In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 april 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een Belgische rechtspersoon, hierna te noemen '[eiseres]', en een Nederlandse gedaagde, hierna te noemen '[gedaagde]'. De zaak betreft een vordering van [eiseres] tot betaling van medische kosten die [gedaagde] heeft gemaakt voor een behandeling in België. De vordering bedraagt € 155,13 aan hoofdsom en € 11,83 aan rente tot en met 26 november 2024, met daarbovenop de wettelijke Belgische consumentenrente vanaf 27 november 2024.
De procedure is gestart met een dagvaarding op 5 december 2024, waarna verschillende stukken zijn ingediend, waaronder een conclusie van antwoord en een akte van [eiseres]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de factuur van [eiseres] niet heeft betaald, ondanks meerdere aanmaningen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van de EEX-Vo 2012, omdat [gedaagde] in Nederland woont. Het Belgisch recht is van toepassing, aangezien [eiseres] daar is gevestigd.
De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de hoofdsom en rente, maar heeft de proceskosten gecompenseerd, omdat het niet redelijk was om na één aanmaning tot dagvaarding over te gaan zonder dat de gemachtigde van [eiseres] bereikbaar was voor [gedaagde]. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R.M. Berendsen.