ECLI:NL:RBMNE:2025:2137

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
UTR 24/4246
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet wegens niet-rechthebbende partner

Deze uitspraak betreft de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet door de rechtbank Midden-Nederland. Eiser, die in Nederland woont en algemene bijstand ontvangt, heeft bijzondere bijstand aangevraagd voor medische kosten gemaakt door zijn echtgenote, die de Surinaamse nationaliteit heeft en in Suriname woont. De aanvraag werd afgewezen omdat de echtgenote niet in aanmerking komt voor bijstand, aangezien zij niet de Nederlandse nationaliteit heeft en ook geen vreemdeling is die gelijkgesteld kan worden met een Nederlander. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat de kosten van de medische behandeling zijn gemaakt door de echtgenote en eiser niet in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. Eiser heeft aangevoerd dat hij aansprakelijk is gesteld voor de kosten, maar de rechtbank volgt deze redenering niet, omdat er geen bewijs is dat hij daadwerkelijk aansprakelijk is gesteld. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand en dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder gerechtvaardigd is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4246

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. G.P. Dayala),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere

(gemachtigde: W.M. Haitjema-Oegema).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet. Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat verweerder de aanvraag mocht afwijzen. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. Een weergave van het bestreden besluit staat onder 4 en de beroepsgronden onder 5. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 6. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw). Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 21 december 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 april 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 2 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [A] , neef en tevens gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
Beoordeling door de rechtbank
Achtergrond
3. Eiser heeft de Nederlandse nationaliteit, woont in Nederland en ontvangt algemene bijstand op grond van de Pw. Hij is gehuwd met [B] , die de Surinaamse nationaliteit heeft en in Suriname woont. Tijdens een vakantie van de echtgenote van eiser in Nederland, is zij met spoed opgenomen in het ziekenhuis en is zij behandeld. Het ziekenhuis vordert van de echtgenote betaling van de kosten van de medische behandeling. De facturen van het ziekenhuis zijn op naam gesteld van de echtgenote. De kosten van de behandeling worden niet vergoed vanuit de reisverzekering van de echtgenote. Eiser heeft daarom bijzondere bijstand aangevraagd in verband met de door zijn echtgenote gemaakte medische kosten.
Standpunt verweerder
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen omdat is gebleken dat de medische kosten zijn gemaakt door zijn echtgenote. Zij heeft geen recht op bijstand omdat zij niet de Nederlandse nationaliteit heeft en ook geen vreemdeling is die daarmee kan worden gelijkgesteld zoals bedoeld in artikel 11 van de Pw. Verweerder komt daarom ook niet toe aan de beoordeling of er sprake is van zeer dringende redenen op grond waarvan alsnog bijzondere bijstand moet worden verleend, zoals bedoeld in artikel 16 van de Pw.
Standpunt eiser
5. Eiser voert aan dat de medische behandeling van zijn echtgenote acuut en noodzakelijk was en niet kon worden uitgesteld. Er is sprake van bijzondere omstandigheden en een schrijnende situatie. De weigering van verweerder om eiser te laten opdraaien voor deze kosten is onacceptabel, zeker omdat de gevolgen voor de echtgenote van eiser ernstig zouden zijn geweest als zij niet medisch was behandeld. Omdat de echtgenote de kosten niet kan betalen, worden deze op eiser verhaald. Eiser kan deze ook niet betalen. Er is sprake van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 Pw.
5.1.
Tijdens de zitting is namens eiser verder het volgende naar voren gebracht. Eiser kan er niks aan doen dat zijn echtgenote medisch behandeld moest worden. Het is onredelijk om eiser te belasten met deze kosten, terwijl eiser bijstand ontvangt naar de norm voor een alleenstaande. Eiser is aansprakelijk gesteld door het ziekenhuis voor de gemaakte kosten, omdat hij met zijn echtgenote is getrouwd in gemeenschap van goederen. Dit blijkt uit de omstandigheid dat hij bijzondere bijstand heeft gevraagd. Voor zover verweerder niet volgt dat eiser in gemeenschap van goederen is getrouwd, had verweerder daarnaar onderzoek moeten doen. Door hiernaar geen onderzoek te doen, heeft verweerder in strijd gehandeld met het evenredigheidsbeginsel. Verder vraagt de neef en tevens gemachtigde van eiser aan de rechtbank hoe de echtgenote, die in Suriname woont, de kosten kan betalen aangezien zij geen financiële middelen heeft.
Oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank oordeelt dat verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand heeft mogen afwijzen en overweegt daartoe als volgt. In artikel 11 Pw staat welke personen in aanmerking komen voor bijstand en onder welke omstandigheden. Hierin staat dat iedere in Nederland woonachtige Nederlander in aanmerking kan komen voor bijstand indien hij verkeert of dreigt te verkeren in bijstandbehoevende omstandigheden. Verweerder heeft terecht het standpunt ingenomen dat eiser hieraan niet voldoet. De kosten van de medische behandeling zijn namelijk gemaakt door de echtgenote en zij heeft niet de Nederlandse nationaliteit en woont niet in Nederland. De rechtbank begrijpt het standpunt van verweerder zo dat verweerder daarmee zegt dat ook eiser niet in aanmerking komt voor bijzondere bijstand, omdat hij niet degene is die in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert wegens de medische kosten. Deze kosten zijn immers gemaakt door zijn echtgenote.
6.1.
Verder begrijpt de rechtbank het standpunt van eiser zo dat hij stelt dat hij aansprakelijk wordt gesteld door het ziekenhuis voor de door zijn echtgenote gemaakte kosten en dat hij deze aansprakelijkheidsstelling gelijkstelt met het aanvragen om bijzondere bijstand bij verweerder. Dit volgt de rechtbank niet. Uit het dossier blijkt niet dat eiser in verband met de genoemde kosten aansprakelijk is gesteld. Ook blijkt uit het dossier niet dat eiser in gemeenschap van goederen is getrouwd met zijn echtgenote. De facturen van het ziekenhuis staan op naam van mevrouw. De rechtbank volgt eiser verder niet in zijn stelling dat het aan verweerder was om onderzoek te doen naar de vraag of eiser in gemeenschap van goederen is getrouwd en dat het onevenredig is dat verweerder dit niet heeft gedaan. Het is namelijk in eerste instantie aan de aanvrager van bijzondere bijstand om de aanvraag te onderbouwen. Daarin is eiser niet geslaagd.
6.2.
Omdat niet duidelijk is dat de kosten voor de medische behandeling daadwerkelijk op eiser worden verhaald, kan eiser ook geen beroep doen op zeer dringende redenen die de verlening van bijstand noodzakelijk maken zoals bedoeld in artikel 16 Pw. Om dezelfde reden komt de rechtbank niet toe aan beoordeling van de stelling van eiser dat het onredelijk en schrijnend is dat hij voor de kosten van de behandeling moet opdraaien. De omstandigheid dat de medische behandeling noodzakelijk was en niet kon worden uitgesteld, staat los van de in deze procedure te beantwoorden vraag of verweerder bijstand moet verlenen in verband met de voor de medische behandeling gemaakte kosten. Het is niet aan de rechtbank om in te gaan op de vraag hoe de echtgenote, die in Suriname woont en geen financiële middelen heeft zoals is gesteld, de kosten moet betalen.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand mocht afwijzen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr.E. Kersten, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.