ECLI:NL:RBMNE:2025:2090

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
11045109
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een consumentenovereenkomst voor de koop en plaatsing van een chalet met terugbetaling van de koopsom en schadevergoeding

In deze zaak vordert eiseres de ontbinding van een overeenkomst voor de koop en plaatsing van een chalet, evenals de terugbetaling van het betaalde bedrag en een schadevergoeding. Eiseres heeft op 8 januari 2021 een overeenkomst gesloten met gedaagde voor de levering en plaatsing van een chalet ter waarde van € 42.606,58. Na het sluiten van de overeenkomst bleek dat gedaagde het tuinhuis niet kon leveren, waarna partijen overeenkwamen dat de kosten van het tuinhuis in mindering zouden worden gebracht op het totaalbedrag. Eiseres heeft het nieuwe bedrag betaald, maar na de levering van het chalet op 29 april 2022 meldde zij diverse gebreken. Gedaagde erkende de gebreken, maar stelde dat eiseres niet de bevoegdheid tot ontbinding had en dat er geen aanleiding was voor schadevergoeding. De kantonrechter oordeelt dat de gebreken zodanig zijn dat de overeenkomst ontbonden moet worden. Eiseres heeft de gebreken tijdig gemeld en gedaagde heeft onvoldoende actie ondernomen om deze te verhelpen. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiseres grotendeels toe, inclusief de terugbetaling van het betaalde bedrag en de vergoeding van deskundigenkosten en kosten voor de afvoer van sloopafval. De vordering voor schadevergoeding wegens de aanschaf van een duurder tuinhuis wordt afgewezen, omdat dit niet meer onder de overeenkomst valt. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten en de wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11045109 \ AC EXPL 24-916
Vonnis van 30 april 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. T. Franzen,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.J.M. Melissen.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord met producties.
1.2.
De zitting is gehouden op 25 maart 2025. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens [gedaagde] is verschenen [A] , bijgestaan door de gemachtigde. Door of namens partijen zijn de standpunten toegelicht en is antwoord gegeven op vragen. Daarvan heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Na sluiting van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter beslist dat vonnis zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] wil met deze procedure bereiken dat een door haar gesloten overeenkomst voor de koop en plaatsing van een chalet wordt ontbonden en het door haar betaalde bedrag door [gedaagde] wordt terugbetaald. Ook vordert [eiseres] van [gedaagde] een schadevergoeding. [gedaagde] is het hier niet mee eens. Volgens [gedaagde] komt [eiseres] niet de bevoegdheid tot ontbinding toe en bestaat er geen aanleiding om een schadevergoeding toe te kennen. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiseres] grotendeels toe. De kantonrechter legt dit hierna uit.

3.De achtergrond van de zaak

3.1.
[eiseres] heeft op 8 januari 2021 een overeenkomst met [gedaagde] gesloten voor het leveren en plaatsen van een chalet, inclusief tuinhuis, ter waarde van € 42.606,58.
3.2.
Na het sluiten van de overeenkomst bleek dat [gedaagde] het tuinhuis niet kon leveren. Partijen hebben vervolgens afgesproken dat [gedaagde] het tuinhuis niet meer zou leveren en dat de kosten van het tuinhuis (€ 4.950,00) in mindering zou worden gebracht op het eerder overeengekomen bedrag. Het nieuwe bedrag bedroeg daardoor € 37.656,58. Ook zijn partijen overeengekomen dat [eiseres] in eigen beheer een nieuw tuinhuis zou aanschaffen.
3.3.
[eiseres] heeft het nieuwe overeengekomen bedrag betaald door een occasion ter waarde van € 4.111,58 bij [gedaagde] in te ruilen en het restant van € 33.545,00 via bankoverschrijving aan [gedaagde] te voldoen.
3.4.
Op 12 april 2022 heeft [gedaagde] een klompenhok voor [eiseres] gesloopt. Het sloopafval dat daardoor is ontstaan, heeft [gedaagde] op het terrein van [eiseres] achtergelaten.
3.5.
Op 29 april 2022 heeft [gedaagde] het chalet bij [eiseres] geleverd en geplaatst. Volgens [eiseres] vertoonde het chalet na levering diverse gebreken. Daarvan heeft [eiseres] meermaals bij [gedaagde] melding gemaakt, waaronder op 3 mei 2022, 9 mei 2022, 14 september 2022, 29 september 2023 en 8 december 2023. In die meldingen heeft [eiseres] [gedaagde] ook in gebreke gesteld.
3.6.
[eiseres] heeft een deskundigenonderzoek laten uitvoeren door [B] van [onderneming] . Dit heeft geresulteerd in een deskundigenrapport van 27 september 2023, waarin meerdere gebreken zijn beschreven. Het gaat om de volgende gebreken:
  • gebroken en/of verzakte hoek- en koppelprofielen;
  • een achttal schadeplekken in de kunststoffen Zweedse rabatdelen;
  • een hoogteverschil in de vloer van de badkamer waardoor de douchedeur een kier bevat;
  • een verkeerde kleur vloerbedekking, gordijnen en (drietal) hoofdborden;
  • een missende cassette voorzien van vliegengaas en verduistering;
  • een losgelaten legplank;
  • onregelmatigheden in de vloer van de gehele stacaravan/het niet goed stellen van het chalet;
Uit het deskundigenrapport blijkt dat [gedaagde] alle hiervoor genoemde gebreken erkent.
3.7.
Met een e-mail van 25 januari 2024 heeft [gedaagde] aan [eiseres] bericht dat zij de gebreken in maart 2024 wil komen herstellen. Die gelegenheid heeft [eiseres] niet aan [gedaagde] geboden. [eiseres] is in plaats daarvan tot dagvaarding overgegaan.
4. De beoordeling
Er is sprake van een consumentenovereenkomst
4.1.
Vooropgesteld wordt dat de overeenkomst tussen partijen met betrekking tot de koop en plaatsing van het chalet een consumentenkoop is. Dat wil zeggen een overeenkomst tussen een professioneel handelende partij en een partij die niet-professioneel handelt, waarbij [gedaagde] als professionele partij en [eiseres] als consument moet worden aangemerkt.
Ambtshalve toetsing van consumentenbeschermende bepalingen
4.2.
Omdat sprake is van een consumentenovereenkomst, moet de kantonrechter (zo nodig ambtshalve, dus ook als de consument daar niet om vraagt) toetsen of een aantal belangrijke consumentenbeschermende bepalingen uit het Europese en Nederlandse recht is nageleefd. In dit geval gaat het om de bepalingen over informatieplichten.
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat in dit geval de informatieplichten van artikel 6:230l BW van toepassing zijn. Uit de processtukken leidt de kantonrechter af dat [eiseres] bij het sluiten van de overeenkomst met betrekking tot de koop en plaatsing van het chalet moet hebben beschikt over alle essentiële informatie, omdat die uit de context bleek, dan wel op duidelijke en begrijpelijke wijze door [gedaagde] aan [eiseres] was verstrekt. [1]
De vorderingen van [eiseres] en het verweer van [gedaagde]
4.4.
In deze procedure vordert [eiseres] primair de ontbinding van de gesloten overeenkomst en (terug)betaling van € 37.656,58. Daarnaast vordert zij vergoeding van geleden schade, waaronder € 92,61 voor het zelfstandig afvoeren van sloopafval en € 534,- als verschil voor het moeten aanschaffen van een duurder tuinhuis. Ook vordert [eiseres] € 1.864,36 als vergoeding voor deskundigenkosten en maakt zij aanspraak op rente en kosten. De kantonrechter bespreekt deze vorderingen hierna en gaat daarbij ook in op het verweer van [gedaagde] tegen de vorderingen.
De overeenkomst voor de koop en plaatsing van het chalet wordt ontbonden
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat het door [gedaagde] verkochte en geplaatst chalet niet aan de tussen partijen gesloten overeenkomst beantwoordt. [2] Het chalet bezit namelijk niet de eigenschappen die [eiseres] op grond van de overeenkomst had mogen verwachten. Dit blijkt uit het rapport van [onderneming] en is door [gedaagde] ook erkend.
4.6.
[eiseres] heeft de gebreken kort na de aflevering van het chalet bij [gedaagde] gemeld: de eerste klachten dateren van 3 mei 2022. [eiseres] heeft [gedaagde] meerdere keren een redelijke termijn voor herstel heeft geboden, maar herstel binnen die termijn door [gedaagde] is uitgebleven. [gedaagde] heeft pas in januari 2024 laten weten dat zij in maart 2024 de gebreken zou willen herstellen. Dat is bijna twee jaar nadat het chalet is geplaatst en nadat [eiseres] de gebreken heeft gemeld en dat is te laat. Dat [gedaagde] onvoldoende personeel had om de gebreken te herstellen, is een omstandigheid die voor haar rekening en risico komt. [eiseres] hoefde dus niet akkoord hoeven gaan met het voorstel om (bijna) twee jaar na aflevering de gebreken alsnog te herstellen.
4.7.
[gedaagde] heeft verder aangevoerd dat de gebreken niet van dien aard zijn dat die een (volledige) ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigen. Zo bestaan de gebreken al ruim twee jaar en staan ze het normale gebruik van het chalet niet in de weg. Dit verweer slaagt niet. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de gebreken in samenhang bezien van dien aard dat daar niet slechts een geringe betekenis aan toekomt. Zo zijn er naast relatief kleine en makkelijk herstelbare gebreken (verkeerde kleur van onderdelen) ook vrij serieuze gebreken (zoals onregelmatigheden in de vloer en verzakkingen). De optelsom aan gebreken maakt dat de ontbinding van de overeenkomst in het geval van [eiseres] gerechtvaardigd is. Dat [eiseres] de afgelopen jaren het chalet heeft bewoond, doet hier niet aan af. [eiseres] heeft de gebreken kort na levering gemeld en deze gedurende haar bewoning geduld, in de hoop dat [gedaagde] ze binnen een redelijke termijn zou verhelpen. Dat is niet gebeurd. Dat [eiseres] vervolgens de bewoning heeft voortgezet, betekent niet dat zij het chalet op de manier heeft kunnen gebruiken die zij mocht verwachten. Zo heeft [eiseres] op de mondelinge behandeling toegelicht dat de bewoning haar onder andere veel stress en ellende heeft bezorgd. De kantonrechter kan dit begrijpen en [gedaagde] heeft het niet weersproken. Gelet op het voorgaande, zal de gevorderde ontbinding worden toegewezen.
Het gevolg van ontbinding is een verbintenis tot ongedaanmaking
4.8.
Door de ontbinding ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de al door hen ontvangen prestaties. [3]
4.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat de totale kosten van het chalet € 37.656,58 bedraagt en dat [eiseres] dat bedrag eerder volledig heeft voldaan. [eiseres] heeft dit bedrag deels via een bankoverschrijving (€ 33.545,00) en deels met de inruil van een occasion (ter waarde van € 4.111,58) betaald. Voor zover [eiseres] met haar vordering tot terugbetaling van € 37.656,58 de ongedaanmaking van haar prestatie aan [gedaagde] beoogt, overweegt de kantonrechter dat dit bedrag niet in zijn geheel kan worden toegewezen. Alleen het deel dat [eiseres] bij de betaling van het chalet geldelijk aan [gedaagde] heeft voldaan, kan in het licht van de verbintenis tot ongedaanmaking worden toegewezen. Dat bedrag bedraagt € 33.545,00. Voor het overige deel begrijpt de kantonrechter de vordering van [eiseres] zo dat zij de teruggave van de door haar ingeruilde occasion wenst en, in het geval [gedaagde] die occasion niet meer in haar bezit heeft en daarom niet meer kan teruggeven, dat daarvoor een vergoeding in de plaats treedt die gelijkstaat aan de waarde van de occasion op het tijdstip van de ontvangst. Die waarde bedraagt dan € 4.111,58. De kantonrechter zal dit toewijzen omdat de ontbinding van de overeenkomst het gevolg is van de toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming daarvan en [gedaagde] tijdens de zitting heeft gezegd dat de occasion inmiddels alweer is verkocht, zodat teruggave daarvan niet meer mogelijk is.
[eiseres] hoeft geen gebruikersvergoeding te betalen
4.10.
Het standpunt van [gedaagde] dat [eiseres] een gebruikersvergoeding van € 15.000,- moet betalen voor de duur van de bewoning van het chalet, omdat het chalet door haar langdurige bewoning in waarde is verminderd, volgt de kantonrechter niet. De langdurige bewoning door [eiseres] en de mogelijke waardevermindering die dat met zich heeft meegebracht, is een omstandigheid die voor rekening en risico van [gedaagde] komt. [eiseres] heeft de gebreken aan het chalet tijdig bij [gedaagde] gemeld en [gedaagde] heeft daar al die tijd geen actie op ondernomen. Hierdoor duurde de bewoning van [eiseres] voort en nam de (kans op) waardevermindering toe, terwijl ontbinding van de overeenkomst door de gebreken dreigde. Als [gedaagde] tijdig actie had ondernomen, was een waardevermindering voorkomen, dan wel sterk beperkt.
[gedaagde] moet de deskundigenkosten aan [eiseres] vergoeden
4.11.
Om de aard en omvang van de gebreken aan het chalet vast te stellen was het nodig om een deskundige in te schakelen. De kosten van het deskundigenrapport van [onderneming] zijn volgens de kantonrechter dus in redelijkheid gemaakt. [eiseres] heeft de kosten van dit rapport met een factuur onderbouwd en de kantonrechter beoordeelt de omvang van die kosten (€ 1.864,36) ook als redelijk. De deskundigenkosten zullen daarom worden toegewezen.
[gedaagde] moet de kosten voor de afvoer van het sloopafval betalen
4.12.
Volgens [eiseres] heeft zij met [gedaagde] afgesproken dat [gedaagde] zorg zou dragen voor de afvoer van het sloopafval van het klompenhok. Doordat [gedaagde] dat niet heeft gedaan, heeft zij schade geleden want zij heeft kosten (€ 92,61) moeten maken. [eiseres] wil dat [gedaagde] dit bedrag als schadevergoeding betaalt. [gedaagde] heeft het bestaan van deze afspraak onvoldoende gemotiveerd weersproken. De door [eiseres] gevorderde kosten voor de afvoer van het sloopafval zullen daarom worden toegewezen.
De schadevergoeding vanwege de aanschaf van een duurder tuinhuis wordt afgewezen
4.13.
[eiseres] heeft zelfstandig een tuinhuis gekocht dat in aanschaf € 534,- duurder was dan het tuinhuis dat zij oorspronkelijk bij [gedaagde] had gekocht, maar dat [gedaagde] niet kon leveren, en vordert dat verschil van [gedaagde] als vervangende schadevergoeding. De kantonrechter zal deze vordering afwijzen.
4.14.
Overwogen wordt dat partijen na het sluiten van de overeenkomst voor de koop en plaatsing van het chalet, inclusief tuinhuis, de gewijzigde afspraak hebben gemaakt dat, omdat [gedaagde] het tuinhuis niet (meer) kon leveren, [eiseres] in eigen beheer een nieuw tuinhuis zou aanschaffen en [gedaagde] de oorspronkelijke factuur zou verminderen met een bedrag van € 4.950,-. Dit heeft [gedaagde] ook gedaan. De gewijzigde afspraak maakt dat het bedrag van € 534,- niet als vervangende schadevergoeding op [gedaagde] kan worden verhaald. Het duurder aangeschafte tuinhuis heeft [eiseres] volgens afspraak in eigen beheer gekocht en daardoor is het verschil aan kosten voor haar rekening en risico. Dat [eiseres] zich naar eigen zeggen genoodzaakt voelde om ergens anders een duurder tuinhuis te kopen, maakt dat niet anders.
Beoordeling subsidiaire standpunten
4.15.
Omdat de kantonrechter de primaire vorderingen grotendeels zal toewijzen, komt zij niet meer toe aan de beoordeling van de subsidiaire standpunten. Voor zover subsidiair ook € 534,- als vervangende schadevergoeding voor de aanschaf van een duurder tuinhuis wordt gevorderd, zal ook dit om de hiervoor genoemde redenen worden afgewezen.
[gedaagde] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen
4.16.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat de [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het standpunt van [gedaagde] dat de door [eiseres] verzonden ingebrekestellingen simpel van aard zijn en puur ter instructie van de dagvaarding moeten worden gerekend, volgt de kantonrechter niet. Voor de verschuldigdheid van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is namelijk niet relevant welke incassohandelingen [eiseres] heeft verricht. In beginsel is een enkele brief voldoende. [4]
4.17.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. Dit komt doordat de toegewezen hoofdsom afwijkt van de gevorderde hoofdsom waarover [eiseres] de buitengerechtelijke incassokosten heeft berekend. De kantonrechter zal het bedrag toewijzen tot het wettelijke tarief. Dat bedraagt € 1.367,32.
[gedaagde] moet de wettelijke rente betalen
4.18.
De wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW is toewijsbaar. Echter de wettelijke rente die is gevorderd over (het geldelijke deel van) de koopsom van het chalet zal worden afgewezen, omdat de overeenkomst pas bij dit vonnis wordt ontbonden. [gedaagde] is dus nog niet in verzuim voor wat betreft de nakoming van de ongedaanmakingsverbintenis (de terugbetaling van de koopsom). De wettelijke rente over de koopsom zal daarom worden toegewezen vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis.
4.19.
De wettelijke rente over de schadevergoeding van € 92,61, de deskundigenkosten en de buitengerechtelijke incassokosten zal, zoals gevorderd, worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarding, zijnde 3 april 2024, tot aan de dag van volledige betaling.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
4.19.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
706,00
- salaris gemachtigde
1.630,00
(2 punten × € 815,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.610,42
Het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard
4.20.
De kantonrechter zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslising. De beslissing geldt in dat geval tot het gerechtshof een andere beslissing neemt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande overeenkomst met betrekking tot de koop en plaatsing van het chalet per vandaag;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 33.545,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 4.111,58;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 3.324,29 (€ 92,61 + € 1.864,36 + € 1.367,32), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 3 april 2024 tot aan de dag van volledige betaling.
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.610,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. Nicholson en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025.
LHJ/63796

Voetnoten

1.Vergelijk in dit verband de Hoge Raad (HR) 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677 (het arrest heeft betrekking op een overeenkomst waarop de informatieplichten van de artikelen 6:230m en 6:230v BW van toepassing zijn, maar algemeen wordt aangenomen dat het analoog kan worden toegepast op een overeenkomst waarop de informatieplichten van artikel 6:230l BW van toepassing zijn).
2.Zie in dit verband artikel 7:17 van het Burgerlijk Wetboek (BW), in samenhang gelezen met artikel 7:18 BW.
3.Zie artikel 6:271 BW.
4.Zie HR 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1405.