ECLI:NL:RBMNE:2025:2043

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
16/088008-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag op minderjarig kind door toebrengen van schedel-hersenletsel

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 29 april 2025, staat de verdachte terecht voor de poging tot doodslag op zijn 3,5 maand oude dochter. De rechtbank oordeelt dat de verdachte opzettelijk hevig geweld heeft uitgeoefend op het hoofd van het kind, wat heeft geleid tot ernstig schedel-hersenletsel. Ondanks de ontkenning van de verdachte, concludeert de rechtbank op basis van getuigenverklaringen en deskundigenrapporten dat het letsel niet anders kan zijn ontstaan dan door toedoen van de verdachte. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen kritisch gewogen en komt tot de conclusie dat er geen andere plausibele verklaring is voor het letsel. De verdachte wordt schuldig bevonden aan poging tot doodslag en krijgt een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht. De rechtbank houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn ziekte van Parkinson, maar benadrukt de ernst van het feit en de noodzaak van een onvoorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/088008-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1972] te [geboorteplaats] (Marokko),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [postcode 1] te [plaats] ,
hierna verder: verdachte.

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 juni 2024, 3 april 2025 en 15 april 2025. De zaak is inhoudelijk behandeld op 3 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman en van wat verdachte en mr. Y. Finani, advocaat te Utrecht, waarnemend voor haar kantoorgenoot mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 28 maart 2022 in Utrecht zijn dochter [slachtoffer (voornaam)] (geboren op [2021] ) krachtig heeft vastgepakt of vastgehouden, of dat hij haar hevig door elkaar of op en neer heeft geschud, of dat hij op een andere manier hevig geweld heeft uitgeoefend op haar hoofd of op haar lichaam.
Dit is als volgt ten laste gelegd:
  • Primair als een poging tot doodslag van [slachtoffer (voornaam)] ;
  • Subsidiair als het zwaar mishandelen van [slachtoffer (voornaam)] ;
  • Meer subsidiair als een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer (voornaam)] ;
  • Meest subsidiair als het mishandelen van [slachtoffer (voornaam)] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde, te weten poging doodslag, wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde varianten.
De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat sprake is van onvoldoende bewijs in het dossier: er is geen direct bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en verdachte heeft consequent ontkend. Daarnaast bevat het dossier een aantal contra-indicaties voor de betrokkenheid van verdachte bij het toegebrachte letsel. De deskundigenrapporten zijn het meest belastend voor verdachte, maar daarmee moet terughoudend worden omgegaan, omdat in dit soort rapporten slechts wordt aangegeven hoeveel waarschijnlijker de bevindingen zijn onder de ene hypothese dan onder de andere hypothese. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat vrijspraak moet volgen, omdat ten aanzien van alle varianten het (voorwaardelijk) opzet bij verdachte ontbrak. Verdachte houdt zielsveel van zijn dochter en heeft nooit gewild dat zij door zijn handelen het leven zou laten of (zwaar) lichamelijk letsel zou krijgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast.
Deze strafzaak gaat over toegebracht schedel-hersenletsel (
abusive head trauma), dat voorheen ook wel bekend stond als het ‘shaken baby syndroom’.
Op 28 maart 2022 was verdachte thuis, samen met zijn dochter [slachtoffer (voornaam)] , die toen ruim 3,5 maand oud was. In de middag kwam verdachte het vlakbij gelegen consultatiebureau binnen gerend met [slachtoffer (voornaam)] in zijn armen, die nergens op reageerde. [slachtoffer (voornaam)] is gereanimeerd door de arts van het consultatiebureau en is medisch behandeld door ter plaatse gekomen ambulancepersoneel en een traumateam. Zij is vervolgens naar een academisch kinderziekenhuis overgebracht, waar is vastgesteld dat zij ernstige verwondingen had, waaronder bloedingen onder het harde hersenvlies en in de netvliezen van beide ogen. Wat de gevolgen voor [slachtoffer (voornaam)] zullen zijn op de langere termijn is nog onduidelijk.
De rechtbank onderzoekt de rol die verdachte heeft gehad bij het ontstaan van het letsel van [slachtoffer (voornaam)] , op basis van onder andere de verklaringen van de getuigen en van de medisch-deskundigen. Hoewel verdachte steeds heeft ontkend dat hij zijn dochter mishandeld heeft, komt de rechtbank tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het verdachte is geweest die opzettelijk hevig geweld heeft uitgeoefend op [slachtoffer (voornaam)] .
De rechtbank is op basis van de stukken in het dossier en van wat op zitting besproken is, van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag van zijn dochter [slachtoffer (voornaam)] . De rechtbank licht haar oordeel hierna toe.
4.4
Bewijsmiddelen
Het politieonderzoek [1]
De verklaring van [getuige 1] , oppas in het buurthuis
Ik was op maandag 28 maart 2022 vanaf 09.20 aanwezig in het buurthuis om op te passen. [2] Het was een normale dag net als normaal. lk heb niks bijzonders gezien. [slachtoffer (voornaam)] was normaal. Zij was aan het eind van de tijd aan het huilen. Toen heb ik haar vastgepakt en op mijn schouder gelegd. Toen werd zij stil en heb ik haar weer in de kinderwagen neergelegd. lk blijf altijd tot half 12. [slachtoffer (voornaam)] was gewoon aan het slapen en toen ging ik weg. Zij was gewoon normaal. Er waren geen bijzonderheden deze dag.
De verklaring van [getuige 2] , oppas in het buurthuis
Ik was op maandag 28 maart 2022 aan het oppassen in het buurthuis. De groep van [slachtoffer (voornaam)] is van 10 tot 12 dat is maar twee uurtjes. Wij hebben haar verder niet opgetild, alleen toen zij eventjes huilde. Toen heeft de Syrische stagiaire haar even opgetild, maar dat is normaal en daarna heeft zij haar weer terug gelegd. [3] Dat is voor mijn neus gebeurd. [4] Daarna heb ik haar in de kinderwagen vastgemaakt met de gordel. In het laatste half uur heeft [slachtoffer (voornaam)] gewoon geslapen. Om 12:00 uur gingen weg. [5]
De verklaring van de moeder van [slachtoffer (voornaam)]
Ik ging op 28 maart 2022 [6] , zoals iedere maandag, naar een school in het buurthuis van 10.00 tot 12.00 uur. Ik neem [slachtoffer (voornaam)] dan mee, omdat er voor haar ook oppas is. Daarna ben ik naar het huis van mijn schoonmoeder gegaan. Ik heb [slachtoffer (voornaam)] borstvoeding gegeven, verschoond en haar flesje gegeven. Het ging heel goed, gewoon normaal zoals altijd. Later kwam mijn man om [slachtoffer (voornaam)] mee naar buiten te nemen, omdat het mooi weer was. Ik bleef bij mijn schoonmoeder en hij ging met [slachtoffer (voornaam)] weg om 13.00 uur. Toen ik [slachtoffer (voornaam)] voor het laatst zag, was zij gewoon aan het lachen en was er niets met haar aan de hand. [7]
De verklaring van verdachte
Op maandag 28 maart 2022 [8] om 12.00 uur is mijn vrouw naar mijn moeder gegaan en belde mij. Ik ben toen ook naar mijn moeder gegaan. [9] Ik zag mijn vrouw tussen 13.30 en 14.00 bij mijn moeder. [10] Het was lekker weer, dus ik wilde met mijn dochter een rondje door het park lopen. Lachen, spelen met elkaar, heel normaal. [11] Ik heb tegen haar gepraat en gelachen. Ik heb mijn dochter laten zien, dieren. Ze was wakker, ze heeft alles met eigen ogen gezien. [12] Ze reageerde gewoon normaal. [13] Daarna zijn wij naar huis gegaan. [14]
De camerabeelden van het portiek van de woningOp de camerabeelden van de bewakingscamera van de portiek die toegang geeft tot de [adres 1] [15] is op 28 maart 2022 het volgende te zien:
Om 14.03 uur loopt een man met een kinderwagen het portiek in en gaat de lift in. [16]
De verklaring van verdachteThuisgekomen heb ik de kinderwagen bij de deur van de kamer laten staan. Ik heb [slachtoffer (voornaam)] weer een fles gegeven en zij heeft de fles gepakt. Ik zag dat zij hem pakte en begon te slikken. Ik zag dat de gordijnen uit de rails waren gevallen, die ben ik toen gaan maken. Paar seconden en toen hoorde ik haar huilen. Ik ging terug en zag dat de fles uit haar mond was gevallen. Toen heb ik de fles weer in haar mond geplaatst. Ze huilde zoals ze vaker huilt. Ze was gewoon normaal, wat ik gezien heb, heb ik niks verkeerds aan haar gezien. Zij heeft gelachen heeft de fles gepakt. Ik ben toen weer bij haar weggegaan. 5 à 10 minuten later was ze weer aan het huilen. Toen ik voor de tweede keer bij haar kwam huilde ze niet meer. Ik zag dat haar uiterlijk was veranderd. Ze begon geel te worden. Ik zag dat haar ogen waren gedraaid. Ze reageerde niet. Ik hoorde haar stem niet. Ik hoorde haar adem ook niet. Toen pakte ik haar en ben ik gegaan. [17]
De camerabeelden van het portiek van de woningOp de camerabeelden van de bewakingscamera van de portiek die toegang geeft tot de [adres 1] [18] is op 28 maart 2022 het volgende te zien:
Om 14:34 uur komt een man met een kind in zijn armen in beeld. Hij loopt op sokken en met korte pasjes. Op de beelden is duidelijk een slap en naar achter hangend hoofd van het kind te zien dat niet beweegt of heen en weer schudt ondanks dat de man snel en met korte passen door de hal naar de uitgang loopt. [19]
Jeugdarts [getuige 4]
Op 28 maart 2022 vroeg de assistente mij om snel te komen. Op het aankleedkussen op tafel lag een baby onbeweeglijk met haar armpjes wijd, de ogen weggedraaid. Ze reageerde niet op prikkels, zoals aanspreken en knijpen. [20] Het kindje had geen ademhaling. Ze had wel hartslag. [21] Het kindje was erg bleek. We hebben vervolgens beademing en hartmassage toegepast [22] , ondersteund door de meldkamer van 112. Binnen een paar minuten hoorden we de ambulance en namen de hulpverleners de behandeling over. [23]
De melding van de vertrouwensarts van [organisatie 1] aan de politie
De kinderarts en haar arts-assistent van het [ziekenhuis] schrijven: “ [slachtoffer (voornaam)] presenteerde zich op de spoedeisende hulp op 28-3-2022 nadat vader haar met spoed naar het consultatiebureau gebracht had omdat zij bewusteloos was.” [24] Op een CT-scan werd een subdurale bloeding links in het hoofd van [slachtoffer (voornaam)] gezien. Een fundoscopie toonde uitgebreide retinale bloedingen beiderzijds. [25] Het letsel is vastgesteld door een kinderarts en een oogarts van het [ziekenhuis] . [26]
Onderzoek forensisch deskundige
Het rapport van de deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) [27]
Bij [slachtoffer] , geboren op [2021] , werden op 28 maart en 29 maart 2022, op een leeftijd van circa 3,5 maanden oud, de navolgende letsels en/of afwijkingen geconstateerd:
- hersenfunctiestoornissen, waarvoor reanimatiehandelingen werden uitgevoerd;
- bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies (subdurale hematomen) beiderzijds langs de bolling van het hersenoppervlak, langs de falx (hersenvlies tussen de grote hersenen) tot op het tentorium (hersenvlies tussen de grote en kleine hersenen) en een gebied met diffusierestrictie (tekenen van doorgemaakte zuurstof/doorbloedingstekort) linksachter in de hersenen; [28]
- netvliesbloedingen, uitgebreid, beiderzijds, met meerdere groottes, in alle lagen van het netvlies, verspreid over het gehele netvlies (van centraal achterin tot ver voorwaarts). Voorts was er een grote subhyaloidale (tussen het netvlies en het glasvocht gelegen) bloeding, rechts bij de papil (oogzenuwkop) en de macula (gele vlek), alsook links bij de macula richting onderste vaatboog. [29]
Wat zijn mogelijke verklaringen voor de geconstateerde letsels en/of afwijkingen?
Subdurale bloeduitstortingen en andere afwijkingen in het hoofd, evenals de uitgebreide netvliesbloedingen, zijn een gevolg van forse repeterende acceleratie- deceleratie en/of impact krachtsinwerking(en) op het hoofd van het kind.
Wat is de waarschijnlijkheid van de geconstateerde letsels en/of afwijkingen (afzonderlijk en in combinatie) bij weging van de volgende hypothesen?
H1: De letsels en/of afwijkingen zijn het gevolg van een medische oorzaak.
H2: De letsels en/of afwijkingen zijn het gevolg van een krachtsinwerking.
De letsels (afzonderlijk en in combinatie) acht ik uitgesloten onder de hypothese van een (eventueel bijdragende) medische/ziekelijke oorzaak (HI).
Wat is de waarschijnlijkheid van de geconstateerde letsels en/of afwijkingen ‘(afzonderlijk en in combinatie) bij weging van de volgende hypothesen?
HI: De letsels en/of afwijkingen zijn het gevolg van een krachtsinwerking voorafgaand aan of als gevolg van de geboorte.
H2: De letsels en/of afwijkingen zijn het gevolg van een krachtsinwerking na de geboorte. De letsels (afzonderlijk en in combinatie) acht ik uitgesloten onder de hypothese van een geboortetrauma (krachtsinwerking rondom de geboorte).
Wat is de waarschijnlijkheid van de geconstateerde letsels en/of afwijkingen (afzonderlijk en in combinatie) bij weging van de volgende hypothesen?
H1: De letsels en/of afwijkingen zijn toegebracht.
H2: De letsels en/of afwijkingen zijn het gevolg van een accidentele krachtsinwerking (waaronder medische handelingen zoals ook reanimatie). [30]
Aantreffen van navolgende (combinatie van) letsels op 28/29 maart 2022 is voor:
- de subdurale bloeduitstortingen, afzonderlijk bezien, iets waarschijnlijker;
- de netvliesbloedingen, afzonderlijk bezien, waarschijnlijker [31] ;
- de combinatie van onderhuidse bloeduitstortingen, waarschijnlijker;
- de combinatie van medische bevindingen, waarschijnlijker
onder de hypothese niet-accidentele krachtsinwerking (toegebracht, H1) dan onder de hypothese accidentele krachtsinwerking (H2).
Is er iets te zeggen over het moment en/of de momenten waarop de letsels en/of afwijkingen veroorzaakt zijn?
In dit geval past de combinatie van medische bevindingen in het hoofd (inclusief de netvliesbloedingen) en het ziektebeloop bij acuut ontstaan ernstig hersenletsel. Het veroorzakend mechanisme van het hersenletsel moet dan geplaatst worden na het laatste moment met normaal functioneren, en juist voordat evident afwijkend functioneren (klinische noodsituatie) optrad. [32]
Waren de geconstateerde letsels en/of afwijkingen dodelijk als er niet (medisch) was ingegrepen?
Bij aantreffen door de jeugdarts en ambulancemedewerkers was sprake van een reanimatiebehoeftig kind, waarvoor direct intensief medisch ingrijpen noodzakelijk was (plaatsing beademingsbuis, beademing, ondersteuning bloedsomloop, en later toediening van medicatie tegen epilepsie). Als niet medisch was ingegrepen was de kans op een fatale afloop aanmerkelijk te noemen. [33]
Proces-verbaal van verhoor deskundige [B] (forensisch arts bij het Nederlands Forensisch Instituut) door de rechter-commissaris op 13 november 2023:
Wat ik nog zou willen aanvullen is dat het waarschijnlijkheidsoordeel inderdaad ‘waarschijnlijker’ is, maar dan wel hoog in die categorie. Die categorie loopt van 10 tot 100. Het had niet veel gescheeld of het waarschijnlijkheidsoordeel was ‘veel waarschijnlijker’ geweest, in plaats van ‘waarschijnlijker’. Ik onderbouw dit op basis van de aanwezigheid van ernstige netvliesbloedingen, of bloedingen in het oog, waaronder beiderzijds subhyaloidale bloeduitstortingen die in de studie van [.] alleen zijn gezien bij kinderen met niet accidenteel hersenletsel. (…) Daarom kom ik als eindoordeel dat het valt in de categorie waarschijnlijker en ik denk richting de 100.
4.5
Bewijsoverwegingen
De feiten
De rechtbank stelt op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen vast dat verdachte
[slachtoffer (voornaam)] op 28 maart 2022 in normale gezondheid rond 13.00 uur heeft meegenomen bij zijn moeder. Dit volgt niet alleen uit de verklaringen van de oppassers in het buurthuis in samenhang bezien met de verklaring van de moeder van [slachtoffer (voornaam)] , maar ook uit wat verdachte zelf daarover bij de politie heeft verklaard. Na een wandeling is verdachte met [slachtoffer (voornaam)] naar huis gegaan en ook toen functioneerde zij nog normaal, zo volgt uit de verklaring van verdachte. Op de camerabeelden van de portiek van de woning van verdachte is te zien dat verdachte een half uur na thuiskomst, om 14.34 uur, op sokken naar buiten komt gerend met een baby in zijn armen, waarvan het hoofdje slap achterover hangt. Verdachte rent met [slachtoffer (voornaam)] naar het consultatiebureau waar de dienstdoende jeugdarts een onbeweeglijke baby met weggedraaide ogen ziet. [slachtoffer (voornaam)] reageert dan niet op prikkels, is erg bleek en heeft geen ademhaling. Ze heeft wel hartslag. [slachtoffer (voornaam)] wordt vervolgens per ambulance naar het [ziekenhuis] overgebracht waar wordt geconstateerd dat [slachtoffer (voornaam)] ernstig hersenletsel heeft opgelopen.
Wanneer is het letsel bij [slachtoffer (voornaam)] ontstaan?
Zoals uit het deskundige rapport van de deskundige van het NFI volgt, past de combinatie van medische bevindingen in het hoofd van [slachtoffer (voornaam)] en het ziektebeloop bij acuut ontstaan ernstig hersenletsel en moet het veroorzakend mechanisme van het hersenletsel in dat geval geplaatst worden na het laatste moment met normaal functioneren, en juist voordat evident afwijkend functioneren (klinische noodsituatie) optrad. Er zijn geen aanwijzingen dat er andere mensen bij [slachtoffer (voornaam)] zijn geweest in de periode tussen het moment dat verdachte [slachtoffer (voornaam)] in normale gezondheid mee naar huis nam, en het moment waarop hij met [slachtoffer (voornaam)] het consultatiebureau binnen kwam (de klinische noodsituatie). De rechtbank gaat er dan ook van uit dat het letsel in het tijdsbestek dat verdachte alleen met [slachtoffer (voornaam)] in zijn woning was, is ontstaan.
Wat is de oorzaak van het letsel bij [slachtoffer (voornaam)] ?
Er is geen direct bewijs waaruit kan worden afgeleid wat er toen met [slachtoffer (voornaam)] is gebeurd. [slachtoffer (voornaam)] kan daar zelf niet over verklaren en verdachte heeft verklaard dat er niets is voorgevallen toen hij alleen met [slachtoffer (voornaam)] was en dat hij geen geweld op [slachtoffer (voornaam)] heeft toegepast. De rechtbank kijkt daarom als eerste naar het rapport van dr. [B] , forensisch arts bij het NFI.
Bevindingen van de deskundigenUit het rapport van de deskundige van het NFI maakt de rechtbank op dat de combinatie van medische bevindingen in het hoofd (inclusief de netvliesbloedingen) en het ziektebeloop passen bij
acuutontstaan ernstig hersenletsel en dat dit letsel moet zijn ontstaan door fors repeterende acceleratie-deceleratie al dan niet in combinatie met stomp botsende krachtsinwerkingen op het hoofd van [slachtoffer (voornaam)] . Dat kan door een ongeluk zijn ontstaan (accidenteel) of het kan door iemand zijn toegebracht (niet-accidenteel). Verdachte heeft niets verklaard over een ongeluk dat het ontstaan van het letsel zou kunnen verklaren, terwijl het dan zou moeten gaan om een
ernstigongeluk vanwege de noodzakelijke forse krachtsinwerking. Uit het rapport van dr. [B] volgt dat vallen van beperkte hoogte (tot circa 1,5 meter) en een huis-tuin-en keukenongeval in beginsel niet voldoende is voor het ontstaan van een subdurale bloeding zoals bij [slachtoffer (voornaam)] geconstateerd. Daarbij komt dat uit het rapport van de deskundige volgt dat het letsel dat bij [slachtoffer (voornaam)] is geconstateerd waarschijnlijker (ordegrootte bewijskracht: 10-100) is onder het scenario toegebracht letsel dan onder het scenario accidenteel ontstaan letsel. De rechtbank neemt daarbij nog in aanmerking de opmerking van de deskundige dat bloedingen tussen het netvlies en het glasvocht (subhyaloidale bloedingen), zoals bij [slachtoffer (voornaam)] zijn geconstateerd, in de wetenschappelijke studie van [.] alleen zijn gezien bij kinderen in het kader van niet-accidenteel schedelhersenletsel. Hier leidt de deskundige aanvullende bewijswaarde af richting niet accidentele krachtsinwerking, waardoor het waarschijnlijkheidsoordeel volgens de deskundige van het NFI richting de 100 uitvalt.
De rechtbank betrekt hierbij verder dat de hiervoor genoemde conclusies van de deskundige van het NFI niet worden weersproken door de deskundige die op verzoek van de verdediging een contra-onderzoek heeft bericht, dr. [D] , forensisch arts bij [organisatie 4] . Ook deze deskundige acht de combinatie van letsel bij [slachtoffer (voornaam)] waarschijnlijker onder het scenario toegebracht letsel dan onder het scenario accidenteel ontstaan letsel. De bevindingen van deze deskundige ondersteunen de conclusies uit het rapport van de deskundige van het NFI, dat de rechtbank als bewijsmiddel gebruikt.
Scenario verdachteVerdachte heeft verklaard dat hij geen geweld heeft toegepast op [slachtoffer (voornaam)] . Wel heeft (de raadsvrouw namens) verdachte een aantal opeenvolgende gebeurtenissen benoemd die het letsel volgens hem zouden hebben kunnen veroorzaakt. Zo zou [slachtoffer (voornaam)] als gevolg van zuurstoftekort (al dan niet door verslikking (in de melk)) buiten bewustzijn zijn geraakt en een epilepsieaanval hebben gehad die uiteindelijk heeft geresulteerd in de geconstateerde hersenschade. De verdediging wijst erop dat ook een rol kan hebben gespeeld dat verdachte – die de ziekte van Parkinson heeft – met [slachtoffer (voornaam)] in zijn armen de trap af is gerend naar het consultatiebureau, waarbij sprake kan zijn geweest van een hevige krachtsinwerking. Tot slot kan ook de reanimatie op het consultatiebureau volgens de verdediging in deze reeks van gebeurtenissen een rol hebben gespeeld in het ontstaan van de hersenschade.
De beide deskundigen is gevraagd om de waarschijnlijkheid van de bevindingen te toetsen onder dit scenario van de verdediging ten opzichte van het scenario dat het letsel is toegebracht. De deskundige van het NFI acht de combinatie van medische bevindingen onder het door verdachte beschreven scenario uitgesloten. De deskundige die het contra-onderzoek heeft verricht concludeert dat de beschreven bevindingen “zeer veel waarschijnlijker” (ordegrootte bewijskracht: 10.000 – 1000.000) zijn onder de hypothese niet-accidenteel (toegebracht) dan onder het door verdachte beschreven scenario.
De deskundige van het NFI heeft bovendien nog benoemd dat activiteiten als joggen met een jong kind op de rug of met een jong kind op de arm snel de trap aflopen, onvoldoende krachtsinwerkingen opleveren om subdurale bloeduitstorting en ernstige netvliesbloedingen bij een kind te kunnen veroorzaken. Dat het lijden aan de ziekte van Parkinson dit anders zou maken, is niet gebleken.
Op basis van de conclusies van de deskundigen, met inachtneming van de rest van het dossier, concludeert de rechtbank dat dit scenario onaannemelijk is. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het door de verdediging aangevoerde alternatieve scenario.
Conclusie over de oorzaak van het letselDe rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dan ook dat het letsel moet zijn ontstaan door het uitoefenen van hevig geweld op het hoofd of op het lichaam van [slachtoffer (voornaam)] en/of door het repeterend met veel kracht schudden van haar hoofd of haar lichaam. Er is sprake van toegebracht schedel-hersenletsel.
Wie heeft het letsel bij [slachtoffer (voornaam)] toegebracht?
Omdat verdachte de enige was die op het moment van het ontstaan van het letsel bij [slachtoffer (voornaam)] was, kan het niet anders dan dat verdachte dit letsel heeft veroorzaakt.
Dat betekent dat zijn verklaring dat er niets is gebeurd toen hij met [slachtoffer (voornaam)] alleen was, niet waar kan zijn. Het kan niet anders dan dat verdachte op enig moment hevig geweld op (het hoofd van) [slachtoffer (voornaam)] heeft uitgeoefend en/of haar repeterend heeft geschud.
De tweede conclusie van de rechtbank is daarom dat het verdachte moet zijn geweest die het hiervoor genoemde letsel bij [slachtoffer (voornaam)] heeft veroorzaakt.
Het opzet van verdachte
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is hoe het handelen van verdachte juridisch gekwalificeerd moet worden: is sprake van de primair ten laste gelegde poging doodslag? Hiervoor is nodig dat sprake is geweest van ‘opzet’ op de dood van [slachtoffer (voornaam)] . Opzet kent verschillende gradaties waarbij ‘vol opzet’ staat voor de grootst mogelijk aanwezige opzet en ‘voorwaardelijk opzet’ staat voor de minst mogelijk aanwezige opzet. Verdachte heeft ontkend dat opzet, in welke zin dan ook, aanwezig was. De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat verdachte [slachtoffer (voornaam)] heeft willen doden (vol opzet). Opzet kan echter ook worden aangenomen als er sprake was van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer (voornaam)] zou kunnen overlijden en als verdachte die kans op de koop toe heeft genomen (bewust heeft aanvaard). Dan is sprake van voorwaardelijk opzet.
Of dit het geval is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval: wat voor soort gedrag heeft verdachte vertoond (de aard van de gedragingen) en onder welke omstandigheden heeft hij dat gedaan. Van een aanmerkelijke kans is sprake bij een kans die naar algemene ervaringsregels reëel of niet onwaarschijnlijk is. Daarnaast moet ook kunnen worden vastgesteld dat verdachte wist van de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer (voornaam)] kon overlijden (bewustheid) en dat hij die kans bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Waarbij nog wordt opgemerkt dat ook bepaalde gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaalde gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg bewust heeft aanvaard.
Het is een feit van algemene bekendheid dat een baby bijzonder kwetsbaar is en dat de kwetsbaarheid groter is naarmate de baby jonger is. Bij een baby zijn in de eerste levensmaanden spieren, weefsels en botten nog zo weinig ontwikkeld en draagkrachtig, dat men voorzichtig moet zijn bij het oppakken en in de omgang. Een babylichaam, en in het bijzonder het relatief grote en zware hoofd, moet zo veel mogelijk worden ondersteund. Dat mag bij iedereen, dus ook verdachte, bekend worden verondersteld.
Zoals eerder weergegeven is het letsel bij [slachtoffer (voornaam)] veroorzaakt door fors repeterende acceleratie-deceleratie (bijvoorbeeld schudden met aanmerkelijke kracht en van enige duur) al dan niet in combinatie met een impacttrauma op het hoofd (type stomp botsende krachtsinwerking) op het hoofd. Deskundige [B] heeft hierover verklaard dat het toebrengen van ernstig hersenletsel bij kleine kinderen door middel van schudden en/of contacttrauma van het hoofd dusdanig ernstig is dat omstanders dergelijke handelingen direct als gevaarlijk zouden kwalificeren.
Onduidelijk is gebleven welke geweldshandelingen verdachte precies heeft verricht. Wel staat vast dat er hierbij een zeer forse kracht op baby [slachtoffer (voornaam)] is toegepast.
De kans dat een baby van nog geen vier maanden als gevolg van het toepassen van een dergelijke kracht overlijdt, is naar algemene maatstaven aanmerkelijk te achten.
De rechtbank oordeelt dat de kracht waarmee verdachte het geweld op [slachtoffer (voornaam)] moet hebben uitgeoefend zo groot moet zijn geweest, dat het niet anders kan dan dat hij de aanmerkelijke kans op haar overlijden bewust heeft aanvaard. De uiterlijke verschijningsvorm van het geweld moet, gelet op het toegebrachte letsel, zodanig zijn geweest dat dit geweld gericht moet zijn geweest op de dood van [slachtoffer (voornaam)] , ook al heeft verdachte dat niet gewild.
Bij dit soort hevige geweldshandelingen moet sprake zijn van contra-indicaties om te kunnen zeggen dat verdachte de kans op de dood níet bewust heeft aanvaard. Van dergelijke contra-indicaties is niet gebleken. Verdachte heeft geen openheid van zaken kunnen of willen geven over wat er precies is gebeurd, zodat daarmee ook geen rekening kan worden gehouden.
De derde conclusie van de rechtbank is daarom dat verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer (voornaam)] . Hiermee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging doodslag.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
op 28 maart 2022 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn kind [slachtoffer] (geboren op [2021] ) opzettelijk van het leven te beroven,
- hevig geweld heeft uitgeoefend op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, met daaraan verbonden de (bijzondere) voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft in het kader van de strafmaat het volgende aangevoerd.
Het feit is inmiddels drie jaar geleden. Verdachte heeft drie hele zware jaren achter de rug. Hij heeft ruim twee maanden vastgezeten en ziet zijn (ex-)vrouw en dochter nauwelijks en alleen onder begeleiding. Zijn leven is een nachtmerrie. Door deze zaak zijn de symptomen van de ziekte van Parkinson waar hij aan lijdt, verergerd. Hij heeft veel stress en zijn motoriek is sterk verslechterd. Gezien deze persoonlijke omstandigheden van verdachte kan worden volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, zodat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis en alleen een (forse) voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur resteert. Daaraan kunnen de voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd, behalve het contactverbod. Verdachte verzoekt de rechtbank om deze voorwaarde op te heffen, dan wel af te bouwen en toe te werken naar een onbegeleide omgang met zijn dochter.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals op de terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag op zijn toen nog geen vier maanden oude dochtertje door hevig geweld uit te oefenen op haar hoofd en/of lichaam waardoor zij toegebracht schedel-hersenletsel heeft opgelopen. Hoewel niet duidelijk is geworden hoe het letsel bij [slachtoffer (voornaam)] precies is ontstaan staat op basis van dit letsel vast dat verdachte daarvoor aanzienlijk geweld moet hebben toegepast, De rechtbank neemt zonder meer aan dat verdachte niet het plan had om [slachtoffer (voornaam)] om het leven te brengen, maar zijn handelen was objectief gezien wel daarop gericht. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op een baby die juist van zijn zorg afhankelijk was. [slachtoffer (voornaam)] heeft het gelukkig overleefd en op de zitting vertelde verdachte dat zij zich goed lijkt te ontwikkelen. De precieze gevolgen voor [slachtoffer (voornaam)] zijn echter nog niet duidelijk, omdat deze zich de komende jaren nog kunnen uiten als zij verder opgroeit.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 3 maart 2025. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Verder heeft de rechtbank gelet op de reclasseringsrapporten van 17 mei 2024, opgemaakt door [C] , reclasseringswerker, en van 23 augustus 2024 en in aanvulling daarop het voortgangsverslag van 1 april 2025, opgemaakt door [E] , reclasseringswerker. De reclassering ziet risicofactoren die het risico op recidive in algemene zin verhogen. Deze bevinden zich op het gebied van zijn psychosociaal functioneren (beperkte emotieregulatie/cognitieve beperking), het ontbreken van dagbesteding, de financiële problemen en de relatie met zijn gezin. De reclassering houdt sinds juli 2022 toezicht op verdachte, in het kader van de schorsing van zijn voorarrest. Dit reclasseringstraject is wisselend verlopen, maar op dit moment is verdachte goed in beeld bij de betrokken hulpverlening en de reclassering schat in dat de aanwezigheid hiervan tot vermindering van het recidiverisico leidt. Zo staat hij onder behandeling van [organisatie 2] . en is er begeleide omgang met zijn ex-vrouw en dochter. De reclassering acht voortzetting van het lopende reclasseringstraject met de daaraan verbonden (bijzondere) voorwaarden (meldplicht, ambulante behandeling en contactverbod) geïndiceerd.
De straf
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag. Op een poging doodslag van een vader op zijn eigen hulpbehoevende kind, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat is in ieder geval nodig vanuit het oogpunt van normbevestiging en als signaal naar de maatschappij (generale preventie). Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd in zaken waar sprake is van een poging doodslag en meer in het bijzonder zaken waarbij (zeer) jonge kinderen zijn betrokken. Gelet daarop acht de rechtbank een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf in deze zaak als uitgangspunt op zijn plaats.
Hoewel de rechtbank zich realiseert dat een gevangenisstraf verdachte, ook gezien zijn gezondheidstoestand, zwaar zal vallen, is hij niet detentieongeschikt verklaard. Daar staat tegenover dat de rechtbank oog heeft voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het verlies van zijn gezin en de mate waarin hij aan de ziekte van Parkinson lijdt. Daarmee zal de rechtbank in strafverminderende zin rekening houden, maar deze omstandigheden kunnen in het licht van de ernst van het feit en de genoemde strafdoelen niet zo zwaar meewegen als de verdediging wenst
Voorts constateert de rechtbank dat de strafzaak van verdachte onredelijk lang heeft geduurd. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Grondwet heeft verdachte recht op een eerlijk proces binnen een redelijke termijn. Uitgangspunt is dat de behandeling van een strafzaak is afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de zaak is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De overschrijding in deze zaak is deels te wijten aan het contra-onderzoek dat op verzoek van de verdediging is uitgevoerd, maar de rechtbank is van oordeel dat dit niet voor rekening van de verdachte moet komen. Gelet op de datum van deze uitspraak heeft verdachte ongeveer een jaar langer dan redelijk is moeten wachten op de uitkomst van zijn strafzaak. De rechtbank houdt daar in strafmatigende zin rekening mee.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is. De rechtbank zal daaraan verbinden de (bijzondere) voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en zoals die op dit moment ook in het kader van het toezicht op de schorsing van het voorarrest van verdachte aan de orde zijn. Anders dan door de raadsvrouw is verzocht zal de rechtbank ook het contactverbod zoals dat nu geldt handhaven. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proeftijd van 5 jaren, zoals door de officier van justitie geëist, maar zal een proeftijd van 3 jaren bepalen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jarenvast;
- als (algemene) voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte (gedurende de proeftijd):
Contactverbod
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [getuige 3] (geboren [1989] ) en [slachtoffer] (geboren [2021] ), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. In afstemming met de betrokken partijen is er sprake van begeleide contactmomenten. Deze contactmomenten kunnen worden ingekort of uitgebreid, zolang de reclassering dit nodig vindt.
De politie houdt toezicht op naleving van dit contactverbod;
Meldplicht
* zich na het ingaan van de proeftijd zal melden bij [organisatie 3] op het adres [adres 2] , [postcode 2] te [plaats] . Verdachte zal zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit nodig vindt;
Ambulante behandeling
* zich onder behandeling zal stellen van [organisatie 2] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden, met uitzondering van het contactverbod, en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Michon, voorzitter, mr. K. de Meulder en mr. L.L. Veendrick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.S. Wijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 maart 2022 te Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn kind [slachtoffer] (geboren op [2021] ) opzettelijk van het leven te beroven,
één of meerdere malen (met kracht) die [slachtoffer]
- heeft vastgepakt en/of (vast)gehouden en/of
- ( hevig) door elkaar en/of heen en weer en/of op en neer heeft geschud en/of
- anderszins (hevig) geweld heeft uitgeoefend op haar hoofd en/of haar lichaam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 maart 2022 te Utrecht, in elk geval in Nederland, aan zijn kind [slachtoffer] (geboren op [2021] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere subdurale bloeduitstortingen en/of (andere) vochtcollecties, heeft toegebracht door die [slachtoffer] één of meerdere malen (met kracht)
- vast te pakken en/of te houden en/of
- ( hevig) door elkaar en/of heen en weer en/of op en neer te schudden en/of
- anderszins (hevig) geweld uit te oefenen op haar hoofd en/of haar lichaam;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van
Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 maart 2022 te Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn kind [slachtoffer] (geboren op [2021] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, één of meerdere malen (met kracht) die [slachtoffer]
- heeft vastgepakt en/of (vast)gehouden en/of
- ( hevig) door elkaar en/of heen en weer en/of op en neer heeft geschud en/of
- anderszins (hevig) geweld heeft uitgeoefend op haar hoofd en/of haar lichaam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van
Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 maart 2022 te Utrecht zijn kind [slachtoffer] (geboren op [2021] ), heeft mishandeld door die [slachtoffer] één of meerdere malen (met kracht)
- vast te pakken en/of te houden en/of
- ( hevig) door elkaar en/of heen en weer en/of op en neer te schudden en/of
- anderszins (hevig) geweld uit te oefenen op haar hoofd en/of haar lichaam;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van
Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften. Deze processen-verbaal en andere geschriften zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 december 2022, genummerd ( [....] ) 2022088887, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 610. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pagina 219.
3.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 211.
4.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 212.
5.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 211.
6.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , pagina 110.
7.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , pagina 109.
8.Een proces-verbaal van verhoor, als getuige, van verdachte, pagina 421.
9.Een proces-verbaal van verhoor, als getuige, van verdachte, pagina 417.
10.Een proces-verbaal van verhoor, als getuige, van verdachte, pagina 426.
11.Een proces-verbaal van verhoor, als getuige, van verdachte, pagina 417.
12.Een proces-verbaal van verhoor, als getuige, van verdachte, pagina 426.
13.Een proces-verbaal van verhoor, als getuige, van verdachte, pagina 427.
14.Een proces-verbaal van verhoor, als getuige, van verdachte, pagina 417.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 235.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 236.
17.Een proces-verbaal van verhoor, als getuige, van verdachte, pagina 428, 429, 430.
18.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 235.
19.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 236.
20.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , pagina 92.
21.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , pagina 93.
22.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , pagina 94.
23.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] van 3 april 2022, pagina 93.
24.Melding van [A] , vertrouwensarts bij [organisatie 1] , aan de politie, p. 30.
25.Melding van [A] , vertrouwensarts bij [organisatie 1] , aan de politie, p. 31.
26.Melding van [A] , vertrouwensarts bij [organisatie 1] , aan de politie, p. 32.
27.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van het rapport van het NFI van 8 mei 2023, opgemaakt door dr. [B] , forensisch arts KNMG.
28.Het NFI-rapport pagina 41 in combinatie met pagina 9-10.
29.Het NFI-rapport, pagina 41 in combinatie met pagina 10 en pagina 31.
30.Het NFI-rapport, pagina 41.
31.Het NFI-rapport, p. 31.
32.Het NFI-rapport pagina 42.
33.Het NFI-rapport pagina 44.