Uitspraak
1.[gedaagde sub 1] N.V.,
2.
[gedaagde sub 2] N.V.,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vordert eiser, die in dienst is geweest bij [bedrijf 1] N.V., dat gedaagden, bestaande uit [gedaagde sub 1] N.V. en [gedaagde sub 2] N.V., hoofdelijk gehouden zijn tot nakoming van de indexatie van zijn bovenwettelijke uitkering. Eiser stelt dat hij recht heeft op indexatie op basis van de vaststellingsovereenkomst en de USZO-regeling, die van toepassing is op zijn bovenwettelijke uitkering. Gedaagden betwisten deze vordering en stellen dat de CAO van [bedrijf 1] niet meer van toepassing is, aangezien deze niet meer is aangepast na 2006 en de CAO OV niet op eiser van toepassing is. De kantonrechter oordeelt dat de vaststellingsovereenkomst en de USZO-regeling geen recht geven op indexatie, omdat er geen salariswijzigingen zijn geweest in de CAO van [bedrijf 1]. Eiser kan zich niet beroepen op de CAO OV, omdat hij niet meer in dienst was op het moment dat deze van toepassing werd verklaard op indirect personeel. De kantonrechter verklaart eiser niet-ontvankelijk in zijn vordering tegen [gedaagde sub 2] en wijst de vordering tegen [gedaagde sub 1] af. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.