Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Waar gaat deze procedure over?
3.Wat aan dit vonnis vooraf ging
4.De nadere beoordeling door de kantonrechter
€ 20,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 april 2025 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen Billink B.V., een besloten vennootschap gevestigd in Rotterdam, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde een openstaand bedrag van € 190,35, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten, na een eerdere overeenkomst voor uitgestelde betaling bij een webwinkel. De gedaagde partij had in totaal voor € 346,47 aan goederen gekocht, maar had na het retourneren van enkele artikelen en een betalingsregeling van € 70,00, de betaling stopgezet. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 27 november 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:7627, de eisende partij gevraagd te onderbouwen of het gesloten krediet onder de uitzondering van artikel 7:58 lid 2 onder e BW valt. De eisende partij stelde dat de rente en incassokosten geen deel uitmaken van haar verdienmodel, maar de kantonrechter oordeelde dat de betaalkosten wel als kredietkosten moeten worden beschouwd. Hierdoor valt het krediet niet onder de uitzondering en moet het als een gewone consumentenkredietovereenkomst worden gezien. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of de consumentenbeschermende bepalingen zijn nageleefd, maar concludeerde dat de eisende partij onvoldoende informatie had verstrekt. Dit leidde tot de vernietiging van de consumentenkredietovereenkomst, waardoor de gedaagde partij geen rente of incassokosten hoeft te betalen. De kantonrechter heeft de betalingsverplichting van de gedaagde partij verminderd met 20% vanwege een schending van de informatieplicht, en de gedaagde partij moet nu € 138,28 betalen, naast de proceskosten van € 303,54.