Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Het beroep tegen het bestreden besluit van 23 maart 2023
De zoekslag en de aangetroffen documenten
De weigeringsgronden
elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijk persoon’. [2] Een persoon moet dus met het gegeven alleen, of eventueel in combinatie met andere gegevens, identificeerbaar zijn. De rechtbank constateert dat het college deze weigeringsgrond tweemaal heeft toegepast in de aangetroffen documenten; in document 2 en in document 24. In beide documenten (bijlage 2 en 24) is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van persoonsgegevens in voormelde zin. In document 2 is de nationaliteit van een groep mensen weggelakt. Met die vermelding van nationaliteit wordt deze groep wellicht nader gespecificeerd, maar die enkele aanduiding maakt niet dat iemand daardoor als persoon kan worden geïdentificeerd. Dit geldt ook voor de aanduiding van afkomst in document 24. In het document wordt vermeld dat het centrum van Almere te maken heeft met een groep bedelaars en dat die groep met name bestaat uit mensen “
van buiten”. Er wordt als voorbeeld gesproken over mensen uit een bepaalde regio. Ook met deze aanduiding is geen sprake van tot een persoon herleidbare gegevens.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar niet ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 23 maart 2023 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij het weigeren van openbaarmaking van passages in document 2 en 24 op grond van artikel 5.1, eerste lid, onder d, van de Woo is gehandhaafd;
- herroept het primaire besluit van 20 september 202, voor zover daarbij de openbaarmaking van die passages op grond van artikel 10, eerste lid, onder d, van de Wob is geweigerd;
- bepaalt dat het college de hiervoor genoemde delen openbaar maakt;
- draagt het college op om hier binnen vier weken na verzending van deze uitspraak uitvoering aan te geven;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
mr.B.L. Kosterman-Meijer, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2025.