ECLI:NL:RBMNE:2025:2070
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening op medische gronden met betrekking tot urgentieverklaring voor woning
In deze zaak heeft verzoekster op 7 november 2024 een urgentieverklaring aangevraagd op medische gronden, omdat zij na haar scheiding in 2020 bij haar ouders woont met haar twee kinderen. De huidige woonsituatie heeft geleid tot verergering van haar depressieve klachten en heeft een negatieve impact op het welzijn van haar kinderen. Op 13 januari 2025 heeft het college van burgemeester en wethouders van Almere de aanvraag afgewezen, omdat volgens de urgentiecommissie er geen sprake was van een langdurig medisch probleem dat een spoedeisende woningbehoefte rechtvaardigde. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 april 2025 behandeld. Tijdens de zitting heeft verzoekster haar situatie toegelicht, waarbij zij aangaf dat zij en haar kinderen dakloos dreigen te raken. Het college heeft echter betoogd dat er op dit moment nog geen sprake is van dakloosheid, aangezien verzoekster bij haar ouders verblijft. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat verzoekster en haar kinderen nog een woonruimte hebben en er geen medische klachten zijn die een spoedeisend belang rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 15 april 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.