In deze zaak heeft eiser, geboren in 1992, een Wajong-uitkering aangevraagd bij het Uwv na een hersenbloeding in 2009, die leidde tot diverse gezondheidsproblemen. De aanvraag voor de uitkering werd gedaan op 20 november 2023, maar het Uwv kende de uitkering pas toe vanaf deze aanvraagdatum, wat eiser betwistte. Eiser stelde dat de uitkering met terugwerkende kracht vanaf 2015 moest worden toegekend, omdat hij volgens medisch en arbeidskundig onderzoek al sinds 2015 duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikte. Het Uwv daarentegen stelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat eiser in 2019 al een Wajong-uitkering had aangevraagd, wat erop wijst dat hij in staat was om aanvragen in te dienen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van kennelijke hardheid die het Uwv zou verplichten om de uitkering eerder toe te kennen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de Wajong-uitkering terecht niet eerder had toegekend dan de aanvraagdatum van 20 november 2023. Eiser had geen andere juridische gronden aangedragen voor zijn verzoek om een eerdere ingangsdatum.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, maar heeft het Uwv wel veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser, omdat het Uwv de gelegenheid had gekregen om een gebrek in zijn besluitvorming te herstellen. De proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 1.814,- en het Uwv werd ook veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 51,-. De uitspraak werd gedaan op 16 januari 2025.