ECLI:NL:RBMNE:2025:218

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
586083 / HA RK 24-225
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in strafzaak met betrekking tot bezwaarschrift tegen dagvaarding

In deze zaak heeft verzoeker op 19 december 2024 mr. I.G.C. bij de Vaate gewraakt, de behandelend rechter in een strafzaak. Het wrakingsverzoek werd op 14 januari 2025 behandeld door de wrakingskamer. Tijdens de zitting heeft verzoeker toegelicht waarom hij het bezwaarschrift tegen de dagvaarding had ingediend en waarom de uitkomst van de strafzaak voor hem van groot belang was. De wrakingskamer moest echter eerst de ontvankelijkheid van het verzoek beoordelen. Volgens artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan een rechter gewraakt worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken.

De rechter had op 19 december 2024 het bezwaarschrift behandeld en was bezig met het uitspreken van haar beslissing toen verzoeker de wraking indiende. De wrakingskamer oordeelde dat op dat moment de procedure al was beëindigd en dat er geen mogelijkheid meer was tot wraking. De conclusie was dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn wrakingsverzoek. De wrakingskamer verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk en droeg de griffier op deze beslissing aan alle betrokken partijen toe te sturen. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer en werd openbaar uitgesproken op 28 januari 2025.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 586083 / HA RK 24-225
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van28 januari 2025
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van:
[verzoeker] ,
wonend in [woonplaats] ,
(hierna: verzoeker),
bijgestaan door mr. J.J. Weldam, advocaat.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op de zitting van 19 december 2024 mr. I.G.C. bij de Vaate gewraakt. Mr. Bij de Vaate (hierna: de rechter) is de behandelend rechter in de zaak met het parketnummer 028193.24 (hierna: de hoofdzaak).
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 14 januari 2025 met gesloten deuren behandeld door de wrakingskamer.
Bij de zitting waren aanwezig:
  • verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld door [A] , zijn moeder;
  • de rechter;
  • als toehoorders mr. [B] , griffier in de hoofdzaak, en mr. J. Lahr, officier van justitie in de hoofdzaak.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek

2.1.
Op de zitting heeft verzoeker toegelicht waarom hij een bezwaarschrift tegen de dagvaarding in de strafzaak met parketnummer 16-170122-24 heeft ingediend en waarom de uitkomst van die strafzaak voor hem zo belangrijk is. De strafzaak die nog aanhangig is belemmert hem nu al bij de opleiding die hij volgt. Het belang van verzoeker is de wrakingskamer duidelijk. Maar, voordat de wrakingskamer toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek, moet zij eerst de ontvankelijkheid van het verzoek beoordelen.
2.2.
In artikel 512 Sv staat dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.3.
De rechter heeft het bezwaarschrift tegen de dagvaarding op de zitting van
19 december 2024 behandeld. Nadat de standpunten van partijen over het bezwaarschrift haar duidelijk waren, heeft zij aangegeven dat zij haar beslissing ging nemen. Tijdens de toelichting van haar beslissing over het bezwaarschrift tegen de dagvaarding heeft de gemachtigde van verzoeker de rechter onderbroken en gevraagd om een schorsing. De rechter heeft aangegeven dat zij voordat zij de zitting zal onderbreken, eerst haar beslissing op het bezwaarschrift zal afmaken.
2.4.
Nadat de rechter had uitgesproken dat zij van oordeel is dat de officier van justitie niet te lichtvaardig was overgegaan tot dagvaarden, hebben verzoeker en zijn gemachtigde de zittingszaal verlaten, zo heeft de gemachtigde aangegeven. De rechter heeft vervolgens uitgesproken dat zij, gelet op wat zij daarvoor al heeft overwogen, van oordeel is dat het bezwaarschrift tegen de dagvaarding ongegrond is. Bij terugkomst in de zaal heeft verzoeker de rechter gewraakt.
2.5.
Het middel van wraking is toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die tegenover die partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die daarvoor vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Een wrakingsverzoek kan daarom worden ingediend in elke stand van het geding, maar alleen vóór de einduitspraak. Uit het proces-verbaal van de zitting van
19 december 2024 blijkt dat de raadsman de rechter wraakt na het door haar gegeven oordeel dat het bezwaarschrift ongegrond is. Op de zitting heeft verzoeker erkend dat hij het wrakingsverzoek heeft ingediend terwijl de rechter bezig was met het uitspreken van de mondelinge beslissing op het bezwaarschrift. Hij heeft daarbij aangegeven dat deze beslissing voor hem de druppel was, die de emmer deed overlopen. Op dat moment was er naar het oordeel van de wrakingskamer echter al een einde aan de procedure voor de behandeling van het bezwaar tegen de dagvaarding gekomen en bestond niet langer de mogelijkheid tot wraking.
2.4.
De conclusie is dat verzoeker niet-ontvankelijk is in het wrakingsverzoek.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te sturen aan verzoeker, de rechter, andere betrokken partijen, de teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkt en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is genomen door mr. M.E. Heinemann, voorzitter, en mr. L.C. Michon en mr. J.P. Killian als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. I.C. de Zeeuw-‘t Lam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.