ECLI:NL:RBMNE:2025:2169

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
24/4650
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van de inpasbaarheidsverklaring en de juridische kwalificatie als besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.J. Eizenga, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. D.W. Stevens. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar inpasbaarheidsverklaring door de Staatssecretaris, die deze intrekking had gemotiveerd met de stelling dat de uitingen van eiseres op sociale media niet in lijn waren met de Gedragscode Tolken van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De Staatssecretaris verklaarde het bezwaar van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk, omdat de intrekking geen besluit zou zijn in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft de zaak op 9 april 2025 behandeld en beoordeeld of de intrekking van de inpasbaarheidsverklaring als een publiekrechtelijke rechtshandeling kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de intrekking niet kan worden gekwalificeerd als een besluit in de zin van de Awb, omdat deze niet is gebaseerd op een specifiek wettelijk voorschrift. De rechtbank overweegt dat de IND op eigen initiatief aanvullende eisen kan stellen aan tolken, en dat de inpasbaarheidsverklaring niet voortvloeit uit een publiekrechtelijke bevoegdheid.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat de intrekking van de inpasbaarheidsverklaring geen besluit is in de zin van de Awb. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4650

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.J. Eizenga),
en

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. D.W. Stevens).

Inleiding

1. Bij brief van 26 april 2024 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat haar ‘inpasbaarheidsverklaring’ is ingetrokken, omdat de uitingen van eiseres op sociale media niet in lijn zijn met de Gedragscode Tolken van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze brief.
2. Bij besluit van 20 juni 2024 heeft de staatssecretaris het bezwaar van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief van 26 april 2024 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. De staatssecretaris heeft gereageerd op het beroep met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 9 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris het bezwaar van eiseres tegen de brief van 26 april 2024 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat er geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb waartegen bezwaar kan worden gemaakt.
6. Onder een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Niet in geschil is dat de brief van 26 april 2024 een schriftelijke beslissing is van een bestuursorgaan. Partijen verschillen slechts van standpunt over de vraag of de intrekking aangemerkt wordt als een publiekrechtelijke rechtshandeling of een privaatrechtelijke rechtshandeling. In dit laatste geval is het geen besluit in de zin van de wet. Er staat dan dus geen bezwaar open bij het bestuursorgaan tegen deze beslissing
7. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat is een inpasbaarheidsverklaring?
8. Met een inpasbaarheidsverklaring laat de IND zien dat zij bereid is om gebruik te maken van de diensten van een bepaalde tolk die geregistreerd staat in het register van beëdigde tolken en vertalers. De IND kijkt daarbij onder andere naar haar eigen gedragscode voor tolken. De IND stelt daarmee aanvullende eisen aan een tolk, naast de eisen die gelden voor elke geregistreerde tolk. Omdat de IND tolken inhuurt via een intermediair, is het op deze manier voor de intermediair duidelijk welke tolken zij wel en welke zij niet naar een opdracht van de IND kunnen sturen. Door de intrekking van de inpasbaarheidsverklaring van eiseres kan zij door de intermediair niet meer naar opdrachten voor de IND gestuurd worden.
Het standpunt van eiseres
9. Eiseres stelt zich primair op de standpunt dat intrekking van de inpasbaarheidsverklaring aangemerkt kan worden als een publiekrechtelijke rechtshandeling, omdat de staatssecretaris scherpere integriteitseisen stelt dan uit de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) volgen. Die wettelijk geregelde eisen staan opgenomen in het Besluit Gedragscode voor tolken en Vertalers. [1] De inpasbaarheidsverklaring vindt zijn grondslag in een werkinstructie [2] van de Immigratie- en naturalisatiedienst. Met die werkinstructie is volgens eiseres de publiekrechtelijke grondslag gegeven.
10. Subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt dat de bestuursrechtelijke grondslag ruim moet worden opgevat. Ook als de beslissing niet berust op een publiekrechtelijke grondslag, kan er sprake zijn van een besluit. Dit kan het geval zijn, wanneer een beslissing genomen is in het kader van een aan dat bestuursorgaan toegekende publieke taak. In dit geval, berust het intrekken van de inpasbaarheidsverklaring op de publieke taak van de staatssecretaris om te waarborgen dat de IND integere tolken inhuurt. Het intrekken van de inpasbaarheidsverklaring is ook gericht op een rechtsgevolg, namelijk het recht ontnemen van eiseres om voor de IND te tolken. Tot slot is het volgens eiseres niet wenselijk dat de zaak wordt voorgelegd aan de civiele rechter, gelet op de overheidsbelangen en de bestuursrechtelijke grondslag van de inpasbaarheidsverklaring.
Is er sprake van een besluit?
11. Een rechtshandeling is publiekrechtelijk als zij is gebaseerd op een publiekrechtelijke grondslag. In de regel is daarvoor nodig dat het bestuursorgaan de bevoegdheid tot het verrichten van die handeling ontleent aan een specifiek wettelijk voorschrift. [3] Hoewel artikel 28 van de Wbtv regelt dat de IND in beginsel alleen gebruik maakt van beëdigde tolken, biedt de Wbtv geen wettelijke grondslag voor de afgifte of intrekking van een inpasbaarheidsverklaring. De Wbtv geeft ook geen aanleiding tot het stellen van deze aanvullende voorwaarde. De IND stelt dus op eigen initiatief een extra voorwaarde aan beëdigde tolken, namelijk dat zij over een inpasbaarheidsverklaring beschikken, met de eisen die worden gesteld aan de verlening van zo’n inpasbaarheidsverklaring. De rechtbank stelt vast dat de inpasbaarheidsverklaring dus niet is ontleend aan een specifiek wettelijk voorschrift en de werkinstructie waarin de inpasbaarheidsverklaring wordt genoemd is ook geen nadere invulling van een aan de IND verleende publiekrechtelijke bevoegdheid. Het primaire standpunt van eiseres slaagt dus niet.
12. De rechtbank volgt eiseres in haar standpunt dat een beslissing van een bestuursorgaan dat niet op een specifiek wettelijk voorschrift berust, in zeer uitzonderlijke gevallen toch aangemerkt kan worden als een besluit in de zin van de Awb. [4] Echter, de rechtbank oordeelt dat een dergelijk zeer bijzonder geval zich hier niet voor doet. Ook het subsidiaire standpunt van eiseres slaagt dus niet.
13. De rechtbank overweegt dat het stellen van (aanvullende) eisen aan een tolk, wat met de eis van een inpasbaarheidsverklaring gebeurt, niet een instrument is dat is voorbehouden aan de staatssecretaris. Elke partij, rechtspersoon of natuurlijk persoon, is immers vrij om te bepalen welke kwaliteiten en eisen zij stelt aan een tolk die direct of indirect wordt ingehuurd. De rechtbank overweegt daarbij dat de IND voorheen een tolkenlijst bijhield. Tolken die zich niet hielden aan de ‘Gedragscode Tolken’ van de IND werden van de lijst verwijderd en niet meer gecontracteerd door de IND. Met ingang van 1 april 2023 werden tolken niet meer rechtstreeks gecontracteerd door de IND, maar door tussenkomst van de intermediair. De intermediair krijgt opdrachten binnen van de IND en laat deze uitvoeren door tolken die als beëdigd tolk [5] staan geregistreerd én beschikken over een inpasbaarheidsverklaring. Hoewel de tolkenlijst is vervangen door de inpasbaarheidsverklaring en hierdoor anders is vormgegeven, doet dit niet eraan af dat de inpasbaarheidsverklaring is gericht op de privaatrechtelijke bevoegdheid om zelf te bepalen van wiens tolkendiensten de IND wel en geen gebruik wenst te maken.
14. Dat eiseres als gevolg van de intrekking van de inpasbaarheidsverklaring niet meer voor de IND zal worden ingezet, brengt niet mee dat zij in enig door het bestuursrecht gewaarborgd recht is aangetast. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de intrekking van de inpasbaarheidsverklaring geen invloed heeft op de inschrijving van eiseres in het register als bedoeld in artikel 2 van de Wbtv. Daarbij komt dat de minister van Justitie en Veiligheid de uitvoering van de Wbtv heeft opgedragen aan Bureau Wbtv (Bureau), een onderdeel van de Raad voor Rechtsbijstand. De intrekking van de inpasbaarheidsverklaring is geen criterium op grond waarvan Bureau Wbtv overgaat tot verwijdering van eiseres uit het register. Weliswaar kan een bevoegdheid die haar basis vindt in het burgerlijk recht als publiekrechtelijk worden beschouwd indien de bevoegdheid wordt gehanteerd in het kader van een aan het bestuursorgaan opgedragen publieke taak, maar het waarborgen van de kwaliteit en integriteit van tolken is een publieke taak die aan de minister is opgedragen in de Wbtv en dus niet is opgedragen aan de IND. Het ingeschreven staan in een van de bij en krachtens de Wbtv gehouden registers is een noodzakelijke voorwaarde om als tolk voor de overheid op te treden. Indien eiseres uit het register zou worden verwijderd, zou zij hier wel tegen in bezwaar en beroep kunnen gaan. Binnen het bestand van geregistreerde tolken is het aan de IND om te beslissen welke tolken door hen worden ingeschakeld. In die keuze laat de Wbtv hen vrij. Nu de inpasbaarheidsverklaring berust op een privaatrechtelijke grondslag is de beoordeling voorbehouden aan de burgerlijke rechter. De rechtbank is van oordeel dat eiseres hiermee niet in haar rechtsbescherming wordt geschaad.
15. De rechtbank komt niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de intrekking van de inpasbaarheidsverklaring geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid van de Awb. De staatssecretaris heeft het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Schnitzler, rechter, in aanwezigheid van mr. N.A.P. Vrijsen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voor 1 februari 2024 getiteld: besluit gedragscode Wet beëdigd tolken en Vertalers.
2.WI 2024/5 Samenwerken met een tolk.
5.Zoals bedoeld in de Wbtv.