ECLI:NL:RBMNE:2025:2162

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
UTR 23/5327 en UTR 23/5328
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde en vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 28 april 2025, hebben eisers, eigenaren van onroerende zaken in [plaats 1] en [plaats 2], beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde door de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar had in een beschikking van 28 februari 2022 de waarde van de woningen vastgesteld op respectievelijk € 577.000,- en € 637.000,-. Eisers gingen in bezwaar, maar hun bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop hebben zij beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 17 maart 2025 werd een compromisvoorstel gedaan door de heffingsambtenaar, waarbij de WOZ-waarde verlaagd zou worden naar € 529.000,- voor de woning op [adres 3] en € 612.000,- voor de woning op [adres 2]. Eisers stemden in met dit voorstel. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en stelde de nieuwe WOZ-waarden vast. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van proceskosten, inclusief reiskosten en immateriële schadevergoeding, en het terugbetalen van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Wolbrink, in aanwezigheid van griffier mr. M.A. Barmentlo, en is openbaar uitgesproken op 28 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/5327 en UTR 23/5328

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [plaats 1] , eisers,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap [gemeente], verweerder
(gemachtigde: mr. D.J. Koopmans).

Procesverloop

1.1
In de beschikking van 28 februari 2022 heeft de heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak op de adressen [adres 1] in [plaats 1] , gemeente [gemeente] , en [adres 2] in [plaats 2] (de woningen) voor het belastingjaar 2022 vastgesteld op respectievelijk € 577.000,- en
€ 637.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2021. Bij deze beschikking heeft de heffingsambtenaar aan eisers als eigenaren van deze woningen ook een aanslag onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
1.2
Eisers zijn tegen de beschikking in bezwaar gegaan. In de uitspraak op bezwaar van 30 mei 2022 (verzonden op 30 september 2023) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en de WOZ-waarde van de woning gehandhaafd.
1.3
Eisers hebben tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift met een taxatiematrix ingediend.
1.4
De zaak is behandeld op de zitting van 17 maart 2025. Eiser [eiser 1] , de gemachtigde van de heffingsambtenaar en [taxateur] (taxateur van de heffingsambtenaar) hebben deelgenomen aan de zitting.

Overwegingen

2. In eerste instantie is beroep ingesteld, omdat eisers het niet eens waren met de vastgestelde WOZ-waarde. In het verweerschrift van 5 maart 2025 schrijft de heffingsambtenaar dat de waarde inderdaad onjuist is vastgesteld. De heffingsambtenaar verwijst in het verweerschrift naar een compromisvoorstel dat hij heeft gedaan, waarin wordt voorgesteld de waarde van de woningen te verlagen naar € 529.000,- voor [adres 3] en € 612.000,- voor [adres 2] . Eisers hebben ter zitting meegedeeld dat zij zich in die voorgestelde waarde van de woningen kunnen vinden.
3. Gelet op het compromis zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen, de waarde van de woningen aan de [adres 1] in
[plaats 1] , gemeente [plaats 2] , en [adres 2] in [plaats 2] op de waardepeildatum
1 januari 2021 verminderen tot een bedrag van € 529.000,- voor [adres 3] en
€ 612.000,- voor [adres 2] en bepalen dat de daarop gebaseerde aanslag onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing dienovereenkomstig wordt verminderd.
4. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. Op de zitting heeft de heffingsambtenaar ingestemd met het vergoeden van de reiskosten à € 5,60. Ten aanzien van de door eisers opgegeven verletkosten overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 1, eerste lid aanhef en onder e, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) komen verletkosten van een partij in aanmerking voor vergoeding. Het kan hierbij enkel gaan om tijdverzuim in verband met het bijwonen van de zitting, niet om tijdverzuim in verband met voorbereiding en verrichten van andere proceshandelingen. Eisers hebben verzocht om vergoeding van verletkosten voor een bedrag van € 160,- voor het bijwonen van de zitting. De rechtbank stelt vast dat eisers dit uurtarief niet hebben onderbouwd. Eisers zijn weliswaar niet verplicht de kosten te specificeren, maar bij het ontbreken van een specificatie dient de rechter volgens vaste jurisprudentie [1] de vergoeding op het laagste tarief vast te stellen, te weten € 9,- per uur. Op 17 maart 2025 heeft een zitting plaatsgevonden. Deze zitting heeft niet langer dan een uur geduurd en eiser [eiser 1] heeft ook niet langer dan een uur hoeven reizen. Eisers komen daarom in aanmerking voor vergoeding van de verletkosten ter hoogte van (2 uur x € 9,-) € 18,-. De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar in de door eisers gemaakte proceskosten van totaal € 23,60.
5. De rechtbank zal tevens bepalen dat de heffingsambtenaar aan eisers het door hen betaalde griffierecht van € 50,- moet vergoeden.
6. Op de zitting hebben eisers daarnaast een immateriële schadevergoeding gevraagd van € 300,- vanwege de duur van de procedure. De heffingsambtenaar heeft daarmee ingestemd.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • stelt de waarde van de woning [adres 1] voor het belastingjaar 2022 vast op
€ 529.000,- en de waarde van de woning [adres 2] voor het belastingjaar 2022 vast op € 612.000,- en bepaalt dat de heffingsambtenaar de aanslag onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing dienovereenkomstig vermindert;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van eisers tot een bedrag van
€ 23,60,-;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot het betalen van een schadevergoeding aan eisers tot een bedrag van € 300,-;
  • draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A. Barmentlo, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 17 oktober 2028, ECLI:NL:RVS:2018:3339 r.o. 4. e.v.