4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 primair en feit 2 subsidiair
Een
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van [slachtoffer 1] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 7 september 2022 rond 22.00 uur ging ik samen met mijn vriend [slachtoffer 2] vanaf onze woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] wandelen. Ik zag opeens de vrouw met haar auto onze richting op komen rijden. Wij liepen snel een smal pad op. Ik hoorde en zag dat de vrouw in de auto het smalle pad opreed. Ik zag dat de vrouw snel onze kant op kwam. Ik liep zo snel mogelijk door maar ik werd door de vrouw met de auto tegen mijn benen gereden. Zij raakte daarbij mijn knieën. Ik voelde direct pijn aan mijn knieën. Ik zag dat haar auto slipte in het gras en zand, anders had zij mij dood gereden. Ik zag dat haar auto doorschoot en een schutting raakte. Ik zag dat de vrouw haar auto probeerde te draaien maar dat het in eerste instantie niet lukte. Ik zag dat de vrouw haar auto onder controle kreeg en zag dat ze met volle snelheid weer mijn richting op reed. Ik kon niet snel opzij gaan omdat mijn knieën zeer deden. [slachtoffer 2] heeft mij toen opgetild en opzij gezet zodat ik niet weer geraakt kon worden.
Een
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van [slachtoffer 2] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 7 september 2022 omstreeks 23:30 uur zijn mijn vriendin [slachtoffer 1] en ik naar buiten gegaan. Ik zag dat de auto van [verdachte] achter ons aan kwam rijden. We stonden bij de schutting van een achtertuin. Ik had [slachtoffer 1] vast en toen ik achterom keek zag ik dat de auto van [verdachte] onverwachts op ons af kwam rijden over het voetpad. Ik zag dat dat niet stapvoets was. Ik zag dat zij in één rechte lijn op ons afreed. Ik zag geen remlichten aan gaan. Ik had [slachtoffer 1] vast. [slachtoffer 1] stond met haar gezicht in de richting van de auto. Ik stond met mijn rug richting de auto en keek achterom. Ik zag dat zij ons zou gaan raken dus ik sprong omhoog. Ik zag dat [slachtoffer 1] geraakt werd door de auto.. Ik voelde tevens dat de auto mij raakte. Ik voelde dat de voorkant van de auto mij ter hoogte van mijn voeten raakte. Ik voelde pijn aan mijn beide voeten. Ik viel vervolgens achterover doordat de auto mij raakte.. Ik zag dat [slachtoffer 1] hierop achteruit viel tegen de schutting waar wij voor stonden. Ik hoorde [slachtoffer 1] schreeuwen. Ik lag nog op de motorkap. Ik zag en hoorde dat [verdachte] de auto in z'n achteruit versnelling zette. Ik zag en voelde de auto vervolgens achteruit rijden. Ik ben vervolgens van de motorkap afgesprongen. Ik zag dat [slachtoffer 1] nog steeds op de grond lag. Ik was doodsbang. Ik zag dat zij achteruit reed en vervolgens met de achterzijde een lantaarnpaal raakte. Ik zag dat zij verder achteruit reed en het hek van de busbaan raakte. Ik zag en hoorde dat zij schakelde en dat zij vooruit reed. Ik dacht dat zij weg wilde rijden. Ik zag dat zij mij voorbij reed. Ik zag dat zij een paar meter na mij stopte. Ik zag dat zij vervolgens weer achteruit reed. Ik zag vervolgens dat zij haar voertuig draaide met de voorzijde in de richting van mij en [slachtoffer 1] . Ik zag dat [slachtoffer 1] nog steeds op de grond lag. Ik zag vervolgens dat [verdachte] vooruit reed in onze richting. Toen ze me bijna raakte sprong ik omhoog. Ik belandde op de motorkap. Mijn rug deed pijn door de tweede keer dat zij mij raakte met de auto. Ik zag dat zij [slachtoffer 1] raakte terwijl ze op de grond lag. Nadat ze geraakt werd hoorde ik haar schreeuwen van de pijn. Ik zag vervolgens dat [verdachte] achteruit reed. Ik zag vervolgens dat zij weer vooruit reed. Ik zag dat zij vervolgens nog een keer op mij instuurde tijdens het rijden. Ik zag dat zij nog een keer in mijn richting kwam rijden. Ik kon ternauwernood aan de kant springen voordat ze mij raakte.
Een
proces-verbaal van bevindingen, betreffende de camerabeelden [adres] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , inhoudelijk, zakelijk weergegeven:
Om 23.49:54 uur zag ik twee personen vanuit de richting van een brug komen en in de richting van de [adres] lopen Ik zag een voertuig aankomen vanuit de richting van de brug en ik zag dat dit voertuig richting de twee personen reed. Ik zag dat het voertuig in één lijn doorreed in de richting van de schutting van een van de tuinen. Ik zag dat het voertuig tot stilstand kwam. Ik zag dat de locatie waar het voertuig tot stilstand kwam, dezelfde locatie was als waar de twee personen enkele seconden hiervoor, uit het zicht van de camera, verdwenen. Ik zag dat het voertuig een stukje langs de schutting reed, daarna achteruit reed en vervolgens opnieuw vooruit reed in de richting van de schutting. De plek waar het voertuig naartoe reed, betrof dezelfde plek als waar de twee personen eerder uit het zicht van de camera waren verdwenen. Ik zag dat het voertuig achteruit reed en dat de persoon in het lichtkleurige shirt voor de auto stond. Ik zag dat het voertuig vanuit stilstand zijn snelheid fors verhoogde en recht vooruit reed in de richting van de persoon in het lichtkleurige shirt. Ik zag dat deze persoon opzij sprong richting de schutting. Ik zag dat het voertuig met dezelfde snelheid doorreed en dat de persoon uiteindelijk achter het voertuig stond. Ik zag rode remlichten oplichten en ik zag dat het voertuig
achteruit reed.
Een
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van [getuige 1] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde omstreeks 23.50 uur geschreeuw aan de achterzijde van mijn woning. Ik zag een auto over de [naam] rijden. De [naam] betreft een fietspad. Ik zag de auto met hoge snelheid aankomen rijden. Ik gok dat de auto ongeveer 40/50 kilometer per uur reed. Ik zag dat de auto over de busbaan reed en meteen rechtsaf sloeg het voetpad op. Ik hoorde de auto vervolgens hard optrekken. Ik zag twee (2) mensen staan. Ik zag dat de auto met hoge snelheid op de man en de vrouw inreed. Ik gok dat de auto wederom 40/50 kilometer per uur reed. Ik zag dat de man weg kon springen. Ik zag dat de vrouw werd aangereden door de auto. Ik hoorde de vrouw heel hard schreeuwen. Ik zag dat de vrouw vast zat tussen de auto en de
schutting. Ik zag dat de auto vervolgens weer op de vrouw inreed.
Een
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van [getuige 2] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde geschreeuw, een auto met slippende banden en een knal. Ik zag dat er een vrouw op de grond zat. Ik hoorde de vrouw op de grond kermen en roepen dat ze pijn had. Ik zag de auto heen en weer steken met de voorzijde richting de vrouw op de grond. Ik zag dat de auto echt naar haar toe stuurde. Ik hoorde het toerental van die auto oplopen. Ik hoorde dat de auto hoog in toeren ging en dat deze piepende en slippende banden had. Ik zag dat de auto naar voren reed richting de vrouw en toen de schutting en paaltjes raakte.
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 april 2025, inhoudende zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [slachtoffer 1] voor de auto viel met haar gezicht naar voren. Ik ben daar zelf ook van geschrokken.
Deze bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud betrekking hebben.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte en beide aangevers zijn elkaar in de late avond van 7 september 2022 op straat tegengekomen. Beide aangevers zijn vervolgens via een fietspad en de busbaan in de richting van het huis van [slachtoffer 2] gelopen. Zij zagen dat verdachte in haar auto achter hen aankwam. Aangevers stonden voor een schutting. Op dat moment kwam de auto via het voetpad in één rechte lijn en met hoge snelheid op beide aangevers afrijden, waarbij aangever [slachtoffer 1] aan haar benen werd geraakt en op de grond is gevallen. [slachtoffer 2] kon omhoog springen waardoor hij slechts licht werd geraakt en op de motorkap viel. Verdachte reed vervolgens achteruit en draaide de auto wederom in de richting van beide aangevers. [slachtoffer 1] zat toen nog steeds op de grond met de schutting achter haar. Verdachte reed weer op beide aangevers in, waarbij [slachtoffer 2] aan de kant kon springen en wederom op de motorkap belandde. Verdachte reed daarna nog een keer achteruit, waarna zij weer vooruit reed en in de richting van [slachtoffer 2] stuurde die wederom aan de kant kon springen.
Verdachte is dus in totaal twee keer op aangever [slachtoffer 1] ingereden en drie keer op aangever [slachtoffer 2] . Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, bestempelt de rechtbank de situatie niet als chaotisch. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte bewust een aantal keren op aangevers is ingereden.
De vraag is vervolgens of de verdachte, door zich zoals boven beschreven te gedragen, opzet heeft gehad om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] om het leven te brengen of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Dat de verdachte daadwerkelijk het plan had opgevat om aangevers te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen blijkt niet uit de bewijsmiddelen. De rechtbank moet dus beoordelen of er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood dan wel op zwaar lichamelijk letsel. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig als de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg, in dit geval zwaar lichamelijk letsel dan wel de dood, zal intreden.
De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Bewezenverklaring poging doodslag op [slachtoffer 1] (feit 1 primair)
De rechtbank stelt vast dat verdachte, nadat zij [slachtoffer 1] voor de eerste keer heeft geraakt, achteruit is gereden. [slachtoffer 1] was gewond aan haar benen en was voor de schutting op de grond terecht gekomen. Uit de verklaring ter terechtzitting volgt dat verdachte zelf heeft gezien dat [slachtoffer 1] was gevallen. Zij was hier zelfs van geschrokken. Verdachte wist dus dat aangever [slachtoffer 1] op dat moment voor haar auto op de grond lag. Verdachte heeft desondanks haar auto in z’n vooruit gezet en is op [slachtoffer 1] ingereden. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte hiermee de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat [slachtoffer 1] door haar handelen zou komen te overlijden. [slachtoffer 1] lag op de grond en kon niet meer wegkomen vanwege het letsel aan haar knieën. Zij bevond zich bovendien vlak voor een schutting en had dus beklemd kunnen raken tussen deze schutting en de auto van verdachte. Door toedoen van [slachtoffer 2] is dat niet gebeurd, maar naar het oordeel van de rechtbank doet dat niet af aan het feit dat op dat moment een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] bestond. Door zo te handelen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank dat gevolg ook willens en wetens aanvaard.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair tenlastegelegde feit.
Vrijspraak poging doodslag en bewezenverklaring poging tot zware mishandeling op [slachtoffer 2] (feit 2 subsidiair)
Met een auto inrijden op een persoon kán dodelijk letsel tot gevolg hebben, maar dit hangt onder meer af van de omstandigheden van het geval. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de tenlastegelegde poging tot doodslag op [slachtoffer 2] .
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte drie keer, waarvan in ieder geval één keer met hoge snelheid, op [slachtoffer 2] is ingereden. [slachtoffer 2] heeft alle drie de keren de auto van verdachte kunnen ontwijken door aan de kant te springen. Ondanks het feit dat verdachte dus vaker op [slachtoffer 2] is ingereden dan op [slachtoffer 1] , is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat onder de gegeven omstandigheden de aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 2] door het handelen van verdachte zou komen te overlijden. Anders dan [slachtoffer 1] , was [slachtoffer 2] gedurende de opeenvolgende handelingen van verdachte lichamelijk in staat daarop te reageren. Dat gevaar heeft bestaan voor het leven van [slachtoffer 2] volgt dan ook niet zonder meer uit de bewijsmiddelen. Dat betekent dat verdachte zal worden vrijgesproken van poging tot doodslag op [slachtoffer 2] .
De rechtbank is gelet op het voorgaande echter wel van oordeel dat er door het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] bestond en dat verdachte door te handelen zoals zij heeft gedaan, die aanmerkelijke kans heeft aanvaard.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 subsidiair tenlastegelegde feit.