthuizen samen met een ander verschillende pakketten van [afkorting 2] van [onderneming 2] heeft gestolen door gebruik te maken van een vals kostuum;
feit 6 (deelonderzoek India)op 5 januari 2024 in Barneveld heeft geprobeerd om samen met een ander verschillende pakketten van [afkorting 2] van [winkelnaam 2] [plaats 4] te stelen door gebruik te maken van een vals kostuum;
feit 7: (deelonderzoek India)op 5 januari 2024 in Voorthuizen heeft geprobeerd om samen met een ander verschillende pakketten van [afkorting 2] van [winkelnaam 2] [plaats 6] te stelen door gebruik te maken van een vals kostuum;
Ten aanzien van parketnummer 16/291618-24
feit 1 (deelonderzoek Foster)
op 27 januari 2024 in Amersfoort/ Den Haag en/of Amsterdam samen met anderen [slachtoffer 1] crimineel heeft uitgebuit.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een oordeel kan geven over de vraag of verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, moet worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Deelonderzoek Foster: 16/112699-24, feit 1 (uitlokking/medeplegen van de overval op [snackbar] en parketnummer 16/291618-24 (de criminele uitbuiting van [slachtoffer 1] )
4.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder parketnummer 16/112699-24, feit 1, primair en parketnummer 16/291618-24 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte integraal vrij te spreken en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De raadsman heeft primair verzocht om de verklaring van [slachtoffer 1] van het bewijs uit te sluiten, omdat hij zich bij het verhoor bij de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht heeft beroepen. De verdediging heeft hierdoor geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid tot het ondervragen van de getuige gehad. Het gebruik van de verklaring van [slachtoffer 1] levert een schending op van het recht op een eerlijk proces van verdachte, nu zijn verklaring ‘sole and decisive’ is en er onvoldoende compenserende factoren zijn geboden.
In het geval de rechtbank niet tot bewijsuitsluiting overgaat, heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar is. Zo heeft [slachtoffer 1] een belang om zo veel mogelijk de schuld bij een ander te leggen, nu hij ook is vervolgd voor de overval op [snackbar] . Volgens de raadsman moet daarom zeer behoedzaam met de verklaring van [slachtoffer 1] worden omgegaan en kan zijn verklaring slechts worden gebruikt voor de onderdelen die door objectief bewijs worden ondersteund. Volgens de raadsman worden de handelingen die verdachte volgens [slachtoffer 1] zou hebben gepleegd niet ondersteund door enig objectief bewijsmiddel.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank: bewezenverklaring
De rechtbank dient na te gaan of de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Beoordelingskader
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid tot ondervraging van een getuige, niet in de weg staat aan het gebruik van die verklaring voor het bewijs, mits is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces.
Voor de beoordeling of wordt voldaan aan de eisen van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is het gewicht van de verklaring van de betreffende getuige in de bewijsconstructie een belangrijke beoordelingsfactor. Dat doet er echter niet aan af dat ook de aanwezigheid van een goede reden voor het niet kunnen ondervragen van de getuige en het bestaan van compenserende factoren in die beoordeling moeten worden betrokken, waarbij al deze beoordelingsfactoren in onderling verband moeten worden beschouwd. Naarmate het gewicht van de verklaring van de getuige groter is, is het – wil de verklaring voor het bewijs kunnen worden gebruikt – des te meer van belang dat er een goede reden bestaat voor het niet bieden van een ondervragingsgelegenheid en dat er compenserende factoren zijn.
Wat is de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend?
De raadsvrouw van medeverdachte [C] heeft verzocht om [slachtoffer 1] te horen als getuige. De rechtbank heeft dat verzoek toegewezen en de zaak daarvoor verwezen naar de rechter-commissaris. De raadsman van verdachte heeft zich bij het verhoor bij de rechter-commissaris aangesloten. [slachtoffer 1] heeft zich tijdens het getuigenverhoor op zijn verschoningsrecht beroepen, waardoor de (waarnemend) raadsman heeft besloten om geen vragen aan de getuige te stellen. Tijdens de regiezitting heeft de raadsman van verdachte verzocht om [slachtoffer 1] (nogmaals) als getuige te horen, gelet op de (nieuwe) dagvaarding in de zaak met parketnummer 16/291618-24. De rechtbank heeft dat verzoek toegewezen en de zaak daarvoor verwezen naar de rechter-commissaris. Voorafgaand aan het getuigenverhoor heeft de raadsman van [slachtoffer 1] aangegeven dat [slachtoffer 1] zich opnieuw op zijn verschoningsrecht zou gaan beroepen. De rechter-commissaris heeft vervolgens, in overleg met de raadsman van verdachte en de officier van justitie, afgezien van het horen van [slachtoffer 1] . De verdediging heeft zijn ondervragingsrecht dus niet kunnen uitoefenen doordat [slachtoffer 1] zich bij de verhoren bij de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht heeft beroepen, dan wel heeft aangekondigd zich op zijn verschoningsrecht te zullen beroepen.
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 1] op 4 februari 2025 is veroordeeld voor zijn rol bij de overval op [snackbar] . Dat vonnis is op 18 februari 2025 onherroepelijk geworden, waardoor [slachtoffer 1] vanaf dat moment geen beroep op zijn verschoningsrecht meer toekwam. Voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling heeft de raadsman niet nogmaals verzocht om [slachtoffer 1] alsnog als getuige te horen. Tijdens de eerste zittingsdag van de inhoudelijke behandeling heeft de oudste rechter opgemerkt dat [slachtoffer 1] onherroepelijk is veroordeeld en aan de raadsman gevraagd ‘of wij hier nog iets mee moeten’. De raadsman antwoordde op dit punt terug te zullen komen bij pleidooi. Er is geen getuigenverzoek gedaan. Op de tweede zittingsdag heeft de raadsman tijdens zijn pleidooi aangevoerd dat het opnieuw horen van [slachtoffer 1] het belang van verdachte om zijn zaak af te ronden te ver in gevaar zou brengen, waardoor de verdediging ervoor heeft gekozen om geen verzoek in te dienen.
De verdediging maakte een andere afweging in het deelonderzoek Alfa. Op de eerste zittingsdag heeft de raadsman daarin twee getuigenverzoeken gedaan, die de rechtbank allebei heeft toegewezen. Het belang om de zaak af te ronden werd ondervangen door de getuigen op te roepen voor de tweede zittingsdag, met een bevel medebrenging. De rechtbank is daarom van oordeel dat de raadsman kennelijk bewust heeft afgezien van het verzoek om [slachtoffer 1] nogmaals als getuige te horen en om effectief gebruik te kunnen maken van zijn ondervragingsrecht. Dat staat de verdediging uiteraard vrij, maar daarmee kan niet meer worden gesproken van ‘het nodige initiatief’ bij de verdediging om haar ondervragingsrecht uit te oefenen.
Wat is het gewicht van de verklaring van [slachtoffer 1] ?
De volgende vraag die beantwoord moet worden, is of een eventuele bewezenverklaring in beslissende mate op de verklaringen van [slachtoffer 1] zou berusten (
sole or decisive). Voor de beoordeling hiervan is van doorslaggevend belang in hoeverre de verklaringen van de getuige steun vindt in andere bewijsmiddelen. Dat steunbewijs moet - zo luidt de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad over dit punt - betrekking hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist. Of dat steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van het steunbewijs in het licht van de bewijsvoering als geheel.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer 1] ten aanzien van de rol van de verdachte (
het gebruik van geweld tegen [slachtoffer 1] en hem onder druk zetten) in geringe mate steun in andere bewijsmiddelen. Een bewezenverklaring zou dan ook in beslissende mate berusten op de verklaringen van [slachtoffer 1] .
Zijn er voldoende compenserende factoren geboden?
De volgende vraag die beantwoord moet worden, is of het ontbreken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om de getuige te ondervragen in voldoende mate wordt gecompenseerd.
De rechtbank overweegt dat bij de regiezitting onder andere het verzoek om het horen van medeverdachten [C] en [I] is toegewezen en dat de zaak daarvoor verwezen is naar de rechter-commissaris. Deze medeverdachten hebben zich tijdens de getuigenverhoren niet op hun verschoningsrecht beroepen, maar juist uitgebreide verklaringen afgelegd.
Conclusie
Hoewel een bewezenverklaring in beslissende mate op de verklaring van de [slachtoffer 1] zou berusten, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een situatie waarin de verdediging geen ondervragingsmogelijkheid is geboden. De verdediging heeft er zelf voor gekozen om haar getuigenverzoek niet te herhalen, ondanks het feit dat de getuige ruim voor de zitting geen verschoningsrecht meer had. Bij aanvang van de inhoudelijke behandeling is de verdediging nog specifiek gevraagd naar haar standpunt ten aanzien van deze getuige, maar ook toen heeft de verdediging geen initiatief genomen om haar ondervragingsrecht uit te oefenen. Daarnaast zijn er voldoende compenserende factoren geboden, gezien de getuigenverhoren van de medeverdachten. De procedure in haar geheel voldoet daarmee aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces van verdachte. De rechtbank zal de verklaring van [slachtoffer 1] daarom niet uitsluiten voor het bewijs.
De rechtbank acht op grond van de volgende bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen [slachtoffer 1] heeft uitgelokt om de overval bij [snackbar] te plegen en zich ook schuldig heeft gemaakt aan criminele uitbuiting van [slachtoffer 1] .
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte op de terechtzitting van 31 maart 2025:
Ik heb op 27 januari 2024 samen met [C] (hierna: [C] ) [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) opgehaald in [plaats 1] . Ik was de bestuurder van de Volkswagen. Ik ben met [slachtoffer 1] en [C] naar [plaats 5] Centraal gereden. Op [plaats 5] Centraal stapte ‘ [aanduiding voor I] ’ in de auto. Ik zag dat ‘ [aanduiding voor I] ’ [slachtoffer 1] een klap in zijn gezicht gaf. Ook werd de jas van [slachtoffer 1] afgepakt. Ik ben samen met [C] en [slachtoffer 1] terug naar [plaats 1] gereden. Tijdens de aanhouding van [slachtoffer 1] was ik ook in het [café] .
Aangever [D] heeft - samengevat en zakelijk weergegeven - onder meer het volgende verklaard:
Op 27 januari 2024 was ik aan het werk in [snackbar] aan het [adres] te [plaats 1] . Ik ben eigenaar van deze cafetaria. [2] Ik stond omstreeks 19.55 uur achter de balie. Ik zag dat er een jongen binnenkwam die een bivakmuts op had. Ik zag dat de jongen een groot mes uit zijn broek haalde. Ik hoorde hem zeggen: “Ik wil geld, geef me een tas en geld”. Ik zag dat de jongen op de bank ging staan en met het mes in onze richting zwaaide. Daarna klom hij over de balie heen. Ik zag dat hij bij de kassa in de weer was. Ik zag dat verdachte vervolgens de cafetaria uitrende in de richting van Ringweg [wijk 1] . Ik hoorde van mijn vrouw dat verdachte een blauw oog zou hebben. [3]
[slachtoffer 1] heeft bij de politie - samengevat en zakelijk weergegeven - onder meer het volgende verklaard:
Naam: [slachtoffer 1]
Geboren: [2008] . [4]
A: Ik was om 14.00 uur uit [plaats 7] vertrokken naar [plaats 1] . Ik had op Instagram een verhaal bij een rapper gezien. Ik moest wat regelen, maar dat wilde ik niet. Hij (
de rechtbank begrijpt: de rapper) zei: ‘je moet naar [plaats 1] komen anders zet ik gewoon een Semtex voor je huis.’ Om 15.50 uur was ik in [plaats 1] aangekomen. Er werd tegen mij gezegd dat ik moest instappen in een Volkswagen. [5]
V: Met wie zat je in de auto?
A: [afkorting 1] en [aanduiding voor C] .
V: Wie reed er?
A: [afkorting 1] . [6]
A: In de auto werd ik erop gewezen dat ik moest betalen. Ik zei dat ik geen geld bij me had. Ze zeiden dat zij mij eerst een lesje gingen leren en dat we dan wel gaan zien hoe we dit gaan oplossen. [7] Tijdens het rijden werd ik bang gemaakt. Ik heb klappen en een bloedneus gekregen. Met diezelfde machete die ik in de winkel heb gebruikt, werd ik bedreigd. [8] [afkorting 1] sprong op mij, pakte mij bij mijn kraag en gaf mij een hele harde klap. Daardoor kreeg ik een bloedneus. Ik heb nog steeds die vlek op mijn broek. [aanduiding voor C] trok onder de stoel die machete en begon mij te bedreigen. Hij hield 'm tegen mijn hoofd. Hij vroeg waar het geld was. [9] Toen werd ik meegenomen naar [plaats 5] naar het station. Daar stond drillrapper [aanduiding voor I] en nog iemand anders. [aanduiding voor I] zei morgen om 14.00 uur moet je dat geld hebben. Die rapper begon mij te slaan. Toen zei hij dat als ik dit nog eens zou doen hij een aanslag pleegt op mijn huis. Hij pakte mijn jas, mijn airpods en huissleutels af. Hij zei dat hij 1000 euro wilde zien. En die twee jongens in de auto zeiden dat ze ook 1000 euro wilden zien. Dat ik de kosten van die dag moest betalen. In totaal moest ik dus 2000 euro betalen. [10] Toen werd ik weer in die auto terug naar [plaats 1] gebracht. Er werd tegen mij gezegd je moet deze winkel overvallen. Ik moest de spullen van de overval in een schuur zetten en daarna moest ik naar een café. [11] Ik had ook een masker op en handschoenen aan en toen trok ik dat ding
(de rechtbank begrijpt: de machete)en sprong ik op de tafel naast de kassa en toen zei ik dat hij geld moest geven. Ik was heen en weer aan het slaan. Ik heb geld gepakt. Ik zei nog geef een tas. [12]
V: Hoe kwam jij aan de handschoenen en dat masker?
A: Dat heb ik gekregen van die twee mensen in de auto.
V: Wat had jij achtergelaten in de schuur?
A: Handschoenen, dat masker en mijn eigen jas. Ik moest alles achterlaten.
V: Wat heb je na die schuur gedaan?
A: Ik ben naar dat café gelopen. Daar stonden die jongens op mij te wachten. Toen gingen we naar binnen.
V: Hoe ken jij [café] ?
A: Ze hadden die route al drie a vier keer gereden. Ze zeiden wat ik moest doen. Eén van die jongens was de route met mij gelopen. Hij liet zien waar die schuur was. [13]
V: In het café had jij een telefoon in je handen, waar is die gebleven?
A: Die telefoon was niet van mij. Die had ik gekregen van [aanduiding voor C] . Mijn eigen telefoon had hij ingenomen. Ik moest mijn wachtwoord geven. Als je dat wachtwoord niet geeft dan ga ik je hier zo onthoofden. Hij gaf mij een Motorola. [14]
V: Wie zijn idee was het om die overval te doen?
A: Het was niet echt een idee, het was een tip die ze kregen. Dat deze winkel veel klanten heeft gehad dus dat de kassa vol moest zitten, misschien wel 1000 euro. [afkorting 1] werd gebeld via Snap. Dus ze zeiden oké je gaat dit doen.
V: Wanneer werd [afkorting 1] gebeld?
A: Een half uur voordat alles gebeurde. We waren aan het rondrijden door die straat waar ook de [winkelnaam 3] was. Het was rond half 8.
V: Wat zei je toen?
A: Op dat moment zag ik niet echt een andere keuze. [15]
A: Ze hadden gevideobeld met die rapper toen ze mij een bloedneus hadden gegeven. [16]
[slachtoffer 1] heeft bij de politie - samengevat en zakelijk weergegeven - onder meer het volgende verklaard:
De rapper [aanduiding voor I] heeft mij een blauw oog geslagen. De bestuurder sloeg mij en ik kreeg daardoor een bloedneus. [17]
[slachtoffer 1] heeft bij de politie - samengevat en zakelijk weergegeven - onder meer het volgende verklaard:
A: [aanduiding voor C] , dat is [C]
(de rechtbank begrijpt: [C] ). [18]
A: De hele reden dat ik de dag erna (
de rechtbank begrijpt: 27 januari 2024) ook naar [plaats 1] moest komen, is omdat zij dachten dat ik het geld had. Zij dachten dat de beroving wel was gelukt en dat ik het geld voor mezelf had gehouden. Daarom moest ik de dag erna terugkomen om mijn schuld in te lossen. Het ging om een iPhone 13 en daar zou € 1.000 voor betaald moeten worden. [19]
V: Wie zijn er nog meer betrokken bij de poging beroving?
A: [aanduiding voor C] was erbij, maar het was het plan van [afkorting 1] . Daarom was [afkorting 1] er de dag erna ook bij, omdat zij dachten dat ik hun geld van die beroving had. [20]
In de kennisgeving van inbeslagneming staat onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende:
Beslagene: [slachtoffer 1] .
Omstandigheden: inbeslagname machete in verband met verdacht bij gebruik overval.
Goednummer: PL0900-2024028393-3289526.
SIN: AARK8505NL. [21]
In het rapport van het NFI van 6 augustus 2024, opgemaakt door ing. [K] , staat - samengevat en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende opgenomen:
AARK9027NL#01 mes AARK8505NL: foedraal in het geheelDNA kan afkomstig zijn van:
- verdachte [C]
- verdachte [slachtoffer 1] . [22]
DNA-mengprofiel AARK9027NL#01 is ongeveer 7 miljoen keer waarschijnlijker wanneer verdachte [C] wel donor is, dan wanneer hij geen donor is. [23]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , inhoudende het onderzoek aan de Samsung van [C] , staat - samengevat en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende opgenomen:
In de telefoon werd een WhatsApp-conversatie aangetroffen tussen de gebruikers: [nummer] @s.whatsapp.net (naam [aanduiding voor I] ), gebruiker [I] .
[nummer] @s.whatsapp.net (naam [aanduiding voor C] ), gebruiker [C] [.] [C] .
Op 26 januari 2024 om 21:36 uur stuurt ' [aanduiding voor C] ' (gebruiker [C] ) het telefoonnummer van [slachtoffer 1] : [nummer] naar ' [aanduiding voor I] ' (gebruiker [I] ). [24]
27 januari 2024
Van
Tijdstip
Inhoud
[aanduiding voor I]
12:11 uur
stuurt een foto. Deze foto blijkt van [slachtoffer 1] te zijn. [25]
[aanduiding voor I]
15:59 uur
Hlt was je er ook al weer
[aanduiding voor I]
16:03 uur
Beter [.] hij die dokoe he
[aanduiding voor I]
16:16 uur
Hoe laat
Ben je hier
[aanduiding voor I]
16:35 uur
Wa jullie [26]
[aanduiding voor C]
16:36 uur
stuurt een afbeelding met daarop de snelweg te zien. Op het verkeersbord is het tankstation [.] te zien. [27]
[aanduiding voor I]
16:36 uur
[.] minuut
[aanduiding voor C]
16:51 uur
Is kkrdruk hierin [.]
[aanduiding voor C]
16:59 uur
Bro ik ben er
[aanduiding voor C]
17:18 uur
Ey bro
Hij zegt ze ov chipkaart zit in die jacka. [28]
[aanduiding voor C]
21:30 uur
Ey die kleine gaat ook niet meer komen.
Hij zit vast
[aanduiding voor I]
21:30 uur
Welke kleine
[aanduiding voor C]
21:31 uur
Die mij moest payen
En jou
[aanduiding voor I]
21:31 uur
Die kil vn. [.] ?
[aanduiding voor C]
21:31 uur
Ja die
[aanduiding voor I]
21:31 uur
Hoe zit hij vast
[aanduiding voor C]
21:31 uur
Hij had ov gedaan (een ov is binnen het criminele circuit een afkorting dat refereert aan een 'overval [29] )
[aanduiding voor C]
21:32 uur
Hij had job gekregen
Om jou te payen
[aanduiding voor I]
21:32 uur
Ik ga 1250 vragen
Aan die [.]
250 voor jullie [30]
Het telefoonnummer + [nummer] staat in de telefoon opgeslagen staat onder de naam [naam] . Op de dag voor en op de dag van de overval is er belcontact tussen * [nummer] en de gebruiker van de telefoon * [nummer] . [31]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] staat - samengevat en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende opgenomen:
Op 7 januari 2024 werd in onderzoek Charlie [medeverdachte 1] aangehouden. Zijn mobiele telefoon werd hierbij inbeslaggenomen en uitgelezen. Ik zag dat [afkorting 1] als contactpersoon was opgeslagen in de bewuste telefoon. Ik zag dat onder de naam [afkorting 1] het volgende nummer stond: + [nummer] .
Bij een zoekvraag naar + [nummer] in de politiesystemen bleek dat het telefoonnummer meerdere malen voor kwam. Ik zag dat het nummer meerdere malen gekoppeld was aan een contact [afkorting 1] . [32]
Door mij werd een vordering verstrekking gebruikersgegevens telefonie opgevraagd over de periode 1 januari 2023 tot en met 19 maart 2024. Ik kreeg de volgende gegevens verstrekt: [verdachte] , [adres] , [postcode] [plaats 1] .
Naar aanleiding van het bovenstaande werden de historische verkeersgegevens opgevraagd van nummer * [nummer] . Uit een korte analyse is gebleken dat:
 de thuismast, gelegen aan de [adres] te [plaats 2] , onder genoemde mast valt de [straat] te [plaats 1] ;
 52 belcontacten zijn met nummer + [nummer] , die in gebruik is bij [medeverdachte 1] . Uit onderzoek is gebleken dat dit nummer in gebruik is bij de moeder van [verdachte] ;
 167 belcontacten zijn met nummer + [nummer] . Uit onderzoek is gebleken dat dit nummer in gebruik is bij [medeverdachte 1] ;
 123 belcontacten met een nummer + [nummer] . Uit onderzoek is gebleken dat dit nummer gebruikt wordt door de vriendin van [verdachte] ;
 23 belcontacten zijn met nummer + [nummer] . Uit onderzoek is gebleken dat dit nummer in gebruik is bij de vader van [verdachte] . [33]
In het proces-verbaal van verbaliant [verbalisant 1] , inhoudende de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer + [nummer] , staat - samengevat en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende opgenomen:
Vanaf 27 januari 2024 18:46 uur tot en met 22:26 uur maakt de telefoon [nummer] (* [nummer] ) wisselend verbinding met het telecombasisstation gelegen aan de [adres] te [plaats 1] en [adres] te [plaats 2] . De plaats delict, gelegen aan het [straat] te [plaats 1] , ligt op het grensgebied van beide telecombasisstations. Dit verklaart de wisseling zoals hierboven omschreven. [34]
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 3] , inhoudende de historische verkeersgegevens van de telefoon van medeverdachte [C] , staat – samengevat en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende opgenomen:
Op 27 januari 2024 om 18.45 uur maakt het nummer * [nummer] weer verbinding met een zendmast in [plaats 1] en om 19.05 uur met een zendmast in [plaats 2] . Om 19.14 uur en tussen 20.02 uur en 22.05 uur maakt het nummer * [nummer] verbinding met verschillende zendmasten gesitueerd in de nabijheid van de plaats delict [adres] en het [café] aan de [straat] te [plaats 1] . [35]
Deze bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud betrekking hebben.
Bewijsoverwegingen
Op grond van de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [slachtoffer 1] op 27 januari 2024 op [plaats 1] Centraal met een auto is opgehaald. Verdachte was de bestuurder van deze auto en [C] was de bijrijder. Verdachte, [C] en [slachtoffer 1] zijn van [plaats 1] naar [plaats 5] en weer terug naar [plaats 1] gereden. Over wat er precies in de auto is gebeurd, lopen de verklaringen van verdachte en [slachtoffer 1] uiteen.
In zo’n geval dient de rechtbank in eerste plaats de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] te boordelen. In het algemeen geldt daarbij dat de verklaringen moeten worden beoordeeld op volledigheid, consistentie en accuraatheid. Als de verklaring van de [slachtoffer 1] betrouwbaar wordt gevonden, moet de rechtbank bepalen of er voor deze verklaring voldoende steunbewijs uit (een) onafhankelijke bron(nen) in het dossier aanwezig is/zijn. In artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is namelijk bepaald dat de rechter het bewijs dat de verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend kan baseren op de verklaring van één getuige of de aangever. Uitgangspunt voor dit vereiste van steunbewijs is dat niet voor alle onderdelen van de tenlastelegging steunbewijs aanwezig hoeft te zijn. Het gaat erom dat in elk geval een deel van de feiten en omstandigheden die door de getuige of de aangever worden genoemd ondersteuning vindt in een of meer andere bewijsmiddelen.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 1]
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar. [slachtoffer 1] heeft op meerdere momenten een verklaring afgelegd over wat hem op 27 januari 2024 is overkomen. Zo heeft hij direct bij zijn aanhouding verklaard dat hij onder druk is gezet om de overval te plegen. Bij zijn latere verhoor door de politie heeft [slachtoffer 1] een uitgebreide verklaring afgelegd. Ongeveer anderhalve maand later heeft hij nogmaals een verklaring afgelegd.
De rechtbank constateert dat deze verklaringen gedetailleerd en op hoofdlijnen consistent zijn. Ook merkt de politie op dat [slachtoffer 1] geëmotioneerd raakte tijdens zijn verhoor. Dit ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank de authenticiteit van zijn verklaring.
Steunbewijs
De verklaring van [slachtoffer 1] vindt voldoende steun in ander bewijsmateriaal. Zo wordt gezien dat hij een blauw oog heeft. Dit past bij zijn verklaring dat hij door een klap van [aanduiding voor I] een blauw oog heeft gekregen. Ook de resultaten van het DNA-onderzoek ondersteunen de verklaring van [slachtoffer 1] , nu hij heeft verklaard dat hij met een machete door [C] is bedreigd en hierop ook DNA-materiaal van [C] is aangetroffen. Daarnaast wordt de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteund door de berichten tussen [C] ( [aanduiding voor C] ) en [I] ( [aanduiding voor I] ). Hierin wordt gesproken over dat [slachtoffer 1] is aangehouden omdat hij een overval had gepleegd, waarbij [C] aangeeft dat [slachtoffer 1] een ‘job’ had gekregen om [C] en [I] te betalen. Dit past dus bij de verklaring van [slachtoffer 1] dat hij onder druk is gezet om de overval te plegen om een schuld terug te betalen. Tenslotte wordt de verklaring van [slachtoffer 1] over het drie tot vier keer rijden van de route en het rondrijden in de straat van de [winkelnaam 3] ondersteund door de zendmastgegevens van de telefoon van verdachte.
Verklaring van verdachte
Verdachte verklaart dat hij op 27 januari 2024 alleen de chauffeur van de auto is geweest. Ter ondersteuning van het scenario van verdachte heeft de verdediging gewezen op de chatberichten tussen [C] ( [aanduiding voor C] ) en [I] ( [aanduiding voor I] ) waarin staat: ‘hij is alleen driver’ en ‘hij doet die torrie niet’. Volgens verdachte heeft alleen [aanduiding voor I] [slachtoffer 1] een klap gegeven en heeft er verder geen (dreiging met) geweld in de auto plaatsgevonden. Verdachte ontkent dat hij [afkorting 1] is.
De rechtbank overweegt dat op de telefoon van de broer van verdachte een contact met de naam ‘ [afkorting 1] ’ staat opgeslagen met telefoonnummer + [nummer] (* [nummer] ). Dit telefoonnummer staat op naam van verdachte, het woonadres van verdachte valt onder het bereik van de thuiszendmast en er zijn meerdere belcontacten met de ouders, broer en de vriendin van verdachte. De rechtbank concludeert dat verdachte de gebruiker is van het telefoonnummer * [nummer] . Ook blijkt uit de politiesystemen dat het telefoonnummer * [nummer] vaker wordt gekoppeld aan de naam [afkorting 1] . Verder weegt de rechtbank mee dat het telefoonnummer van verdachte in de telefoon van medeverdachte [C] staat opgeslagen onder de naam ‘ [naam] ’, wat naar het oordeel van de rechtbank past bij de afkorting ‘ [afkorting 1] ’. De verklaring van verdachte, dat hij door niemand ‘ [afkorting 1] ’ wordt genoemd, is gelet op het voorgaande niet geloofwaardig. De rechtbank stelt dan ook vast dat wanneer [slachtoffer 1] spreekt over [afkorting 1] , hij daarmee verdachte bedoelt.
Verder heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 1] en [C] , nadat zij in [plaats 5] waren geweest, heeft afgezet bij een bushalte in [plaats 1] . Verdachte zou vervolgens naar huis zijn gegaan, hebben gegeten en pas later die avond naar [café] zijn gegaan. Op het moment dat de politie [café] binnenviel, was verdachte net in het café gekomen. Hierdoor zou hij dus geen betrokkenheid kunnen hebben gehad bij hetgeen in de tussentijd volgens de verklaring van [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden (zoals het geven van instructies en het verschaffen van gelegenheid, middelen en inlichtingen), aldus de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank past deze verklaring van verdachte echter niet bij de bevindingen van de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van verdachte, namelijk dat in het uur voorafgaand aan de overval wisselend verbinding wordt gemaakt met het telecombasisstation aan de [adres] te [plaats 1] en de [adres] te [plaats 2] . Immers, als verdachte die avond (grotendeels) thuis was geweest, zou zijn telefoonnummer enkel de thuiszendmast de [straat] in [plaats 2] hebben aangestraald. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verdachte samen met [C] en [slachtoffer 1] is gebleven, zoals door [slachtoffer 1] is verklaard.
Verdachte heeft erop gewezen dat in de berichtenwisseling tussen [C] en [I] een bevestiging gevonden kan worden dat [C] verdachte tegenover [I] geen of slechts een ondergeschikte rol zou toedichten, aangezien [C] zegt: ‘broer ik zeg je eerlijk ik denk hij gaat niet doen’, ‘want hij heeft niets te maken met die torie’ en ‘alleen driver’. Gelet op het tijdstip van deze berichten na de overval kunnen deze berichten ook zien op andere berichten in de conversatie, waarin wordt gesproken over een koper die in de file staat vanuit [plaats 7] en waarin [I] vraagt ‘kan je mattie het niet vast senden’. Ook volgt uit de berichten dat [I] - na het bericht van [C] dat die kleine (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) vastzit - zegt dat hij 1250 aan zijn [.] gaat vragen en vervolgens een geldelijke beloning van 250 in het vooruitzicht stelt voor ‘jullie’, waaruit de rechtbank afleidt dat dit ziet op [C] en verdachte. Dit past niet bij de verklaring van verdachte dat hij geen enkele rol heeft gehad bij de gebeurtenissen in de auto.
Tussenconclusie
Het bovenstaande maakt dat de rechtbank uitgaat van de betrouwbaarheid en de juistheid van de verklaring van [slachtoffer 1] en zij deze zal gebruiken voor het bewijs, terwijl zij de verklaring van verdachte dat hij wel in de auto was maar zelf geen geweld of druk op [slachtoffer 1] heeft uitgeoefend, niet gelooft.
De rechtbank moet vervolgens vaststellen of verdachte er (mede) voor gezorgd heeft dat [slachtoffer 1] is overgegaan tot het plegen van een overval (
uitlokking) en/of verdachte [slachtoffer 1] crimineel heeft uitgebuit.
Uitlokking?
Er is sprake van uitlokking als iemand een ander heeft aangezet tot het begaan van een strafbaar feit, waarvoor de uitgelokte zelf kan worden gestraft. Daarbij moet zijn voldaan aan een aantal vereisten. Er moet allereerst sprake zijn van dubbel opzet: de uitlokker moet niet alleen opzet hebben gehad op het aanzetten van een ander om een delict te begaan, maar ook opzet hebben op de bestanddelen van dat delict. Daarnaast moet de uitlokker een ander op het idee hebben gebracht om het delict te begaan en wordt vereist dat één van de in artikel 47 lid 1 sub 2 van het Wetboek van Strafrecht genoemde uitlokkingsmiddelen is gebruikt. Tot slot moet het uitgelokte delict ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en moet de uitgelokte zelf ook strafbaar zijn.
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze vereisten het volgende. Verdachte (en zijn
medeverdachte(n)) hebben [slachtoffer 1] voorgehouden dat hij geld moest betalen en dat hij geld kon ‘verdienen’ door het plegen van een overval op een specifieke snackbar, namelijk [snackbar] in [plaats 1] . Daarmee is niet alleen aan het dubbele opzetvereiste voldaan, maar ook aan het vereiste dat de uitlokker(s) de uitgelokte op het idee hebben gebracht om het delict te begaan. Daarnaast zijn er meerdere uitlokkingsmiddelen als bedoeld in artikel 47 lid 1 sub 2 van het Wetboek van Strafrecht gebruikt.
Verdachte en zijn medeverdachte(n) hebben niet alleen gedreigd met geweld door middel van een machete en door te dreigen met het plaatsen van een explosief, maar ook daadwerkelijk geweld gebruikt. Zo is [slachtoffer 1] meerdere malen in zijn gezicht geslagen, waardoor hij een blauw oog en een bloedneus heeft opgelopen.
Verdachte en zijn medeverdachte(n) hebben [slachtoffer 1] vervolgens ook gelegenheid, middelen en inlichtingen verschaft. Zo werd [snackbar] gekozen vanwege de goed gevulde kassa, werd [slachtoffer 1] naar de snackbar gereden en hebben verdachte en zijn medeverdachte(n) een rondje met hem gelopen en gereden om de (vlucht)route te verkennen. Daarnaast kreeg [slachtoffer 1] een bivakmuts, een andere jas, handschoenen en een machete én kreeg hij instructies over waar hij die spullen naderhand moest laten. Tenslotte is ook voldaan aan de laatste vereisten: het uitgelokte delict heeft daadwerkelijk plaatsgevonden (waardoor sprake is van een voltooide diefstal met bedreiging met geweld) en de uitgelokte is ook zelf strafbaar, zoals ook blijkt uit het vonnis in de zaak van verdachte [slachtoffer 1] . Hoewel [slachtoffer 1] zich gedwongen voelde om de overval te plegen en uiteindelijk geen weerstand heeft geboden tegen de druk die op hem werd uitgeoefend, waren er momenten waarop hij andere keuzes had kunnen en moeten maken. Dit maakt dat hij wel strafbaar is.
Conclusie
Concluderend stelt de rechtbank vast dat verdachte degene is geweest die, samen met anderen, [slachtoffer 1] heeft uitgelokt om de overval bij [snackbar] te plegen. Daarbij heeft verdachte een veel grotere rol gespeeld dan enkel die van ‘chauffeur’ zoals hij zelf heeft verklaard.
Criminele uitbuiting?
Vervolgens zal de rechtbank beoordelen of verdachte zich - naast de uitlokking van de overval - ook samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan criminele uitbuiting van [slachtoffer 1] .
Criminele uitbuiting is een vorm van mensenhandel als bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal beginnen met de uiteenzetting van het toetsingskader en vervolgens uitleggen waarom zij vindt dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan criminele uitbuiting.
Toetsingskader
Artikel 273f, lid 1, sub 1 Sr
Artikel 273f, eerste lid, onderdeel 1 Sr ziet op het – door middel van een (dwang)middel – werven, vervoeren, overbrengen van een ander met het oogmerk van uitbuiting van de ander. Het gaat om activiteiten om iemand in de positie te brengen, waarin deze bewogen dan wel gedwongen kan worden zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten. De (dwang)middelen zijn bijvoorbeeld dwang, (dreiging met) geweld of een andere feitelijkheid, misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht of misbruik van een kwetsbare positie. De inzet van een dwangmiddel dient ertoe te leiden dat iemand in een uitbuitingssituatie belandt of dat iemand ervan wordt weerhouden zich aan een uitbuitingssituatie te onttrekken. De handelingen omschreven in onderdeel 1 zijn slechts strafbaar als deze zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. Met andere woorden: de gedragingen moeten zijn gericht op de uitbuiting van personen.
De vraag of – en zo ja, wanneer – sprake is van 'uitbuiting', is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de te verrichten activiteit, de beperkingen die deze activiteit voor de betrokkene(n) meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Uit jurisprudentie volgt dat uitbuiting eerder aan de orde is in het geval van (zeer) kwetsbare slachtoffers, zoals minderjarigen, en als het gaat om het uitvoeren van strafbare activiteiten in plaats van het verrichten van andere arbeid.
Artikel 273f, lid 1, sub 2 Sr
Artikel 273f, eerste lid, onderdeel 2 Sr is het equivalent van onderdeel 1, maar dan voor gevallen waarbij het slachtoffer minderjarig is. Het verschil met onderdeel 1 zit hem in het feit dat voor strafbaarheid ten aanzien van minderjarige slachtoffers de in onderdeel 1 genoemde dwangmiddelen niet zijn vereist. De overtuiging van de wetgever is dat aan de exploitatie van minderjarigen ‘misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’ inherent is.
Artikel 273f, lid 1, sub 4 Sr
Artikel 273f, eerste lid, onderdeel 4 Sr stelt het gebruik van iemand in een uitbuitingssituatie strafbaar. Het gaat om de situatie waarbij een ander met een dwangmiddel (dezelfde als genoemd in onderdeel 1) wordt gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten. De gedragingen in onderdeel 4 volgen vaak op de gedragingen in de onderdelen 1 en 2, maar ze kunnen elkaar ook overlappen.
Het oordeel van de rechtbank
Voor een bewezenverklaring van criminele uitbuiting gelden zoals hiervoor gezegd drie vereisten: een handeling, een (dwang)middel en het oogmerk van uitbuiting of een uitbuitingssituatie. De rechtbank stelt allereerst vast dat sprake is van een handeling. Zo is [slachtoffer 1] geworven en vervoerd naar de snackbar met de bedoeling om hem een overval op die snackbar te laten plegen. Daarnaast is sprake van een (dwang)middel. De rechtbank stelt vast dat verdachte en zijn medeverdachte(n) niet alleen hebben gedreigd met geweld, maar ook daadwerkelijk geweld hebben gebruikt. Ook is gelet op het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en de vijftienjarige [slachtoffer 1] sprake van het misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en is misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1] . Tenslotte is ook voldaan aan het laatste vereiste, het oogmerk van uitbuiting of een uitbuitingssituatie. Zo werd van [slachtoffer 1] verlangd dat hij een ernstig strafbaar feit zou uitvoeren, terwijl hij daar zelf niets aan zou overhouden, behalve het risico om gepakt te worden. Daarentegen zouden verdachte en zijn medeverdachte(n) hier wel voordeel uit halen, nu met de opbrengst van de overval de fictieve schuld van [slachtoffer 1] zou worden afbetaald.
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte samen met anderen [slachtoffer 1] crimineel heeft uitgebuit.
4.2
Deelonderzoek Alfa: (feit 2: diefstal met bedreiging met geweld van [slachtoffer 2] )
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met anderen onder bedreiging van geweld enig goed van [slachtoffer 2] heeft weggenomen. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om verdachte partieel vrij te spreken van de diefstal van de telefoon en het geldbedrag, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat deze specifieke goederen zijn weggenomen.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte van het onder feit 2 ten laste gelegde vrij te spreken. Hij heeft aangevoerd dat de getuigenverklaring van [slachtoffer 2] leugenachtig is, waardoor deze van het bewijs moet worden uitgesloten. Zo zou op een door de verdediging ingebracht geluidsfragment te horen zijn dat [slachtoffer 2] erkent dat hij een leugenachtige verklaring heeft afgelegd bij de rechter-commissaris. Ook heeft [slachtoffer 2] op verschillende punten wisselende verklaringen afgelegd, hetgeen zijn verklaring ongeloofwaardig en onbetrouwbaar maakt. Daarnaast wordt de verklaring van [slachtoffer 2] niet ondersteund door objectieve bewijsmiddelen, aldus de raadsman.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank: bewezenverklaring
Op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 ten laste gelegde, de diefstal met bedreiging met geweld van [slachtoffer 2] .
Bewijsmiddelen
De verklaring van verdachte op de terechtzitting van 2 april 2025:
Ik ben op 17 december 2023 met mijn zwarte Volkswagen Polo naar de wijk [wijk 2] in [plaats 1] gereden. Ik was de bestuurder van de zwarte Volkswagen Polo. Ik heb contact gelegd tussen de koper en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ). Ik wist dus dat er een koop zou plaatsvinden. Ik ben samen met de koper meegereden naar de wijk [wijk 2] . Ik ben ook weer teruggereden naar [café] .
De verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] op de terechtzitting van 2 april 2025:
Ik was op 17 december 2023 de bijrijder van de Volkswagen ID4. Ik ben vanaf [café] naar de [straat] in [plaats 1] gegaan. Op de [straat] stapte [slachtoffer 2] achterin de Volkswagen ID4. We zaten met zijn drieën in de Volkswagen ID4. In de auto zou een koop plaatsvinden. De bestuurder van de Volkswagen ID4 schreeuwde naar [slachtoffer 2] .
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , inhoudende de uitwerking van het 112-gesprek, staat – samengevat en zakelijk weergegeven - onder meer het volgende opgenomen:
Op 17 december 2023 komt de melding om 19.03 uur binnen bij de 112-centrale van de Gemeenschappelijke Meldkamer in Utrecht. [36] De melder betreft: [slachtoffer 2] . [37] De melder klinkt geschrokken en praat onsamenhangend.
Melder: Zo snel mogelijk politie [straat] . Vuurwapens en machetes. Ze hebben me bestolen. Daar hebben ze messen en vuurwapens bij gebruikt. Ik ben beroofd met een vuurwapen.
Centralist: En hoelang geleden is dat nu gebeurd?
Melder: Ik ben continu achter ze aangereden. Ze staan nu op het [straat] .
Centralist: Wat voor auto was het?
Melder: Een zwarte Volkswagen Polo en een ID4 Volkswagen. [38]
Melder: Ik sta helemaal te shaken.
Centralist: Hoe zag dat vuurwapen eruit. Kun je dat omschrijven?
Melder: Een klein handwapen, 9-millimeter. Het werd achterover geladen. [39]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] staat – samengevat en zakelijk weergegeven - onder meer het volgende opgenomen:
MeldingOp 17 december 2023 omstreeks 19.03 uur kregen wij de melding om naar het [straat] te [plaats 1] te gaan.
Ter plaatseWij hebben telefonisch contact opgenomen met melder: [slachtoffer 2] . Wij hoorden [slachtoffer 2] zeggen dat hij beroofd was. Wij hoorden hem zeggen dat dit niet op het [straat] was gebeurd, maar nabij zijn woning op de [adres] te [plaats 1] .
Melder
Wij hoorden [slachtoffer 2] het volgende verklaren:
- dat er omstreeks 18.40 een Volkswagen ID 4 de [straat] op reed;
- er twee personen in dit voertuig zaten, welke hem vroegen om in te stappen;
- ze vervolgens naar de hoek met de [straat] reden en hier stopten; [40]
- dat er een zwarte Volkswagen Polo naast hem stopte, waarvan de bijrijder vervolgens uitstapte;
- dat de bijrijder een zwart vuurwapen in zijn hand had en deze doorlaadde;
- de bijrijder weer instapte en met een groot mes uit het raam zwaaide;
- hij vervolgens de auto uit moest;
- beide auto's wegreden in de richting van de Ringweg-Koppel.
Wij hoorden [slachtoffer 2] zeggen dat hij vervolgens zijn eigen voertuig heeft gepakt en achter de verdachten aan is gereden. Wij hoorden hem zeggen dat hij de voertuigen op de Ringweg-Koppel in zicht kreeg, vervolgens via de Ringweg- [wijk 3] en Ringweg- [wijk 1] , naar het [straat] is gereden, waar hij de vier personen uit zag stappen ter hoogte van [café] .
[slachtoffer 2] toonde ons een foto van de verkoper, waarop wij deze ambtshalve herkenden als zijnde: [verdachte] . [41]
Getuige [S] heeft op de terechtzitting van 2 april 2025 – samengevat en zakelijk weergegeven - onder meer het volgende verklaard:
Ik woon met [slachtoffer 2] samen in een woning aan de [adres] in [plaats 1] . [slachtoffer 2] kwam op 17 december 2023 overstuur onze woning binnen. Hij was in paniek en in shock en vertelde een onsamenhangend verhaal. [slachtoffer 2] zei dat hij was afgeperst door vier personen. Hij was in een auto gestapt en was vervolgens afgeperst. [slachtoffer 2] zei dat hij achter de daders was aangereden tot aan [wijk 1] . Ook zei [slachtoffer 2] dat tijdens de achtervolging met een machete uit het raam werd gezwaaid.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , inhoudende de historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte [medeverdachte 1] , staat – samengevat en zakelijk weergegeven - onder meer het volgende opgenomen:
Verdachte [medeverdachte 1] werd op 7 januari 2024 aangehouden. Na zijn aanhouding werd een iPhone 14 aangetroffen en inbeslaggenomen. Uit digitaal onderzoek aan de telefoon bleek dat in de iPhone 14 het nummer [nummer] gebruikt. [42]
Op 17 december 2023 om 18.32 uur maakt het nummer * [nummer] verbinding met een zendmast aan de [straat] te [plaats 1] en tussen 18.40 en 18.45 uur maakt het nummer * [nummer] verbinding met de zendmast aan de [straat] te [plaats 1] . Deze zendmast is gesitueerd in de directe omgeving van de plaats delict [straat] te [plaats 1] . Het nummer * [nummer] maakt om 18.52 uur weer verbinding met de zendmast [straat] gesitueerd in de omgeving van de woning van verdachte [achternaam van verdachte en medeverdachte 1] en het door het slachtoffer genoemde grand [café] .
Het nummer * [nummer] heeft op 17 december 2023 om 18.21, 18.26, 18.32, 18.40, 18.41, 18.44, 18.45, 18.50, 18.52, 19.02. 19.17 uur contact (gesprekken) met het telefoonnummer [nummer] , in gebruik bij [verdachte] . Dit betreffen zowel in- als uitgaande contacten. [43]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , inhoudende de historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte [verdachte] , staat – samengevat en zakelijk weergegeven - onder meer het volgende opgenomen:
De mobiele telefoon met * [nummer] maakt op 17 december 2023 om 18:26 uur verbinding met het basisstation aan de [straat] te [plaats 1] . Hierna verschuift de telefoon om 18:32 uur naar het basisstation aan de [straat] te [plaats 1] . Om 18:40 en 18:41 uur maakt de telefoon verbinding met het basisstation aan de [straat] [plaats 1] . Deze cell-ID bestrijkt het gebied waar de [straat] te [plaats 1] in valt. [44] Om 18:50 uur maakt de telefoon weer verbinding met het basisstation aan de [straat] . Om 18:52 uur maakt de telefoon verbinding met het basisstation aan Stadsring. Om 18:59 uur maakt de telefoon verbinding met het basisstation aan de [straat] te [plaats 1] . De cell-ID bestrijkt het gebied waarin het [straat] valt. [45]
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting een beeld naar voren lijkt te komen, waarbij alle betrokkenen in deze zaak niet de volledige waarheid lijken te spreken. Dit betekent dat de rechtbank een grotere mate van voorzichtigheid heeft betracht dan de gebruikelijke bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van de verklaringen en hoge eisen stelt aan de objectiviteit van het steunbewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 2]
Anders dan de verdediging, acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 2] (grotendeels) betrouwbaar. Hoewel zijn verklaring vragen oproept, is die in de kern consistent geweest, namelijk dat [slachtoffer 2] door meerdere mannen was bestolen/beroofd onder dreiging van een wapen en machete. Bij de 112-melding heeft hij direct aangegeven dat hij was bestolen/beroofd, dat daarbij een vuurwapen en een mes waren gebruikt, dat daarbij een Volkswagen ID4 en een zwarte Volkswagen Polo waren betrokken. Ook verklaarde hij dat hij de daders naar [café] was gevolgd. Kort na de melding spreekt [slachtoffer 2] met de politie, waarbij hij een soortgelijke verklaring aflegt. De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 2] op 3 januari 2024 bij de wijkagent, op 6 maart 2025 bij de rechter-commissaris en op de terechtzitting van 2 april 2025 deze onderdelen van zijn verklaring steeds heeft herhaald en daarmee een consistente verklaring heeft afgelegd. Zijn verklaringen bij de politie zijn op onderdelen ook gedetailleerd. Zo benoemt hij specifieke kenmerken van het gebruikte vuurwapen en de (kentekens van de) auto’s die bij de beroving zijn gebruikt. Dit draagt bij aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring.
Met de verdediging constateert de rechtbank dat [slachtoffer 2] over bepaalde onderdelen wisselend heeft verklaard, zoals over welk(e) goed(eren) (precies) zijn weggenomen. De rechtbank gaat er daarom, net als de officier van justitie, vanuit dat bij de diefstal enig goed is weggenomen. Ook constateert de rechtbank dat [slachtoffer 2] terughoudend is bij het (nader) verklaren over het ten laste gelegde feit en geen aangifte heeft willen doen. De rechtbank acht dit echter verklaarbaar gelet op de dreigingen waarover in het dossier wordt gesproken. Zo heeft [slachtoffer 2] bij de politie aangegeven dat hij geen aangifte wilde doen in verband met de veiligheid van zijn dochter en zijn (ex-)vrouw. Hierbij gaf hij aan dat hij van een van de daders een bericht had ontvangen dat hij voortaan met één oog open moet slapen. De omstandigheid dat [slachtoffer 2] niets met de zaak te maken wil hebben, maakt daarmee niet dat zijn verklaring daardoor onbetrouwbaar is.
Geluidsfragment
Ten aanzien van het door de verdediging ingebrachte geluidsfragment overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank heeft haar twijfels over de betrouwbaarheid van de totstandkoming van het geluidsfragment. Zo begint getuige [S] direct bij de opname van het geluidsfragment met het stellen van (zeer) sturende vragen, waarop [slachtoffer 2] heel kort of geen antwoord geeft. Er is geen sprake van een normaal gesprek tussen [slachtoffer 2] en [S] . Daarbij heeft de rechtbank sterk de indruk dat [slachtoffer 2] tijdens het geluidsfragment niet volledig bij kennis was. Dit wordt ook bevestigd door de verklaring van [slachtoffer 2] ter terechtzitting, waarin hij aangeeft zich het gesprek niet te kunnen herinneren. Verder roepen het moment waarop het geluidsfragment is ingebracht (kort voor de terechtzitting) en de amoureuze berichten tussen verdachte en getuige [S] op zijn minst twijfels op over de totstandkoming van het geluidsfragment. Met de officier van justitie acht de rechtbank de berichten in de nacht van 19 op 20 maart 2025 opvallend.
[S] stuurt dan een bericht dat verdachte op zijn Snapchat moet kijken, waarop verdachte reageert dat hij dat heeft gedaan. Vervolgens bedankt getuige [S] verdachte vrijwel direct nadat zij het spraakbericht heeft gemaild. Tot slot merkt de rechtbank op dat [slachtoffer 2] in het geluidsfragment niet erkent dat hij bij de rechter-commissaris heeft gelogen. Hij geeft juist expliciet aan dat hij niet heeft gelogen. Gelet op al het voorgaande, weegt de rechtbank het ingebrachte geluidsfragment anders dan de verdediging en is zij van oordeel dat deze opname niet afdoet aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 2] .
Steunbewijs
De verklaring van [slachtoffer 2] wordt ondersteund door de verklaring van getuige [S] . Zij verklaart dat [slachtoffer 2] op 17 december 2023 in paniek en in shock de woning binnenkwam. Zij zag dat hij overstuur was. [slachtoffer 2] vertelde aan haar dat hij in een auto was gestapt, werd afgeperst en dat er vervolgens gedreigd werd met een machete. Zowel deze emoties als de weergave van de gebeurtenissen door [slachtoffer 2] aan getuige [S] komen overeen met de 112-melding. Zo beschrijft de verbalisant die de 112-melding heeft uitgewerkt, dat [slachtoffer 2] geschrokken klinkt en onsamenhangend spreekt. Daarnaast wordt de verklaring van [slachtoffer 2] ondersteund door de reisbewegingen van de telefoons van de verdachten. Zo blijkt uit de historische verkeersgegevens dat deze verbinding maken met diverse zendmasten op de door [slachtoffer 2] beschreven vluchtroute van de daders. Verder worden bepaalde onderdelen van de verklaring van [slachtoffer 2] ook bevestigd door de (mede)verdachte, wat tevens steun biedt aan de verklaring van [slachtoffer 2] .
Verklaring verdachte
Verdachte ontkent dat hij bij de beroving [slachtoffer 2] betrokken is geweest. Hij verklaart dat [slachtoffer 2] (een paar gram) wiet wilde verkopen en dat hij hiervoor verdachte had benaderd. Verdachte zou als tussenpersoon hebben gefungeerd en de koper en [slachtoffer 2] hebben samengebracht. Verdachte was voorafgaand aan de koop in [café] en is vervolgens samen met de koper naar de wijk [wijk 2] gereden. Hij zou niet bij de koop, en dus ook niet bij de (mogelijke) diefstal met geweld, aanwezig zijn geweest, maar op de hoek van de straat hebben gewacht.
De rechtbank vindt de verklaring van verdachte niet aannemelijk en niet passen bij de historische verkeersgegevens van zijn telefoon en de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] . Daaruit volgt dat de telefoons eenzelfde beweging maken naar de wijk [wijk 2] en weer terug gaan naar [café] . Daarnaast hebben de verdachten voorafgaand, ten tijde van en na de diefstal meerdere malen telefonisch contact met elkaar gehad. Nu verdachte geen verklaring geeft over de reden en de inhoud van het telefonische contact, gaat de rechtbank er vanuit dat dit contact betrekking had op de diefstal.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met bedreiging met geweld van enig goed.
4.3
Deelonderzoek Kilo (feit 3: de heling van Mini Countryman)
4.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde opzetheling wettig en overtuigend te bewijzen.
4.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte integraal vrij te spreken van het laste gelegde, omdat het alternatieve scenario van verdachte niet door objectieve bewijsmiddelen kan worden weerlegd.
4.3.3
Het oordeel van de rechtbank: bewezenverklaring
Op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van een Mini Countryman One.
Bewijsmiddelen
Aangever [L] heeft – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
De inbraak heeft plaatsgevonden in de nacht van zaterdag 25 november op zondag 26 november 2023. De auto van mijn ouders is ook weggenomen. [46] Deze auto stond nog in de garage toen de politie op zondag (
de rechtbank begrijpt: op zondag 26 november 2023) bij de woning was. Nu kreeg mijn vader via de ANWB een bericht op zijn telefoon dat er met de auto te hard gereden was op maandag 27 november 2023 op de [straat] te [plaats 1] . De auto betreft een Mini Countryman voorzien van het kenteken [kenteken] . [47]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] staat – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Door de officier van justitie werden van de ANWB de gegevens van het voertuig voorzien van het kenteken [kenteken] gevorderd.
Uit de door de AMWB verstrekte gegevens bleek mij:
Start
Eind
Start adres
Eindadres
11/27/2023 20:03 uur
11/27/2023 20:22 uur
[adres] [.]
[adres]
11/28/2023 13:14 uur
11/28/2023 14:09 uur
[adres] [.]
[adres] [48]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] staat – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Ik zag dat de Mini, type Countryman One, voorzien van het kenteken [kenteken] , overgeschreven was op 28 november 2023 om 14.08 uur. Ik zag dat de auto vanaf dat moment de volgende tenaamstelling had: [.] , [adres] [postcode] te [plaats 1] . [49]
De eigenaar van [.] . heeft – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 28 november 2023, omstreeks 13:30 uur kwam een man de showroom binnenlopen. Deze man bood een voertuig aan. Ik liep samen met de man naar de auto toe. Daar zag ik een meisje achter het stuur zitten. Ik hoorde de man zeggen dat dat zijn dochter was. Ik zag dat het voertuig een Mini Countryman betrof, met kenteken [kenteken] .
Ik hoorde de man het bedrag 18.000 euro noemen als verkoopprijs. Ik heb gezegd dat mijn laatste bod 13.000 euro was en dat ik niet hoger zou gaan. Ik hoorde de man zeggen dat hij zijn vrouw wilde bellen. Na dit telefoongesprek hoorde ik de man zeggen dat hij akkoord ging met 13.000 euro. [50] Ik hoorde de man zeggen dat hij het bedrag van 13.000 euro graag contant wilde hebben. Ik vroeg de man waarom hij het geld contant wilde hebben. Ik hoorde de man zeggen dat er beslag was gelegd op zijn rekening en dat hij daar dus geen geld af kon halen. Omdat ik 1.000 euro tekort kwam, heb ik dit bedrag moeten overmaken naar de man. Ik zag dat de man naar de auto liep en vervolgens weer terugkwam met een oranje bankpas van de ING. Ik hoorde de man zeggen dat dit de bankpas van zijn dochter was. Ik heb een kopie van de bankpas met daarop de naam [O] . [51]
[B] heeft bij de politie – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Wat is de naam van de autodealer?
A: [.] in [plaats 1] .
V: Wat kwam je op 28 november 2023 doen bij dit autobedrijf?
A: Ik kwam een vriend helpen een auto te verkopen, daar zou ik ook wat geld voor krijgen. [52]
V: Over welke vriend heb je het?
A: [verdachte] . [53]
C: De aangever (
de rechtbank begrijpt: [N]) heeft in zijn aangifte verklaard dat hij aan jou gevraagd heeft waarom je de Mini Countryman wilde verkopen. Hierop zou jij geantwoord hebben, dat je belastingschulden hebt.
V: Waarom zei je dit?
A: Ze hadden gezegd dat ik dit het beste kan zeggen.
V: Wie is ze?
A: De jongens die erbij waren.
V: Welke jongens die erbij waren?
A: [verdachte] , twee jongens en een jongedame.
V: Op welke wijze ben jij in het bezit gekomen van deze Mini Countryman?
A: Die jongens hebben mij de sleutels en het kentekenbewijs gegeven.
V: Waar kreeg je dit?
A: Op de parkeerplaats bij dat jeugdhonk. [54] V: Waarom vroeg je een bedrag van 18.000,- euro?
A: Omdat een vriend van [verdachte] tegen mij zei dat het een goede richtprijs was. [55]
A: Ik heb met die jongens gebeld om de prijs van 13.000,- euro te bespreken.
V: Waarom ben je akkoord gegaan met het bod van 13.000,- euro voor de Mini Countryman?
A: Omdat de jongens met wie ik belde zei dat het goed was.
A: In eerste instantie hebben we met z'n drieën in de Mini gezeten. Die vriend van [verdachte] was de chauffeur. Ik zat erin en er zat ook een meisje in. [verdachte] zat in een andere auto. We zijn met twee auto's naar het autobedrijf gereden. In het totaal waren we met 5 personen. [56]
V: Waarom zei je dat het meisje je dochter was?
A: Ja, dat was de instructie gegeven door die jongens. [57]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] staat – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Foto 2: [verdachte] . Ik hoorde verdachte [B] bij foto 2 het volgende zeggen: "Ja dit is hem, 100%. Dit is [verdachte] . Hij was erbij. Hij zat in de auto waar ook nog anderen in zaten. [58]
[B] heeft bij de rechter-commissaris – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
In uw verklaring van 9 april verwijst u steeds naar die jongens. Zijn dat dezelfde jongens?
Er waren drie jongens en ik verwijs dan naar die drie jongens. Ik sprak niet steeds met dezelfde persoon, het wisselde. [59]
Ik kan niet eens autorijden. Ik heb geen rijbewijs. Ik was met de fiets. [60] Zij hadden de auto
klaarstaan. Zij waren daar al met zijn drieën en het meisje. [61]
Op enig moment is u verteld wat er moest gebeuren. Was dat al in het chatgesprek?Nee, dat was op de locatie waar we afspraken. In het bericht werd gezegd dat ze een auto wilden verkopen voor een vriend en dat ze iemand nodig hadden die er representatief uitzag.
Het werd pas duidelijk toen we stopten bij het industrieterrein. Het meisje zat achterin en ik zat rechts voorin. De drie mannen gingen in een andere auto overleggen en toen kwam dezelfde jongen terug die mij eerder de spullen had overhandigd en hij zei ‘we gaan het zo doen’. [62]
Ik liep met het meisje naar de afgesproken plek. [verdachte] zat rechts voorin of achterin en ik heb het geld gegeven aan de persoon die achter het stuur zat. De bestuurder heeft die enveloppe met geld gegeven aan diegene die naast hem zat, [verdachte] of de andere jongen. [63]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , inhoudende het onderzoek aan de telefoon van [O] , staat – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Onder [O] werd een mobiele telefoon inbeslaggenomen. [64]
Zoekslag [nummer]
Het telefoonnummer * [nummer] staat gekoppeld aan de naam [verdachte] . [65]
Inkomende gesprekken van [verdachte] .
De tijd werd in de telefoon weergegeven in de tijdszone UTC+0. De daadwerkelijke tijd in Nederland is één uur later.
  • 28 november 2023 om 13:18:12 (UTC+0).
  • 28 november 2023 om 13:46:23 (UTC+0).
  • 28 november 2023 om 13:46:48 (UTC+0).
  • 28 november 2023 om 13:50:23 (UTC+0).
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , inhoudende de historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte, staat – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
De wegenomen Mini werd op 28 november 2023 omstreeks 13.30 uur verkocht aan het garagebedrijf [onderneming 1] , gevestigd aan de [straat] te [plaats 1] . Deze verkoop inclusief het overboeken van het geld duurde tot ongeveer 15.00 uur.
Het nummer * [nummer] maakt op 28 november 2023 tussen 13.17 uur en 15.05 uur verbinding met zendmasten op de locaties [straat] en de [straat] in [plaats 1] . Deze zendmasten zijn gesitueerd in de omgeving van het garagebedrijf " [onderneming 1] " aan de [straat] te [plaats 1] . [67]
Bewijsoverweging
De rechtbank leidt uit voornoemde bewijsmiddelen het volgende af. In de nacht van zaterdag 25 november op zondag 26 november 2023 vindt een woninginbraak plaats, waarbij het kentekenbewijs en de autosleutels van een Mini Country-man met het kenteken [kenteken] gestolen. Tussen zondagmiddag 26 november 2023 na vertrek van de politie en maandag 27 november 2023 wordt deze Mini vervolgens uit de garage van de woning gestolen. [B] heeft deze gestolen Mini op 28 november 2023 tussen 13:30 uur en 15:00 uur te koop aangeboden bij ‘ [onderneming 1] ’. Hij is op dat moment samen met de vriendin van verdachte, [O] .
[B] verklaart dat hij een vriend [verdachte] zou helpen bij de verkoop van de Mini. Wanneer een foto van verdachte aan [B] wordt getoond, verklaart hij dat dit zijn vriend [verdachte] is. [B] verklaart dat hij via app is benaderd en dat hij had afgesproken bij het jeugdhonk. Hier zag hij drie jongens en een meisje staan, waaronder verdachte en zijn vriendin [O] . Zij zijn vervolgens met zijn vijven naar het autobedrijf gereden. Op het industrieterrein zouden de drie jongens met elkaar in de auto zijn gestapt om te overleggen, waarna [B] van één van de jongens instructies heeft ontvangen. Na de verkoop van de Mini is [B] samen met [O] naar een afgesproken plek gelopen, waarbij hij het geld aan één van de drie jongens heeft gegeven. Volgens [B] was verdachte op dat moment ook weer aanwezig in de auto.
Verdachte ontkent dat hij betrokken is bij de heling van de Mini. Hij verklaart dat [B] met de gestolen Mini naar de jongerenontmoetingsplek is gereden. Hierbij vertelde [B] dat hij de Mini wilde verkopen en vroeg hij of iemand wilde helpen, waarna de vriendin van verdachte aanbood om te helpen. Verdachte is bij de ontmoetingsplek gebleven en heeft zijn vriendin op een later moment opgehaald op een bedrijventerrein.
De rechtbank vindt de verklaring van verdachte niet aannemelijk gelet op de verkeersgegevens van de gestolen Mini en de gegevens van de telefoon van verdachte. Zo blijkt uit de ANWB-gegevens dat de gestolen Mini vanaf de avond van 27 november 2023 op de [straat] heeft gestaan, vlakbij het woonadres van verdachte. Hierbij weegt ook mee dat [B] heeft verklaard dat hij geen rijbewijs heeft, waardoor de rechtbank het niet aannemelijk vindt dat [B] met de gestolen Mini heeft gereden. Daarnaast past de verklaring van verdachte niet bij de historische verkeersgegevens van zijn telefoon. Verdachte heeft immers verklaard dat hij bij de jongerenontmoetingsplek is gebleven, terwijl verdachte ten tijde van de verkoop van de gestolen Mini meerdere malen contact heeft met [O] , waarbij de telefoon van verdachte op dat moment aanstraalt met masten in de omgeving van het garagebedrijf van ‘ [onderneming 1] ’.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen ook een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de andere mannen blijkt. Zo verklaart [B] dat er overleg tussen de drie jongens plaatsvond, dat hij wisselend met de jongens sprak en dat verdachte zowel voorafgaand als na de verkoop van de auto aanwezig was.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen de gestolen Mini Country-man met het kenteken [kenteken] voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij wist dat dit voertuig van enig misdrijf afkomstig was. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
4.4
Deelonderzoek Hotel (feit 4: diefstal van een camera van [slachtoffer 3] ) en deelonderzoek India (feiten 5, 6, en 7: (poging tot) diefstal van postpakketten)
4.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 4, feit 5, feit 6 en feit 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder feit 4, feit 5, feit 6 en feit 7 ten laste gelegde, omdat het dossier onvoldoende concrete aanwijzingen voor de betrokkenheid van verdachte bevat. Verdachte ontkent dat hij op 28 december 2023 en 5 januari 2024 de bestuurder van de auto is geweest. Hij heeft een verklaring afgelegd over de aanwezigheid van zijn auto en zijn telefoon in de omgeving van de plaatsen delict. Dat er op bepaalde momenten belcontact lijkt te zijn tussen de medeverdachten en de telefoon van verdachte, betekent niet dat verdachte de gebruiker van de telefoon is geweest. De werkelijke dader kan immers ook gebruik van de telefoon van verdachte hebben gemaakt, aldus de raadsman.
4.4.3
Het oordeel van de rechtbank: bewezenverklaring
Op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 4 tenlastegelegde, diefstal van een camera van [slachtoffer 3] , en de onder feiten 5, 6 en 7 tenlastegelegde feiten, (poging tot) diefstal van postpakketten.
Bewijsmiddelen
De verklaring van verdachte op de terechtzitting van 31 maart 2025:
Ik ben de eigenaar van een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] .
Aangever [slachtoffer 3] heeft - samengevat en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Ik ben eigenaar van de [winkelnaam 1] , gelegen aan de [adres] te [plaats 3] . Op 28 december 2023 omstreeks 10.20 uur kwam er een man in de winkel. Hij droeg een groen hesje van [afkorting 2] . Deze man vertelde dat hij de baas van de chauffeurs van [afkorting 2] was. Er was een nieuwe
chauffeur waar het niet goed mee ging. De man heeft met de desbetreffende chauffeur gebeld. De man vroeg of hij de pakketten mocht bekijken. Ik ben met de man naar de ruimte gelopen waar de pakketten opgeslagen liggen. Na een paar minuten vertelde de man mij dat hij niet meer wilde wachten op de chauffeur. De man heeft toen de winkel verlaten. Ongeveer 1 minuut later kwam mijn vader naar mij toelopen. Mijn vader vroeg of ik de camera had weggepakt. De camera stond in de ruimte, gelegen achter de opslag voor de pakketten. [68] Ik had de camera niet weggenomen, en wist gelijk dat het de man moest zijn geweest. Op camerabeelden is te zien dat de man als bijrijder in een zwarte Volkswagen Polo stapte. Deze personenauto had het kenteken: [kenteken] . [69]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft - samengevat en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Bent u op 28 december 2023 bij de [winkelnaam 1] aan de [adres] in [plaats 3] geweest?
Ja.
Heeft u toen gebruikgemaakt van het voertuig [kenteken] ?
Dat klopt.
Om wat te doen?
De diefstal van die camera. [70]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , inhoudende de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer + [nummer] , staat - samengevat en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende opgenomen:
Het telefoonnummer * [nummer]
(zoals hiervoor eerder vastgesteld door de rechtbank: het telefoonnummer van verdachte) maakt op 28 december 2023 maakt tot 10.11 uur verbinding met de zendmast [adres] te [plaats 2] . [71] Het nummer * [nummer] maakt om 10.19 uur verbinding met de zendmast [adres] te [plaats 3] . Het nummer * [nummer] heeft om 10.19 uur contact met + [nummer] ( [medeverdachte 1] ). Om 12.11 uur maakt het nummer * [nummer] weer verbinding met de zendmastlocatie [adres] te [plaats 2] . [72]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] staat - samengevat en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende opgenomen:
Op 11 maart 2024 doorzocht ik een zwarte Volkswagen Polo voorzien van kenteken [kenteken] . In de achterbak trof ik een groenkleurig hesje met daarop fluorescerende strepen. Tevens zag ik een geel logo van [afkorting 2] op het hesje. [73]
Aangever [P] heeft - samengevat en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Pleegdatum/tijd: 5 januari 2024 om 10:24 uur.
Ik doe aangifte van een poging diefstal uit de winkel. Het betreft hier de [winkelnaam 2] te [plaats 4] . Op 5 januari 2024 kwam er een man de winkel binnen. Hij had een groen veiligheidsvest aan waar het [afkorting 2] -logo op stond. Hij vroeg aan mijn collega of er pakketten voor de [afkorting 2] klaarlagen. Dit vond mijn collega vreemd, omdat wij een [.] -punt zijn en geen [afkorting 2] . Mijn collega is toen toch voor de zekerheid nog naar achter gelopen in de winkel. Hij heeft hier gekeken of er echt geen pakketten lagen. Deze lagen er niet. Hij is toen teruggelopen daar betreffende persoon en heeft dit medegedeeld. De persoon is daarop vertrokken en stapte in een donkere Volkswagen. [74]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 10] staat - samengevat en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende opgenomen:
Bestand 1 betreft [winkelnaam 2] locatie [plaats 4] .
05-01-2024, tijdstip 10:24 uur: een zwartkleurige Volkswagen Polo komt aangereden en parkeert de auto schuin, midden op straat. Aan de bijrijderszijde stapt verdachte
(de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3] )uit en loopt naar de [winkelnaam 2] toe om vervolgens daar naar binnen te gaan. De bestuurder van de zwartkleurige Volkswagen Polo, zet de auto vervolgens recht weg en staat daar met gevarenlichten aan geparkeerd. [75]
Aangever [Q] heeft - samengevat en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Ik doe aangifte van poging tot diefstal bij de [winkelnaam 2] . Op 5 januari (
de rechtbank begrijpt: 2024) was ik aan het werk bij de [winkelnaam 2] in [onderneming 2] . Om 10:24 uur kwam er een man de winkel binnen. Ik zag dat hij een [afkorting 2] -vestje droeg. Hij vroeg of wij nog retourpakketten hadden voor [afkorting 2] . Ik wist dat er net daarvoor in [plaats 4] bij de [winkelnaam 2] ook een man binnen was geweest met dezelfde vraag. Ik zei tegen de man dat wij dat niet hadden, waarop hij weer omkeerde en de winkel uitliep. Op de beveiligingscamera is duidelijk te zien dat deze man uit een zwarte Volkswagen Polo stapt als bijrijder. [76]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 12] staat - samengevat en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende opgenomen:
Ik hoorde de filiaalmanager van [winkelnaam 2] te [onderneming 2] verklaren dat gezien was dat de nepbezorger met een personenauto van het merk Volkswagen met kenteken [kenteken] reed. [77]
Aangever [R] heeft - samengevat en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Ik ben werkzaam bij het bedrijf [onderneming 2] gevestigd in [onderneming 2] . Op 5 januari 2024 was [J] aan het werk in onze winkel. Omstreeks 10.30 uur kwam er een mannelijke medewerker van de [afkorting 2] de winkel binnen. Hij kwam retourpakketten ophalen. De medewerker van de [afkorting 2] is tweemaal met een aantal pakketten naar buiten gelopen om ze in zijn voertuig te zetten. Omstreeks 16.30 uur kwam er wederom een medewerker van de [afkorting 2] onze winkel binnengelopen om retourpakketten op te halen. [78] [J] gaf de medewerker aan dat de pakketten al waren opgehaald. De medewerker gaf aan dat dit niet mogelijk was.
Ik kan op de camerabeelden geen kenteken van het voertuig zien waar de persoon in reed.
Het enige wat ik heb kunnen waarnemen is dat het een Zwarte Volkswagen Polo of Golf was. [79]
In het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar van verbalisant [verbalisant 11] staat - samengevat en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende opgenomen:
Verstrekte informatie
Wie (her)kent deze man? Hij doet zich voor als medewerker van [afkorting 2] en weet op die manier bij [afkorting 2] ophaal/afleverpunten in winkels, pakketten te bemachtigen/weg te nemen.
Verstrekt beeldmateriaal
De aandachtvestiging bevatte videobeelden. Hiervan zijn 4 stills gemaakt.
Herkenning
De persoon op still 1, de persoon op still 2, de persoon op still 3 en de persoon op
still 4 herken ik als: [medeverdachte 3] . [80]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , inhoudende de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer + [nummer] , staat – samengevat en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende opgenomen:
Op 5 januari 2024 vanaf 06.57 uur wordt gebruiker * [nummer]
(zoals hiervoor eerder vastgesteld door de rechtbank: het telefoonnummer van verdachte) diverse malen ingebeld door het nummer [nummer] (gebruiker [medeverdachte 3] ). [81] Het nummer [nummer] maakt om 07.25 uur verbinding met de zendmast locatie [straat] te [plaats 2] (thuismast woning verdachte [verdachte] ). Het nummer * [nummer] maakt vanaf 08.53 uur tot en met 10.03 uur verbinding met verschillende zendmasten te [plaats 4] . Om 10.41 uur maakt het nummer * [nummer] verbinding met de zendmast op de locatie [adres] te [plaats 3] . Deze locatie is gesitueerd direct buiten de bebouwde kom van de gemeente [gemeente 2] . [82]
Bewijsoverweging
Ten aanzien van feit 4 (diefstal van de camera van [slachtoffer 3] ): bewezenverklaring
Op 28 december 2023 komt omstreeks 10.20 uur een man in een groen [afkorting 2] -vestje bij de [winkelnaam 1] in [plaats 3] . Volgens aangever belt de man in het [afkorting 2] -vestje vervolgens een persoon en geeft hij aan dat hij op die persoon moet wachten. Terwijl de aangever een klant helpt, steelt de man in [afkorting 2] -vestje een fotocamera, loopt de winkel uit en stapt als bijrijder in een auto met kenteken [kenteken] . De man in het [afkorting 2] -vestje blijkt medeverdachte [medeverdachte 1] te zijn, het broertje van verdachte. Hij heeft de diefstal van de fotocamera ook bekend. De auto met kenteken [kenteken] staat op naam van verdachte.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij op 28 december 2023 niet de bestuurder van de auto was, maar dat hij zijn auto regelmatig uitleende. Zo zou hij zijn auto vaker uitlenen aan bezoekers van het buurtcafé en de jongerenontmoetingsplek, bijvoorbeeld voor het doen van een boodschap. Verdachte weet niet aan wie hij zijn auto op 28 december 2023 heeft uitgeleend.
De rechtbank overweegt dat verdachte geen concrete of verifieerbare verklaring heeft afgelegd, maar slechts een algemene verklaring heeft afgelegd over dat hij zijn auto regelmatig uitleent. Deze verklaring van verdachte past niet bij de historische verkeersgegevens van zijn telefoon. Daaruit blijkt dat de telefoon van verdachte ten tijde van de diefstal aanstraalt in de omgeving van de [winkelnaam 1] in [plaats 3] . Bij confrontatie met deze bevindingen verklaart verdachte dat hij zijn telefoon in zijn auto zal hebben laten liggen, want hij laat vaker al zijn spullen in zijn auto liggen. Deze verklaringen acht de rechtbank niet aannemelijk en onvoldoende concreet en verifieerbaar. Hierbij acht de rechtbank het van belang dat aangever verklaart dat de [afkorting 2] -medewerker omstreeks 10.20 uur een telefoongesprek voerde en dat uit de historische verkeersgegevens blijkt dat er rond dat tijdstip ook telefonisch contact is tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en het telefoonnummer van verdachte. Dat een ander dan verdachte gebruik zou maken van de telefoon van verdachte, zoals de verdediging heeft aangevoerd, vindt de rechtbank niet aannemelijk. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat op 11 maart 2024 in de auto van verdachte een identiek groen [afkorting 2] -vestje is aangetroffen, als bij de diefstal is gebruikt.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte op 28 december 2023 de bestuurder van de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] is geweest.
Medeplegen
De rechtbank is ook van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de medeverdachte en verdachte. Zo zijn de verdachten samen in de auto naar de winkel gegaan, hebben zij ten tijde van de diefstal contact met elkaar en vertrekken zij ook weer gezamenlijk met de auto.
Conclusie
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de fotocamera.
Ten aanzien van feiten 5, 6 en 7 ((poging tot) diefstal van postpakketten): bewezenverklaring
Op 5 januari 2024 vinden, binnen een tijdsbestek van enkele minuten, drie (pogingen tot) diefstallen plaats bij de [winkelnaam 2] in [plaats 4] en [plaats 6] en [onderneming 2] in [plaats 6] . Hierbij geeft telkens een man in een groen [afkorting 2] -vestje aan dat hij retourpakketten van de [afkorting 2] komt ophalen. De man in het groene [afkorting 2] -vestje wordt later herkend als medeverdachte [medeverdachte 3] . Bij de [winkelnaam 2] -filialen is te zien dat medeverdachte [medeverdachte 3] als bijrijder in een zwarte Volkswagen Polo stapt, waarbij bij de [winkelnaam 2] in [plaats 6] ook het kenteken van de auto van verdachte wordt gezien. Gelet op het korte tijdsverloop tussen de (pogingen tot) diefstal gaat de rechtbank ervan uit dat de auto van verdachte bij alle feiten is gebruikt. Ook blijkt uit de historische verkeersgegevens dat de telefoon van verdachte in aanloop naar en tijdens de feiten verbinding maakt met een zendmast in [plaats 4] en in [plaats 3] , direct buiten de bebouwde kom van [plaats 6] . Verdachte heeft ook hierover slechts in het algemeen verklaard dat hij zijn auto vaker uitleent en dat hij zijn persoonlijke spullen zoals zijn telefoon dan in de auto kan hebben laten liggen, welke verklaring naar het oordeel van de rechtbank niet een concrete, verifieerbare verklaring oplevert en als onaannemelijk moet worden gepasseerd.
Dezelfde modus operandi
De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen van de feiten 4, 5, 6 en 7 – in onderling en samenhang bezien – steun vinden in elkaar in de zin van schakelbewijs. Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van verdachte (
modus operandi).
De rechtbank stelt vast dat het handelen van verdachte ten aanzien van feit 4 op essentiële punten overeenkomt en kenmerkende gelijkenissen vertoont met het handelen van verdachte ten aanzien van feit 5, 6 en 7. Zo is telkens de auto van verdachte betrokken, waarbij de chauffeur in de auto blijft zitten en de bijrijder van de auto telkens de uitvoerder van de (poging tot) diefstal is. Ook draagt de bijrijder telkens een groen [afkorting 2] -vestje en doet hij zich telkens voor als een [afkorting 2] -medewerker. Verder weegt mee dat de diefstallen binnen een tijdsbestek van acht dagen hebben plaatsgevonden, dat de telefoon van verdachte in de buurt van de plaatsen delict uitstraalt en er telkens op de pleegdatum telefonisch contact is met de bijrijder van de auto. Ook wordt een identiek [afkorting 2] -vestje als door [medeverdachte 1] wordt gedragen op 28 december 2023 en door [medeverdachte 3] wordt gedragen op 5 januari 2024, op 11 maart 2024 in de auto van verdachte aangetroffen, zonder dat hij daarvoor een verklaring geeft. Verdachte vormt daarmee de verbindende factor bij alle feiten, hetgeen past bij het scenario dat verdachte ook bij deze drie laatste feiten een rol heeft gehad die van voldoende gewicht is geweest om te spreken van een bewuste en nauwe samenwerking in de zin van medeplegen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte op 5 januari 2024 de bestuurder van de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] is geweest en zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de (pogingen tot) diefstal van de postpakketten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
Ten aanzien van parketnummer 16-112699-24feit 1, primair
[slachtoffer 1] op 27 januari 2024 te [plaats 1] enig geldbedrag, dat aan [snackbar] en/of [D] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [D] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door:
- een machete te trekken en daarmee in de richting van die [D] te zwaaien en
- daarbij te zeggen: "ik wil geld, geef me een tas en geld",
welk feit verdachte op 27 januari 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft uitgelokt door geweld, bedreiging en door het verschaffen van gelegenheid, middelen en inlichtingen, welke opzettelijke uitlokking hieruit heeft bestaan dat verdachte en zijn mededaders
- [slachtoffer 1] hebben verzocht een diefstal met geweld te plegen door die [slachtoffer 1] te bedreigen en mishandelen en
- [slachtoffer 1] in de gelegenheid hebben gesteld die [D] te overvallen door die [slachtoffer 1] middelen te verschaffen(te weten een machete, een telefoon, bivakmuts en handschoenen);
feit 2verdachte op 17 december 2023 te Amersfoort tezamen en in vereniging met anderen enig goed, dat aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, door te laden in het bijzijn van voornoemde [slachtoffer 2] en
- met een groot mes, althans een scherp voorwerp, dreigend te zwaaien in het bijzijn van voornoemde [slachtoffer 2] ;
feit 3verdachte op 28 november 2023 te Amersfoort tezamen en in vereniging met anderen, een personenauto, te weten een Mini Countryman One met kenteken [kenteken] voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van de het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 4verdachte op 28 december 2023 te [plaats 3] tezamen en in vereniging met een ander een fotocamera, die aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl zijn mededader dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een vals kostuum, te weten een [afkorting 2] -vest;
feit 5verdachte op 5 januari 2024 te [plaats 6] , gemeente [gemeente 1] , tezamen en in vereniging met een ander verschillende pakketten van [afkorting 2] , die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl zijn mededader die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een vals kostuum, te weten een [afkorting 2] -vest;
feit 6verdachte op 5 januari 2024 te [plaats 4] tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om verschillende pakketten van [afkorting 2] , die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van een vals kostuum, te weten een [afkorting 2] -vest, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 7verdachte op 5 januari 2024 te [plaats 6] , gemeente [gemeente 1] , tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om verschillende pakketten van [afkorting 2] , die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van een vals kostuum, te weten een [afkorting 2] -vest, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 16-291618-24verdachte op 27 januari 2024 te [plaats 1] en [plaats 5] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een ander, genaamd [slachtoffer 1] geboren op [2008] met de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang, geweld, dreiging met geweld, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van de kwetsbare positie, die [slachtoffer 1] heeft,
- geworven en vervoerd met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (lid 1 sub 2),
en
- heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten, te weten: het plegen een diefstal met geweld (lid 1 sub 4),
immers hebben verdachte en zijn mededader(s):
- [slachtoffer 1] ertoe gebracht en gedwongen om een gewapende overval te plegen op [snackbar] waarbij het de bedoeling was dat die [slachtoffer 1] het weggenomen geldbedrag vervolgens aan hem en zijn mededader(s) af zou geven,
- een machete, een bivakmuts, handschoenen, een jas en een telefoon aan [slachtoffer 1] verstrekt voor het plegen van de overval en
- die [slachtoffer 1] naar de locatie van de overval gebracht en een schuur aangewezen waar die [slachtoffer 1] de spullen na de overval moest achterlaten en
-die [slachtoffer 1] instructies gegeven over het plegen van de overval;
waarbij dat geweld en die dreiging met geweld hebben bestaan uit:
- terwijl hij en zijn mededader(s) redelijkerwijs moesten vermoeden, dat [slachtoffer 1] minderjarig (15 jaar oud) en gemakkelijk te beïnvloeden was,
- met die [slachtoffer 1] contact gelegd en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij een (fictieve) schuld had en dat hij 2.000 euro moest betalen en
- die [slachtoffer 1] in de auto gezet en de telefoon, huissleutels, jas en airpods van die [slachtoffer 1] afgepakt en hem gedwongen om zijn wachtwoord van zijn telefoon te geven en
- met die [slachtoffer 1] naar [plaats 5] gereden terwijl hij en zijn mededader(s) zich agressief en intimiderend hebben opgesteld en hem angst hebben ingeboezemd en
- die [slachtoffer 1] meermalen in zijn gezicht geslagen en
- die [slachtoffer 1] gedreigd dat er een bom (Semtex) voor zijn huis werd gelegd als hij geen 2.000 euro zou betalen,
terwijl de feiten gepleegd werden door twee of meer verenigde personen en degene ten aanzien van wie deze feiten zijn gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en de feiten voorafgegaan en vergezeld zijn door geweld.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van parketnummer 16/112699-24, feit 1, primair & 16/291618-24
De eendaadse samenloop van:
16/112699-24, feit 1, primair: het medeplegen van uitlokking van diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
16/291618-24: mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie in artikel 273f, eerste lid onder 1º, 2º en 4º van het Wetboek van Strafrecht omschreven feit wordt gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt en een persoon is bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt, terwijl feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van parketnummer 16/112699-24
feit 2: diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3: het medeplegen van opzetheling;
feit 4 en feit 5: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse hoedanigheid;
feit 6 en feit 7: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse hoedanigheid.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar en zes maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op de bepleite vrijspraak geen standpunt ingenomen ten aanzien van de op te leggen straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van het strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte de feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij de straf heeft bepaald.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft zich in een periode van twee maanden (samen met anderen) schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan het crimineel uitbuiten van een minderjarige, het uitlokken tot het plegen van een gewapende overval, de heling van een kostbare auto en meerdere (pogingen tot) diefstallen, waarvan één met bedreiging met geweld. Door zijn handelen heeft verdachte verschillende slachtoffers (zeer) angstige momenten bezorgd. Zo heeft de familie die in de snackbar is overvallen, verklaard dat het voor hen een ontzettend beangstigende situatie is geweest, vooral omdat de kinderen ook in de zaak waren. De ouders vonden het heel moeilijk daarna weer te gaan werken in de snackbar en hebben lange tijd last gehad van angstgevoelens. Ook hebben zij en de kinderen last van nachtmerries. Bij de criminele uitbuiting van [slachtoffer 1] en de diefstal van [slachtoffer 2] is gebruik gemaakt van geweld en/of dreiging met geweld door het gebruik van (verschillende) wapens. Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit van deze slachtoffers bedreigd en/of aangetast. Verdachte heeft alleen gedacht aan zijn eigen voordeel en niet stilgestaan bij de gevolgen die de gewelddadige feiten bij slachtoffers teweeg konden brengen, en voor zover hij daar wel bij heeft stilgestaan, heeft hij zich daardoor niet laten weerhouden. Ook heeft verdachte geen respect getoond voor de eigendommen van de slachtoffers van de heling en de diefstallen. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Naar het oordeel van de rechtbank komt uit het dossier het beeld naar voren dat verdachte, die een stuk ouder is dan zijn medeverdachten, anderen op afstand aanstuurt om zelf zo veel mogelijk uit beeld en de handen van politie en justitie te blijven. Ook worden aangevers/melders (al dan niet met gebruikmaking van anderen) onder druk gezet om hun verklaring in te trekken dan wel wordt op allerlei manieren geprobeerd om hun verklaringen buiten spel te zetten. Deze slinkse en berekende manier van handelen weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 20 februari 2025, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden meerdere malen onherroepelijk voor vermogensdelicten is veroordeeld. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Over verdachte is op 6 augustus 2024 een reclasseringsrapportage opgesteld, dat op 19 maart 2025 is aangevuld. De reclassering geeft aan dat vanwege de ontkennende proceshouding van verdachte geen delictanalyse kan worden opgemaakt en het recidiverisico niet kan worden ingeschat. De reclassering ziet ook geen aanknopingspunten voor de inzet van interventies. Wel blijkt uit de aanvullende rapportage dat verdachte zich aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en zijn afspraken met de reclassering is nagekomen.
8.3.3
De straf
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de straffen die doorgaans bij vergelijkbare feiten worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Gelet op de ernst, de aard en de hoeveelheid feiten en de omstandigheid dat verdachte vaker voor soortgelijke feiten is veroordeeld, kan naar het oordeel van de rechtbank met geen andere straf worden volstaan dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
8.3.4
Opheffing schorsing voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd om de schorsing van de voorlopige hechtenis bij einduitspraak op te heffen, met als gevolg dat de voorlopige hechtenis na uitspraak herleeft en verdachte per direct opnieuw zal worden vastgezet. De verdediging heeft verzocht om de schorsing bij uitspraak niet op te heffen.
De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis per direct opheffen, waardoor de voorlopige hechtenis herleeft. Bij de schorsingsbeslissing destijds heeft de rechtbank een afweging gemaakt tussen de belangen van de maatschappij tegenover die van de verdachte. Bij de afweging van die belangen was er nog steeds geen zicht op een inhoudelijke behandeling, waardoor verdachte uiteindelijk per 25 november 2024 werd geschorst. Inmiddels heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden en is de verdachte schuldig bevonden aan meerdere ernstige strafbare feiten. Het is naar het oordeel van de rechtbank niet aan de maatschappij uit te leggen dat een verdachte, indien hij wordt veroordeeld wegens dergelijke ernstige feiten die zoveel maatschappelijk onrust hebben veroorzaakt, de opgelegde straf niet direct hoeft te ondergaan. Een hernieuwde afweging van de belangen van de maatschappij en die van de verdachte leidt dan ook tot de conclusie dat de belangen van de maatschappij bij de detentie van de verdachte nu zwaarder moeten wegen dan het persoonlijk belang van de verdachte.

9.BESLAG

Onder verdachte zijn de volgende goederen inbeslaggenomen:
- 1 STK Tie-wraps (Goednummer: G807905)
- 1 STK Telefoontoestel (Goednummer: G807904)
- 1 STK Auto (Goednummer: G807885)
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de tie-wraps te onttrekken aan het verkeer en de teruggave van de telefoon aan verdachte te gelasten. Verder heeft de officier van justitie de verbeurdverklaring van de auto gevorderd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de raadsman verzocht om de teruggave van de auto aan verdachte te gelasten.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de auto verbeurd verklaren, omdat met behulp van hiervan de bewezenverklaarde feiten 1, 4, 5, 6, 7 onder 16/112699-24 en het feit bewezenverklaard onder 16/291618-24 zijn gepleegd.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank gelast de teruggave van de telefoon. Ook gelast de rechtbank de teruggave van de tie-wraps aan verdachte, omdat er geen juridische grond is voor onttrekking aan het verkeer of voor verbeurd verklaren.
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave van de tie-wraps verzet, nu het bezit van tie-wraps niet in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Ook blijkt uit het dossier niet dat met behulp van deze tie-wraps de bewezenverklaarde feiten zijn begaan.

10.BENADEELDE PARTIJEN

10.1
Benadeelde partijen: [D] en [A] (parketnummer 16/112699-24, feit 1)
[D]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd en vordert een bedrag van € 2.389,99. Dit bedrag bestaat uit € 389,99 aan materiele schade en € 2.000,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/112699-24, feit 1 ten laste gelegde.
[A]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd en vordert een bedrag van € 2.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/112699-24, feit 1 ten laste gelegde.
[E]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd en vordert een bedrag van € 1.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/112699-24, feit 1 ten laste gelegde.
[F]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd en vordert een bedrag van € 1.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/112699-24, feit 1 ten laste gelegde.
10.1.1
Het standpunt van de raadsvrouw van de benadeelde partijen
Onder verwijzing naar de vonnissen van de medeverdachten, heeft de raadsvrouw van de benadeelde partij [D] verzocht om de vordering voor wat betreft de materiële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 20,00 en de benadeelde partij voor het overige deel van gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren. De raadsvrouw persisteert (ten aanzien van alle partijen) in de gevorderde immateriële schade.
10.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen voor hetzelfde bedrag als in de zaken van medeverdachte [C] en [slachtoffer 1] kunnen worden toegewezen. De officier van justitie heeft daarom gevorderd om de vordering van de benadeelde partij [D] voor een bedrag van € 1.020,00 hoofdelijk toe te wijzen, en de vorderingen van [A] , [E] en [F] tot een bedrag van € 1000,00 hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.1.3
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de raadsman primair verzocht om de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aan te sluiten bij de beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen in de zaken van de medeverdachten.
10.1.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiele schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en de vordering van
de benadeelde partij, vast komen te staan dat de benadeelde [D] rechtstreeks materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde. De schade aan de waterkoker komt voor vergoeding in aanmerking. Aangezien evenwel niet aannemelijk is dat het om een nieuwe waterkoker ging, zal de rechtbank rekening houden met afschrijving en met gebruikmaking van haar schattingsbevoegdheid een bedrag van 20,00 euro toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft de schadepost die betrekking heeft op het weggenomen geldbedrag niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek hebben benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade indien zij ten gevolge van de strafbare feiten letsel hebben opgelopen, in hun eer of goede naam zijn geschaad of op andere wijze in hun persoon zijn aangetast.
De rechtbank is van oordeel dat de heer [D] , mevrouw [A] en hun kinderen als rechtstreeks gevolg van het handelen van verdachte schade hebben geleden en nadeel hebben ondervonden. Verdachte heeft er (mede) voor gezorgd dat zij met een machete zijn overvallen en bedreigd. Deze situatie moet ontzettend beangstigend zijn geweest en het is evident dat de hele familie daar nog lang last van heeft (gehad), zoals ook in de slachtofferverklaring is toegelicht.
Dat maakt dat de rechtbank in dit geval van oordeel is dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan, ook zonder nadere onderbouwing van de gevolgen, meebrengen dat er sprake is van aantasting in ‘persoon op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Gelet op soortgelijke zaken is de rechtbank van oordeel dat een vergoeding van € 1.000,00 per persoon billijk is. De rechtbank zal de vorderingen van [D] , [A] , [E] en [F] daarom tot dat bedrag toewijzen.
De benadeelde partijen hebben meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partijen in dat deel van de vorderingen niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vorderingen voor dat deel bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Wettelijke rente, hoofdelijkheid en proceskosten
De rechtbank zal aldus de vordering van [D] voor een totaalbedrag van € 1.020,00 toewijzen, bestaande uit € 20,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal aldus de vorderingen van [A] , [E] en [F] voor een totaalbedrag van € 1.000,00 toewijzen, geheel bestaande immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk voor het toegewezen bedrag. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is. Indien een mededader, waaronder in elk geval [slachtoffer 1] en [C] , een deel van het bedrag betaalt, is verdachte niet langer gehouden om dat deel te betalen (en vice versa). Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen [D] respectievelijk [A] , [E] en [F] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.020,00 en € 1.000,00 per persoon, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen [D] , [A] , [E] en [F] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partijen. De rechtbank bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
10.2
Benadeelde partij [slachtoffer 3] (parketnummer 16/112699-24, feit 4)
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1362,18. Dit bedrag bestaat uit € 769,57 aan materiële schade en € 592,61 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 ten laste gelegde.
10.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen voor een bedrag van € 917,72, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat slechts een deel van de vordering van de benadeelde partij voor toewijzing vatbaar is, te weten het bedrag van de fotocamera, zonder de accessoires. Volgens de raadsman dienen de overige posten van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu deze onvoldoende onderbouwd zijn.
10.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de vordering van de benadeelde partij vast is komen te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte.
Fotocamera en accessoires
Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de accessoires van de camera ook zijn weggenomen. Zo staat in de bijlage goederen bij de aangifte ook vermeld dat naast een fotocamera ook een camfi adaptor is weggenomen.
Gederfde inkomsten
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 592,61 aan immateriële schade gevorderd. Uit de onderbouwing van deze schadepost leidt de rechtbank af dat de benadeelde partij heeft bedoeld om gederfde inkomsten te vorderen en daarmee materiële schade. Uit de bijlage volgt dat de benadeelde partij gederfde inkomsten voor een periode van vier weken vordert. Net als de officier van justitie, acht de rechtbank het aannemelijk dat de benadeelde partij gedurende een periode van één week inkomsten heeft misgelopen. De rechtbank zal daarom een bedrag van € 148,15 toewijzen en de benadeelde partij voor het overige deel van deze schadepost (€ 444,46) niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Wettelijke rente, hoofdelijkheid en proceskosten
De rechtbank zal aldus de vordering voor een totaalbedrag van € 917,72 toewijzen, geheel bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 december 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk voor het toegewezen bedrag. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is. Indien een mededader, te weten [medeverdachte 1] , een deel van het bedrag betaalt, is verdachte niet langer gehouden om dat deel te betalen (en vice versa).
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 3] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 917,72 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 december 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 18 dagen gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 47, 55, 57, 273, 311, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor
de duur van vier (4) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
  • verklaart verbeurd 1 STK Auto (Goednummer: G807885);
  • gelast de teruggave van de volgende goederen aan verdachte:
  • 1 STK Tie-wraps (Goednummer: G807905);
  • 1 STK Telefoontoestel (Goednummer: G807904);
Benadeelde partij [D] (ten aanzien van parketnummer 16/112699-24, feit 1)
- wijst de vordering van [D] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 1.020,00, bestaande uit € 20,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [D] van het toegewezen bedrag, te weten € 1.020,00, vermeerdert met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [D] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [D] aan de Staat € 1.020,00 te betalen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [A] (ten aanzien van parketnummer 16/112699-24, feit 1)
- wijst de vordering van [A] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 1.000,00, geheel bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [A] van het toegewezen bedrag, te weten € 1.000,00, vermeerdert met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [A] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [A] aan de Staat € 1.000,00 te betalen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [E] (ten aanzien van parketnummer 16/112699-24, feit 1)
- wijst de vordering van [E] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 1.000,00, geheel bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [E] van het toegewezen bedrag, te weten € 1.000,00, vermeerdert met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [E] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [E] aan de Staat € 1.000,00 te betalen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [F] (ten aanzien van parketnummer 16/112699-24, feit 1)
- wijst de vordering van [F] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 1.000,00, geheel bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [F] van het toegewezen bedrag, te weten € 1.000,00, vermeerdert met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [F] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [F] aan de Staat € 1.000,00 te betalen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 3] (ten aanzien van parketnummer 16/112699-24, feit 4)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 917,72, geheel bestaande uit materiële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, te weten € 917,72, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 december 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 3] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter, mr. L.E. Verschoor-Bergsma en mr. I. Jadib, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Bergeijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 mei 2025.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 16-112699-24
feit 1primair
Medeverdachte [slachtoffer 1] op of omstreeks 27 januari 2024 te Amersfoort, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van €850,-, in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat/die geheel of ten dele aan [snackbar] en/of [D] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [D] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- een machete, althans een (groot) mes te trekken en/of daarmee in de richting van die [D] te zwaaien en/of
- daarbij te zeggen: "ik wil geld, geef me een tas en geld"
welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2024 tot 27 januari 2024 te Amersfoort, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft uitgelokt door geweld, bedreiging en door het verschaffen van gelegenheid, middelen en inlichtingen, welke opzettelijke uitlokking hieruit heeft bestaan dat verdachte en zijn mededaders
- medeverdachte [slachtoffer 1] hebben verzocht tot het plegen van een diefstal met geweld door die [slachtoffer 1] te bedreigen en mishandelen en/of
- medeverdachte [slachtoffer 1] in de gelegenheid hebben gesteld die [D] te overvallen door die [slachtoffer 1] middelen te verschaffen
(te weten een machete, een telefoon, bivakmuts en handschoenen);
subsidiair
hij op of omstreeks 27 januari 2024 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van €850,-, in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat/die geheel of ten dele aan [snackbar] en/of [D] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [D] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- een machete, althans een (groot) mes te trekken en/of daarmee in de richting van die [D] te zwaaien en/of
- daarbij te zeggen: "ik wil geld, geef me een tas en geld";
feit 2hij op of omstreeks 17 december 2023 te Amersfoort, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag (te weten 3700 euro) en/of een Iphone 15, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, door te laden in het bijzijn van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- hierna voornoemde [slachtoffer 2] te bevelen zijn geld en/of Iphone te laten afgeven en/of
- met een groot mes, althans een scherp voorwerp, dreigend te zwaaien in het bijzijn van voornoemde [slachtoffer 2] ;
feit 3hij op of omstreeks 28 november 2023 te Amersfoort, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto, te weten een Mini Countryman One met kenteken [kenteken] , althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 4hij op of omstreeks 28 december 2023 te Nijkerk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fotocamera, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een vals kostuum, te weten een [afkorting 2] -vest;
feit 5hij op of omstreeks 5 januari 2024 te Voorthuizen, gemeente Barneveld, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, verschillende pakketten van [afkorting 2] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [onderneming 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een vals kostuum, te weten een [afkorting 2] -vest;
feit 6hij op of omstreeks 5 januari 2024 te [plaats 4] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf omverschillende pakketten van [afkorting 2] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkelnaam 2] [plaats 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van een vals kostuum, te weten een [afkorting 2] -vest, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 7hij op of omstreeks 5 januari 2024 te Voorthuizen, gemeente Barneveld , althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om verschillende pakketten van [afkorting 2] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkelnaam 2] [plaats 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van een vals kostuum, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 16-291618-24hij op of omstreeks 27 januari 2024 te Amersfoort en/of Den Haag en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) anderen, een ander, genaamd [slachtoffer 1] geboren op [2008] met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en geweld en/of door dreiging met geweld, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, die [slachtoffer 1] heeft,
- geworven en/of overgebracht en/of vervoerd met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt (lid 1 sub 2),
en
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten, te weten: het plegen een diefstal met geweld dan wel afpersing (lid 1 sub 4),
immers hebben/zijn verdachte en zijn mededader(s):
- [slachtoffer 1] ertoe gebracht en gedwongen om een gewapende overval te plegen op [snackbar] waarbij het de bedoeling was dat die [slachtoffer 1] het weggenomen geldbedrag vervolgens aan hem en/of zijn mededader(s) af zou geven,
- een machete en een bivakmuts en handschoenen en een jas en een telefoon aan [slachtoffer 1] verstrekt voor het plegen van de overval en
- die [slachtoffer 1] naar de locatie van de overval gebracht en een schuur aangewezen waar die [slachtoffer 1] de spullen na de overval moest achterlaten en
-die [slachtoffer 1] instructies gegeven over het plegen van de overval;
waarbij dat geweld en/of die dreiging met geweld hebben bestaan uit:
- terwijl hij en zijn mededader(s) redelijkerwijs moesten vermoeden, dat [slachtoffer 1] minderjarig (15 jaar oud) en gemakkelijk te beïnvloeden was,
- met die [slachtoffer 1] contact gelegd en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij een (fictieve) schuld had en dat hij 2.000 euro moest betalen en
- die [slachtoffer 1] in de auto gezet en de telefoon, huissleutels, jas en airpods van die [slachtoffer 1] afgepakt en hem gedwongen om zijn wachtwoord van zijn telefoon te geven en
- met die [slachtoffer 1] naar Amsterdam gereden terwijl hij en zijn mededader(s) zich agressief en intimiderend hebben opgesteld en hem angst hebben ingeboezemd en
- die [slachtoffer 1] (meermalen) in zijn gezicht geslagen en
- die [slachtoffer 1] gedreigd dat er een bom (Semtex) voor zijn huis werd gelegd als hij geen 2.000 euro zou betalen
door welke feiten en omstandigheden voor die [slachtoffer 1] een situatie is ontstaan waaraan hij zich niet heeft kunnen onttrekken en ten gevolge waarvan hij geen weerstand aan verdachte en zijn mededader(s) heeft kunnen bieden.
Terwijl de feiten gepleegd werden door twee of meer verenigde personen en/of degene ten aanzien van wie deze feiten zijn gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en/of de feiten voorafgegaan, vergezeld en gevolgd zijn door geweld.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, onderzoek 1ON4SILEX, genummerd PL0900-2024007331:
2.Een proces-verbaal van aangifte van [D] d.d. 27 januari 2024, pagina 1031 (A).
3.Een proces-verbaal van aangifte van [D] d.d. 27 januari 2024, pagina 1032 (A).
4.Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte [slachtoffer 1] d.d. 28 januari 2024, pagina 179 (A).
5.Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte [slachtoffer 1] d.d. 28 januari 2024, pagina 180 (A).
6.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] d.d. 28 januari 2024, pagina 185 (A).
7.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] d.d. 28 januari 2024, pagina 184 (A).
8.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] d.d. 28 januari 2024, pagina 180 (A).
9.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] d.d. 28 januari 2024, pagina 185 (A).
10.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] d.d. 28 januari 2024, pagina 184 (A).
11.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] d.d. 28 januari 2024, pagina 180 (A).
12.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] d.d. 28 januari 2024, pagina 181 (A).
13.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] d.d. 28 januari 2024, pagina 182 (A).
14.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] d.d. 28 januari 2024, pagina 184 (A).
15.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] d.d. 28 januari 2024, pagina 185 (A).
16.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] d.d. 28 januari 2024, pagina 187 (A)
17.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] d.d. 13 maart 2024, pagina 191 (A).
18.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] d.d. 8 april 2024, pagina 224 (A).
19.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] d.d. 8 april 2024, pagina 225 (A).
20.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] d.d. 8 april 2024, pagina 227 (A).
21.Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, pagina 94 van het beslagdossier.
22.Een geschrift, te weten een rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 6 augustus 2024, pagina 22 (B).
23.Een geschrift, te weten een rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 6 augustus 2024, pagina 23 (B).
24.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 30 juni 2024, pagina 1470 (A).
25.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 30 juni 2024, pagina 1471 (A).
26.Een geschrift, te weten de WhatsApp-gesprekken tussen [C] en [I] , pagina 1475 (A).
27.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 30 juni 2024, pagina 1471 (A).
28.Een geschrift, te weten de WhatsApp-gesprekken tussen [C] en [I] , pagina 1476 (A).
29.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 30 juni 2024, pagina 1472 (A).
30.Een geschrift, te weten de WhatsApp-gesprekken tussen [C] en [I] , pagina 1477 (A).
31.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 30 juni 2024, pagina 1472 (A).
32.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 8 april 2024, pagina 1142 (A).
33.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 8 april 2024, pagina 1143 (A).
34.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 4 april 2024, pagina 1145 (A).
35.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 18 maart 2024, pagina 1137 (A).
36.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] d.d. 26 maart 2024, pagina 556 (A).
37.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] d.d. 26 maart 2024, pagina 557 (A).
38.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] d.d. 26 maart 2024, pagina 556 (A).
39.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] d.d. 26 maart 2024, pagina 557 (A).
40.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] d.d. 7 februari 2024, pagina 542 (A).
41.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] d.d. 7 februari 2024, pagina 543 (A).
42.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 16 april 2024, pagina 554 (A).
43.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 16 april 2024, pagina 555 (A).
44.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 4 april 2024, pagina 563 (A).
45.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 4 april 2024, pagina 564 (A).
46.Een proces-verbaal van aangifte van [L] , namens [M] , d.d. 28 november 2023, pagina 333 (A).
47.Een proces-verbaal van aangifte van [L] , namens [M] , d.d. 28 november 2023, pagina 334 (A).
48.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 4 mei 2024, pagina 526 (A).
49.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] d.d. 20 januari 2024, pagina 400 (A).
50.Een proces-verbaal van aangifte van [N] d.d. 2 december 2023, pagina 427 (A).
51.Een proces-verbaal van aangifte van [N] d.d. 2 december 2023, pagina 428 (A).
52.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [B] d.d. 9 april 2024, pagina 484 (A).
53.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [B] d.d. 9 april 2024, pagina 485 (A).
54.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [B] d.d. 9 april 2024, pagina 487 (A).
55.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [B] d.d. 9 april 2024, pagina 488 (A).
56.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [B] d.d. 9 april 2024, pagina 489 (A).
57.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [B] d.d. 9 april 2024, pagina 490 (A).
58.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] d.d. 10 april 2024, pagina 498 (A).
59.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [B] bij de rechter-commissaris op 27 februari 2025, pagina 4.
60.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [B] bij de rechter-commissaris op 27 februari 2025, pagina 3.
61.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [B] bij de rechter-commissaris op 27 februari 2025, pagina 4.
62.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [B] bij de rechter-commissaris op 27 februari 2025, pagina 6.
63.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [B] bij de rechter-commissaris op 27 februari 2025, pagina 4.
64.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 15 april 2024, pagina 528 (A).
65.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 15 april 2024, pagina 529 (A).
66.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 15 april 2024, pagina 530 (A).
67.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 4 mei 2024, pagina 525 (A).
68.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 3 januari 2024, pagina 573.
69.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 3 januari 2024, pagina 574.
70.Een proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris d.d. 18 december 2024, pagina 3.
71.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 24 april 2024, pagina 606 (A).
72.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 24 april 2024, pagina 607 (A).
73.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] d.d. 11 maart 2024, pagina 608 (A).
74.Een proces-verbaal van aangifte van [P] d.d. 8 maart 2024, pagina 683 (A).
75.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 10] d.d. 20 februari 2024, pagina 686 (A).
76.Een proces-verbaal van aangifte van [Q] , namens [winkelnaam 2] , d.d. 8 maart 2024, pagina 697 (A).
77.Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 12] d.d. 22 januari 2024, pagina 700 (A).
78.Een proces-verbaal van aangifte van [R] , namens [onderneming 2] d.d. 15 januari 2024, pagina 643 (A).
79.Een proces-verbaal van aangifte van [R] , namens [onderneming 2] d.d. 15 januari 2024, pagina 644 (A).
80.Een proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar [verbalisant 11] d.d. 17 januari 2024, pagina 671 (A).
81.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 24 april 2024, pagina 704 (A).
82.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 24 april 2024, pagina 705 (A).