ECLI:NL:RBMNE:2025:214

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
UTR 24/6382
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van een beroep inzake herbeoordeling Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Op 24 januari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen Adecco Personeelsdiensten B.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft een beroep dat door Adecco is ingediend op 11 oktober 2024, omdat de verweerder niet tijdig had beslist op hun verzoek van 16 november 2023 om herbeoordeling onder de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet Wia). Na een besluit van de verweerder op 30 oktober 2024 heeft Adecco het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten. De verweerder heeft hierop niet gereageerd.

De rechtbank heeft besloten de zaak zonder zitting te behandelen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De rechtbank overweegt dat, indien een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat de verweerder de proceskosten moet vergoeden. De rechtbank volgt de verweerder niet in zijn standpunt dat de wegingsfactor 0,25 moet worden toegepast en stelt de proceskosten vast op € 453,50. Tevens is de verweerder verplicht het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden. De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Adecco.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6382

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2025 in de zaak tussen

Adecco Personeelsdiensten B.V., te Zaltbommel, verzoekster

(gemachtigde: H.E. Wonnink)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingediend op 11 oktober 2024 omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek van 16 november 2023 om herbeoordeling in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet Wia).
Verweerder heeft op 30 oktober 2024 alsnog een besluit genomen op het verzoek van verzoekster. Verzoekster heeft het beroep daarna ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoekster. Verweerder heeft wel op
1 november 2024 een verweerschrift naar aanleiding van het beroep niet tijdig beslissen ingediend, waarin verweerder aangeeft dat verzoekster in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding waarbij wegingsfactor 0,25 moet worden toegepast.
4. De rechtbank volgt verweerder niet in dit standpunt en stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5). [1]
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Conform de uitspraak van de Afdeling van bijvoorbeeld 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1796.