ECLI:NL:RBMNE:2025:2083
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De naheffingsaanslag van € 78,33 werd aan eiser opgelegd op 31 mei 2023, omdat zijn auto zonder betaling van de verschuldigde parkeerbelasting was geparkeerd. Eiser maakte bezwaar tegen de naheffingsaanslag, maar de heffingsambtenaar handhaafde het besluit in de uitspraak op bezwaar van 17 juli 2023. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, waarop verweerder met een verweerschrift heeft gereageerd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 4 maart 2025, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door [A] en de gemachtigde van verweerder aanwezig was.
De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd aan eiser, omdat hij als kentekenhouder van het voertuig moet worden aangemerkt als de parkeerder. Eiser voerde aan dat hij ten onrechte als belastingplichtige is aangemerkt, omdat zijn zwager het voertuig had geparkeerd. Daarnaast stelde hij dat volgens Parkmobile het parkeren op Hemelvaartsdag gratis was, wat hem deed veronderstellen dat hij geen parkeerbelasting hoefde te betalen. De rechtbank wijst erop dat het de verantwoordelijkheid van de parkeerder is om te onderzoeken of parkeerbelasting moet worden betaald. De onduidelijkheid over de informatie van Parkmobile komt voor rekening van eiser, aangezien er geen bewijs is dat Parkmobile door de gemeente wordt geëxploiteerd of dat de gemeente verantwoordelijk is voor de informatie die daar wordt verstrekt.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser het griffierecht niet terugkrijgt. De uitspraak is gedaan door mr. J.W. Veenendaal, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 april 2025.