ECLI:NL:RBMNE:2025:220

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
11161390 \ UC EXPL 24-4133
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid hoofdaannemer voor schade door onderaannemer na stormschade aan dak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde. De zaak betreft schade die is ontstaan aan het dak van de woning van eiser na herstelwerkzaamheden door gedaagde, die als hoofdaannemer optrad. De schade is veroorzaakt door een onderaannemer, die tijdens de werkzaamheden een zeil met regenwater op het dak van eiser heeft geleegd, wat leidde tot waterschade in de woning van eiser. Eiser vorderde schadevergoeding van gedaagde op grond van artikel 6:171 BW, dat de aansprakelijkheid van de hoofdaannemer regelt voor schade veroorzaakt door een niet-ondergeschikte. De kantonrechter oordeelde dat de onderaannemer niet had gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en zorgvuldig handelend dakdekker verwacht kon worden, en dat gedaagde aansprakelijk was voor de schade. De vordering van eiser werd toegewezen, inclusief de wettelijke rente en expertisekosten. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van eiser. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van hoofdaannemers in het geval van schade veroorzaakt door onderaannemers en de toepassing van relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11161390 \ UC EXPL 24-4133
Vonnis van 29 januari 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R.L.A.M. Oors,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. P. Vermeij.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft [gedaagde] op 3 juni 2024 gedagvaard voor de kantonrechter. Oorspronkelijk was ook Schuldsanering Flevoland B.V. gedagvaard, met [A] in de hoedanigheid als bewindvoerder over het vermogen van [B] , v.h.o.d.n. [handelsnaam] , conform artikel 1:12 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). In reactie hierop heeft mevrouw [A] op 3 juni 2024 laten weten dat zij is aangesteld als bewindvoerder op grond van artikel 287 lid 3 van de Faillissementswet en de vordering tegen Schuldsanering Flevoland B.V. dus valt onder de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. [eiser] heeft vervolgens die vordering ingetrokken.
1.2.
[gedaagde] heeft op 19 juli 2024 schriftelijk op de dagvaarding gereageerd. De kantonrechter heeft vervolgens een mondelinge behandeling bepaald waaraan voorafgaand [eiser] nog aanvullende producties heeft overgelegd.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft op 12 december 2024 plaatsgevonden. [eiser] was aanwezig, bijgestaan door mr. R.L.A.M. Oors. Namens [gedaagde] waren [C] , [D] en [E] aanwezig. Zij werden bijgestaan door mr. P. Vermeij. Partijen hebben antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat is besproken. Tenslotte heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis wordt gewezen.
2. De kern van de zaak
In februari 2022 heeft een storm schade veroorzaakt aan het dak van de woning van [F] , de buurman van [eiser] . De verzekeraar van [F] heeft [gedaagde] de opdracht gegeven deze schade te herstellen en [gedaagde] heeft dit werk uitbesteed aan (onderaannemer) [B] . [B] heeft de werkzaamheden in delen uitgevoerd en daardoor heeft de dakkapel van [F] enige tijd open gelegen. Om waterschade te voorkomen heeft [B] het dak afgedekt met een zeil, waarop zich een flinke hoeveelheid regenwater heeft verzameld. Toen [B] haar werkzaamheden medio september wilde hervatten, heeft zij het zeil met regenwater leeggegooid op het dak van [eiser] , waardoor volgens [eiser] (ook) in zijn woning waterschade is ontstaan. De opstalverzekeraar van [eiser] heeft 60% van de opstalschade vergoed. [eiser] wil dat [gedaagde] , als hoofdaannemer, de overige 40% en de schade aan zijn inboedel (samen in totaal € 8324,57) aan hem vergoedt. [gedaagde] is het hier niet mee eens. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] toe.

3.De beoordeling

Juridisch kader
3.1.
[eiser] baseert zijn vordering op artikel 6:171 BW. Dit artikel houdt in dat, indien een niet ondergeschikte (in dit geval [B] ) in opdracht van een ander (in dit geval [gedaagde] ) werkzaamheden verricht en tijdens het uitvoeren van deze werkzaamheden door een fout van de niet ondergeschikte ( [B] ) schade ontstaat bij een derde (in dit geval [eiser] ), dan is ook die ander ( [gedaagde] ) tegenover de derde ( [eiser] ) aansprakelijk voor vergoeding van die schade. Voor aansprakelijkheid van [gedaagde] op grond van dit artikel is vereist dat:
de schade is veroorzaakt door een handeling waarvoor [B] aansprakelijk is;
de schadeveroorzakende gedraging is verricht ter uitvoering van het bedrijf van [gedaagde] ;
de schade moet zijn veroorzaakt bij de werkzaamheden die in opdracht van [gedaagde] zijn uitgevoerd.
3.2.
De discussie tussen partijen ziet alleen op punt 1, de vraag of schade is veroorzaakt door een handeling waarvoor [B] aansprakelijk is. De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is. Dit wordt hieronder toegelicht.
Het leeggooien van het zeil met regenwater was onrechtmatig
3.3.
[gedaagde] heeft ter zitting beschreven hoe de betreffende herstelwerkzaamheden door [B] hebben plaatsgevonden en de manier waarop eventueel regenwater daarbij doorgaans wordt afgevoerd. [B] heeft op 14 maart 2022, ter voorkoming van inwatering op de plek van de afgewaaide dakkapel, een groot oranje zeil op het dak van [F] neergelegd, dit strakgetrokken en verzwaard met houten balken (zodat het zeil niet weg zou waaien). [gedaagde] heeft beschreven dat een zeil, waarop zich regenwater verzamelt, altijd van boven (de nokzijde) naar beneden (de dakrand) wordt strak getrokken, en bij verwijdering van het zeil van boven naar beneden wordt opgerold, waardoor het regenwater over de gevel stroomt. Wanneer het zeil op deze wijze wordt bevestigd en afgehaald, valt het regenwater grotendeels over de gevel naar beneden en komt slechts een kleine hoeveelheid in de dakgoot terecht. Een dakgoot kan zo’n kleine hoeveelheid water in de regel verwerken, aldus [gedaagde] .
3.4.
Volgens [eiser] heeft [B] op 19 september 2022 een grote hoeveelheid regenwater met geweld over de dakrand van [F] op het dak van [eiser] gegooid, waardoor er water in de woningen van zijn buurman [F] (huisnummer [nummer 1] ), zijn buurvrouw [G] (huisnummer [nummer 2] ) en vooral bij hem (huisnummer [nummer 3] ) terecht is gekomen. Dit is bevestigd in de schriftelijke verklaring van [G] , [F] en mevrouw [H] (zij huurt de zolder van [eiser] ). [G] beschrijft dat zij, op het moment dat de werknemers van [B] op het dak aan het werk waren, lawaai hoorde en er op dat moment een flinke hoeveelheid water bij haar naar binnen gutste die zij grotendeels met een emmer heeft kunnen opvangen. [F] verklaart dat, nadat de werknemers van [B] langs waren geweest, een enorme hoeveelheid water zijn woning was binnengekomen. Op het moment dat hij dit ontdekte, had het water via de trap zelfs zijn slaapkamer, woonkamer en keuken bereikt. Verder heeft [H] verklaard dat vlak voor de start van de werkzaamheden door [B] nog geen waterschade aanwezig was in de woning van [eiser] . [eiser] heeft eerst bij thuiskomst van vakantie op 23 oktober 2022 [eiser] bemerkt dat er (ook) bij hem waterschade was ontstaan.
3.5.
Dat door het handelen van [B] een grote hoeveelheid water is binnengekomen bij de huisnummers [nummer 2] , [nummer 1] en [nummer 3] blijkt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende uit de verklaringen van [G] , [F] en [H] . Weliswaar heeft [gedaagde] een foto overgelegd waarop te zien is dat [B] het zeil netjes strakgetrokken op het dak heeft geplaatst, maar deze foto is gemaakt aan het begin van de werkzaamheden en ter zitting is besproken dat het zeil er nadien meerdere keren af is gehaald om werkzaamheden te kunnen verrichten. Deze foto zegt dus niets over de situatie op het moment dat [B] het zeil met regenwater heeft geleegd. Als [B] zou hebben gehandeld op de wijze die voor professionele dakdekkers te doen gebruikelijk is, zoals door [gedaagde] beschreven (zie onder 3.3.), dan zou zo’n grote hoeveelheid water niet bij huisnummers [nummer 2] , [nummer 1] en [nummer 3] naar binnen hebben kunnen stromen. Nu dit toch heeft kunnen gebeuren, acht de kantonrechter het aannemelijk dat [B] zodanig onzorgvuldig heeft gehandeld, dat een grote hoeveelheid water in de woning van onder meer [eiser] kon binnendringen. Aldus heeft [B] niet gehandeld als van een redelijk bekwaam en zorgvuldig handelend dakdekker verwacht kon worden en is hij schadeplichtig jegens [eiser] .
[B] heeft schade veroorzaakt
3.6.
[eiser] vordert vergoeding van een bedrag van € 8.324,57, gebaseerd op het taxatierapport van [expert 1] van 11 april 2023 en het expertiserapport van [expert 2] van 27 juni 2023. In deze rapporten zijn de volgende posten opgenomen:
1.
Waterschade opstal: € 12.750,17 inclusief btw (waarvan € 7.650,10 is vergoed door de verzekeraar van [eiser] , zodat nog een bedrag van€ 5.100,07aan schade resteert)
  • algemene kosten € 500,00
  • afval container € 700,00
  • inzet bouwdrogers 2 weken € 350,00
  • slopen en afvoeren keukenblok kamer boven € 125,00
  • diverse elektra werkzaamheden € 250,00
  • diverse loodgieterswerkzaamheden € 250,00
  • afdekken en beschermingswerkzaamheden € 300,00
  • schoonmaak oplevering € 250,00
  • herstelwerk kamer boven € 1.263,75
  • stuc- en behangwerk kamer boven € 1.823,85
  • herstelwerk plafond woonkamer € 1.990,70
  • stuk- en behangwerk woonkamer € 1.828,75
  • inspectie vloerruimte isolatie € 250,00
  • schuren en lakken vloer € 525,00
  • herstel kunststof raam kamer boven € 492,50
2.
In/uitruimen en tijdelijk elders opslaan van de aanwezige inboedel:€ 1.210,00(inclusief btw)

3.Schade aan de lichtkoepel: € 441,50 (inclusief btw)

4.Herstel/vervanging van de inboedel: € 1.573,00(inclusief btw)

  • daktegels € 50,00
  • laminaat slaapkamer € 1.000,00
  • plafond ventilator € 100,00
  • kast € 50,00
  • gordijnen € 100,00
3.7.
[gedaagde] betwist dat schade is ontstaan als gevolg van het naar binnen gelopen water. Zij voert hiertoe aan dat op de foto’s bij de dagvaarding een bruine kleur is te zien die niet al binnen een maand na een lekkage kan optreden. Deze schade moet daarom zijn veroorzaakt door een eerdere lekkage. Daarbij voert [gedaagde] aan dat een deel van deze schade het gevolg is van achterstallig onderhoud; zo is in de taxatie van [expert 1] een bedrag voor ‘kunststof raam kamer boven’ opgenomen, terwijl [expert 2] aangeeft dat sprake is van achterstallig onderhoud aan kozijnen. Verder betwist [gedaagde] dat [B] verantwoordelijk is voor de schade aan de lichtkoepel en de daktegels en betwist zij de posten ‘inzet bouwdrogers 2 weken’, ‘diverse elektrawerkzaamheden’, ‘diverse loodgieterswerkzaamheden’, ‘herstel plafond woonkamer’ en ‘laminaat slaapkamer’.
Causaal verband
3.8.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de verklaringen van [F] en [H] voldoende is komen vast te staan dat, door het leeggooien van het zeil met regenwater, water bij [eiser] naar binnen is gelopen en hiérdoor schade is ontstaan in de woning van [eiser] . [F] verklaart dat [eiser] , toen hij thuiskwam van zijn vakantie, bij [F] had aangebeld en erg ontdaan was omdat hij waterschade in zijn woning had geconstateerd. Deze spontane reactie van [eiser] maakt aannemelijk dat deze schade voor zijn vertrek nog niet aanwezig was. Daarbij verklaart [H] dat in de werkkamer, woonkamer en keuken van [eiser] waterschade is ontstaan in de periode dat [eiser] op vakantie was. Zij verklaart dat op het moment (vóór de start van de werkzaamheden door [B] ) dat zij op de werkkamer het licht uitdeed omdat [eiser] dit was vergeten, nog geen waterschade aanwezig was en dat zij, op het moment dat [eiser] bij thuiskomst de schade ontdekte, deze schade ook voor het eerst zag. Gezien deze verklaringen en het feit dat voldoende is komen vast te staan dat door het leeggooien van het zeil met regenwater water naar binnen is gelopen in (ook) de woning van [eiser] , acht de kantonrechter het voldoende aannemelijk dat de schade dan ook het gevolg is van deze gebeurtenis en niet komt door een eerdere lekkage of achterstallig onderhoud.
3.9.
De betwisting van de posten ‘inzet bouwdrogers 2 weken’, ‘diverse elektrawerkzaamheden’, ‘diverse loodgieterswerkzaamheden’, ‘herstel plafond woonkamer’ en ‘laminaat slaapkamer’ heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd. Dat [expert 2] op 27 juni 2023 vaststelt dat de woning inmiddels droog is, wil niet zeggen dat op 11 april 2023, toen [expert 1] de schade taxeerde, de woning niet vochtig was en er bouwdrogers ingezet moesten worden. De andere posten vloeien ook logischerwijs uit een lekkage voort en zijn naar het oordeel van de kantonrechter niet onredelijk hoog.
3.10.
Ten aanzien van de schade aan de lichtkoepel en daktegels stelt [eiser] dat deze moeten zijn beschadigd door de poten van de steiger van [B] . Ook dit handelen van [B] is onzorgvuldig en daarom onrechtmatig en [eiser] vordert daarom dat [gedaagde] ook deze schade aan hem vergoedt. Vlak voor de werkzaamheden van [B] was [eiser] namelijk nog op het dak in verband met de schade van [F] en toen was de schade aan de lichtkoepel en daktegels nog niet aanwezig. [gedaagde] betwist dit en zegt dat de schade aan de lichtkoepel kan zijn ontstaan doordat na de werkzaamheden van [B] zonnepanelen zijn geplaatst op het dak van [eiser] . Wat betreft de daktegels kan de schade volgens [gedaagde] niet zijn ontstaan door de steigerpoten, want daar zou zo veel druk voor nodig zijn geweest dat ook schade zou moeten zijn ontstaan aan het dak onder de daktegels. [eiser] heeft ter zitting echter gemotiveerd weersproken dat de schade aan de lichtkoepel kan komen door het plaatsen van de zonnepanelen, want deze zijn pas een jaar later geplaatst, toen de schade aan de lichtkoepel al aanwezig was. Daarnaast is er volgens [eiser] ook schade aan de loodslabben onder de daktegels; kennelijk is dus inderdaad een zodanige druk uitgeoefend met de steiger dat dit schade heeft veroorzaakt aan de daktegels en aan de loodslabben eronder. [gedaagde] heeft hier vervolgens niet meer op gereageerd. De kantonrechter is daarom van oordeel dat [eiser] voldoende heeft onderbouwd dat de schade aan de lichtkoepel en de daktegels is veroorzaakt door [B] .
Hoogte van de Schade
3.11.
De kantonrechter zal alle gevorderde schade, in totaal een bedrag van € 8.324,57, toewijzen. De door [eiser] te laat ingediende producties ter onderbouwing van zijn schade zijn, na debat op zitting, door de kantonrechter toegelaten. Met deze aanvullende producties heeft [eiser] voldoende onderbouwd dat slechts 60% van de schade aan de opstal door zijn opstalverzekeraar aan hem is vergoed.
3.12.
Ten aanzien van de stelling van [gedaagde] dat ten aanzien van de gevorderde kosten voor herstel/vervanging van de inboedel nog een aftrek-nieuw-voor-oud moet plaatsvinden, is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Het had op haar weg gelegen om per schadepost aan te geven hoe zij dit dan toe zou willen passen. Bovendien vermoedt de kantonrechter dat reeds een aftrek-nieuw-voor-oud heeft plaatsgevonden, aangezien slechts een bedrag van € 50,00 voor een kast en een bedrag van € 100,00 voor gordijnen is vastgesteld. Dit lijkt eerder op de dagwaarde van de zaken dan dat een nieuwprijs is toegepast. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn deze bedragen daarom redelijk.
Conclusie: [gedaagde] moet de schade aan [eiser] vergoeden
3.13.
De kantonrechter is van oordeel dat [B] onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiser] in de zin van artikel 6:162 BW door het leeggooien van het zeil met water. Daardoor heeft [eiser] schade geleden. Tussen partijen is verder niet in geschil dat de schadeveroorzakende gedraging is verricht ter uitvoering van het bedrijf van [gedaagde] en dat de schade is veroorzaakt bij de werkzaamheden die in opdracht van [gedaagde] zijn uitgevoerd. Aan alle vereisten van artikel 6:171 BW is dus voldaan. [gedaagde] is tegenover [eiser] aansprakelijk voor de schade en zal daarom aan hem de gevorderde € 8.324,57 moeten betalen.
Wettelijke rente
3.14.
[eiser] vordert de wettelijke rente over € 8.324,57 vanaf 19 september 2022 (de dag dat de waterschade is veroorzaakt). [gedaagde] heeft hier geen verweer op gevoerd. Deze vordering zal worden toegewezen.
Expertisekosten
3.15.
[eiser] vordert een bedrag van € 1.815,00 aan expertisekosten. Dit heeft [eiser] onderbouwd met de factuur van [expert 2] . De kantonrechter acht dit redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW komen dergelijke kosten voor vergoeding in aanmerking. Deze vordering zal daarom worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.16.
[eiser] vordert een bedrag van € 957,39 aan buitengerechtelijke incassokosten, gebaseerd op het bepaalde in het Besluit voor buitengerechtelijke incassokosten. De onderhavige vordering heeft echter geen betrekking op één van de situaties waarin genoemd besluit van toepassing is. De kantonrechter heeft de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom getoetst aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat hij kosten heeft gemaakt die meeromvattend zijn dan ter voorbereiding van de procedure. Het gevorderde bedrag valt binnen het forfaitaire tarief van het Rapport Voorwerk II en zal daarom worden toegewezen.
Proceskosten
3.17.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld. Zij wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dit betekent dat zij haar eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten (inclusief nakosten) van [eiser] aan hem moet betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 144,29
- griffierecht € 248,00
- salaris gemachtigde € 812,00 (2 punten x tarief € 406,00)
- nakosten € 135,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld ____________ in de beslissing)
Totaal € 1.339,29
3.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.19.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding van € 8.324,57, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 19 september 2022 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 1.815,00 als vergoeding voor gemaakte expertisekosten,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 957,39 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten; zij moet aan [eiser] zijn proceskosten van € 1.339,29 betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen,
4.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.R. Hagen en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.