ECLI:NL:RBMNE:2025:2033

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
C/16/580564 / FO RK 24-1073
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag vader en toekenning eenhoofdige gezag aan moeder over minderjarige na huwelijkontbinding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 april 2025 een beschikking gegeven inzake het gezag over een minderjarige. De moeder had een aanvraag ingediend via de informele rechtsingang, waarin zij verzocht om alleen het gezag over de minderjarige te verkrijgen. De ouders waren tot 2023 getrouwd en hadden gezamenlijk gezag over de minderjarige, die bij de moeder woont en geen contact heeft met de vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat het contact tussen de vader en de minderjarige niet hersteld kon worden, ondanks eerdere pogingen tot contactherstel. De vader was niet fysiek aanwezig tijdens de zitting, maar nam telefonisch deel. De rechtbank heeft op basis van artikel 1:251a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek besloten dat het in het belang van de minderjarige is dat de moeder alleen het gezag krijgt. De rechtbank heeft geconstateerd dat de minderjarige veel stress ervaart door de situatie met zijn vader en dat het beëindigen van het gezag van de vader noodzakelijk is voor het welzijn van de minderjarige. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en benadrukt dat de vader, ondanks het verlies van gezag, nog steeds de verantwoordelijkheid heeft om contact met de minderjarige te onderhouden. De beschikking is mondeling uitgesproken en op schrift gesteld op 18 april 2025.

Uitspraak

Rechtbank MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/580564 / FO RK 24-1073
Datum beschikking: 7 april 2025
Informele rechtsingang
Beschikkingnaar aanleiding van de op 26 augustus 2024 ingekomen aanvraag via de informele rechtsingang als bedoeld in artikel 1:251a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van:
[minderjarige] ,hierna te noemen: [minderjarige] ,
wonende in [woonplaats] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[vader] ,
hierna: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
en
[moeder] ,
hierna: de moeder,
wonende in [woonplaats] ;
advocaat: mr. M. Wielinga.

1.Procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de tussenbeschikking van 10 december 2024. In die beschikking heeft de rechtbank de procedure aangehouden tot juni 2025 omdat de ouders aan de slag gingen met contactherstel tussen de vader en [minderjarige] en met hulp voor hen samen.
1.2.
Op 28 februari 2025 heeft de rechtbank een brief met bijlagen ontvangen van de advocaat van de moeder, waaruit blijkt dat het sindsdien slechter gaat met [minderjarige] . Naar aanleiding daarvan heeft de rechtbank de ouders op 17 maart 2025 opgeroepen voor een nieuwe zitting.
1.3.
De rechtbank heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld om nog een keer met de rechter te komen praten, maar daar heeft hij geen gebruik van gemaakt. [minderjarige] heeft wel nog een brief geschreven en die naar de advocaat van de moeder gestuurd. Zij heeft die brief ingediend bij de rechtbank.
1.4.
Op 7 april 2025 heeft de rechtbank de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld. Hierbij waren fysiek verschenen: de moeder met haar advocaat en H. Lindenhof namens de Raad voor de Kinderbescherming.
De vader is niet verschenen. Hij is zowel via gewone en aangetekende post opgeroepen op zijn GBA-adres. De aangetekende oproep is retour gekomen. Omdat de vader niet is verschenen, heeft de rechter hem tijdens de zitting gebeld. De vader heeft vervolgens telefonisch deelgenomen aan de zitting.
1.5.
Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan.

2.Feiten

2.1.
De ouders zijn getrouwd geweest tot 2023.
2.2.
De ouders zijn samen belast met het gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] woont bij zijn moeder. Hij heeft geen contact met zijn vader.

3.Aanvraag

3.1.
[minderjarige] heeft de kinderrechter gevraagd om alleen de moeder met het gezag te belasten over hem.

4.Beoordeling

De beslissing
4.1.
De rechtbank zal ambtshalve het gezag van de vader beëindigen en de moeder alleen belasten met het gezag over [minderjarige] . De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.
De grondslag
4.2.
Artikel 1:251a lid 4 BW bepaalt dat de rechter na ontbinding van het huwelijk tussen de ouders ambtshalve kan bepalen dat het gezag aan één van de ouders toekomt indien hem blijkt dat de minderjarige hierop prijs stelt.
4.3.
Omdat er nog geen eerdere beslissing is gegeven over het gezag, kan [minderjarige] de rechter vragen om te bepalen dat zijn moeder het eenhoofdige gezag over hem krijgt. Daarbij moet de rechtbank de wet in acht nemen. [1] Daarin staat dat de wijziging van gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag alleen kan als:
  • een kind 'klem of verloren' dreigt te raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat daarin binnen afzienbare tijd voldoende veterbetering komt, of
  • dit op een andere manier in het belang van het kind noodzakelijk is.
De motivering
4.4.
De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat de moeder alleen met het gezag over hem wordt belast. Er is al lange tijd geen contact tussen de vader en [minderjarige] . In de afgelopen periode is met hulpverlening geprobeerd om dit contact te herstellen. In de beschikking van 10 december 2024 heeft de rechtbank uitgelegd dat het sturen van kaarten door de vader een eerst stap is in het proces van contactherstel. De vader had toen ook al verteld dat hij het sturen van een kaartje niet een daadwerkelijke invulling van het vaderschap is zoals hij dat voor ogen heeft. De vader heeft toen wel toegezegd dat hij dit zou gaan doen, omdat hij begreep dat contactherstel in stapjes gaat. Helaas is gebleken dat de vader dit toch niet heeft gedaan. Na de zitting is de hulpverlening (mevrouw [A] van het sociaal team en mevrouw [B] van [instelling] ) in gesprek gegaan met de ouders en met [minderjarige] . In december heeft de hulpverlening met vader afgesproken om samen een kaart te schrijven en die via hen aan [minderjarige] te geven. De vader had beloofd om de kaart persoonlijk bij de gemeente af te geven. De vader heeft via de app meerdere keren aangegeven dat hij zou komen, maar de hulpverlening heeft niets meer vernomen. [minderjarige] vond het erg spannend en was teleurgesteld toen hij hoorde dat er geen kaart of brief van zijn vader was. Daarna heeft de hulpverlening niets meer van de vader gehoord.
4.5.
Helaas gaat het sindsdien slechter met [minderjarige] . Hij heeft regelmatig gespijbeld op school en hij heeft daar op school en thuis over gelogen. [minderjarige] wil daar zelf nu ook graag hulp voor. Volgens de moeder zit de deur bij [minderjarige] voor contactherstel met zijn vader nu helemaal dicht, daar waar die eerder op een kier stond. De rechtbank vindt dat heel verdrietig voor [minderjarige] . [minderjarige] heeft veel last van de situatie en dat vindt de rechtbank niet in zijn belang. [minderjarige] heeft nu veel stress van het idee dat zijn vader volgend jaar bijvoorbeeld toestemming moet geven voor een nieuwe school. Daar komt bij dat [minderjarige] persoonlijke problematiek heeft, waarvoor hij onderzocht moet worden. Dat lukt nu niet, omdat hij teveel stress krijgt van alles wat er nu speelt met zijn vader. Door het gezag van de vader te beëindigen hoopt de rechtbank dat [minderjarige] minder last zal hebben van de stress, zodat hij zich kan focussen op de ontwikkeltaken die bij zijn leeftijd horen. Beëindiging van het gezag is dan ook noodzakelijk in het belang van [minderjarige] .
4.6.
Op de zitting is nogmaals besproken dat het belangrijk is en blijft dat [minderjarige] iets van zijn vader hoort. De vader is en blijft immers de vader van [minderjarige] , ook zonder gezag. De rechtbank heeft de vader daarom nogmaals in overweging gegeven om [minderjarige] een keer een kaartje te sturen, om te laten weten dat hij aan hem denkt en dat hij hem mist. Het is aan de vader om zijn verantwoordelijkheid te pakken als hij het contact met [minderjarige] wil herstellen. Hij moet zich daarbij wel aanpassen aan het tempo dat [minderjarige] aangeeft. Als het de vader lukt om de eerste stap te zetten, zal de deur bij [minderjarige] voor contact met zijn vader dan hopelijk uiteindelijk weer open gaan.
De brief voor [minderjarige]
4.7.
Tot slot vindt de kinderrechter het belangrijk de ouders te laten weten dat aan [minderjarige] gelijk met de beschikking een brief is gestuurd, waarin de beslissing is uitgelegd. In die brief is het volgende opgenomen:
4.8. “
“Zoals ik in mijn e-mail van 17 maart 2025 al heb verteld, heb ik je ouders uitgenodigd om op 7 april 2025 opnieuw met mij de komen praten. Je moeder en haar advocaat waren op de rechtbank aanwezig en je vader heb ik via de telefoon gesproken. Aan het einde van de zitting heb ik direct uitspraak gedaan. Als het goed is heb je mijn beslissing al van je moeder gehoord. Ik wil je in deze brief graag uitleggen waarom ik die beslissing heb genomen.
Tijdens de zitting in november 2024 werd duidelijk dat je vader jou erg miste. Daarom heb ik toen niet meteen een beslissing genomen. Ik hoopte dat het zou lukken om het contact tussen jou en je vader te herstellen. Jouw vader zou een stap in jouw richting zetten, en beginnen met jou een kaartje sturen. Helaas is het niet gelukt om het contact te herstellen. Dat vind ik erg verdrietig voor jou. Ik heb ook gelezen dat het nu minder goed met je gaat. Je hebt nog steeds veel stress bij het idee dat je vader nog gezag heeft over jou. Dat vind ik niet goed voor jou. Ik vind het daarom nu het beste voor jou als je moeder alleen het gezag over jou heeft. Dat betekent dat zij alleen de beslissingen over jou mag nemen vanaf nu en dat je vader geen toestemming meer hoeft te geven voor belangrijke beslissingen over jou.
Ik hoop dat er in de toekomst nog wat ruimte zal ontstaan voor contact met je vader. Ik begrijp goed dat je nu teleurgesteld en verdrietig bent. Ik vind dat je vader de eerste stap moet zetten en dat hij de beloftes die hij heeft gedaan moet nakomen. Dat heb ik ook nog een keer tegen je vader gezegd op de zitting. Ik hoop voor jou dat hij hier iets mee gaat doen. Als hij dat niet doet, dan denk ik dat dat niet is omdat hij dat niet wil, maar omdat hij dat niet kan. Want ook nu heb ik weer gemerkt dat je vader veel van je houdt en dat hij je erg mist.
Ik hoop dat het hiermee voor jou duidelijk is wat de beslissing is.”

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat het gezag over [minderjarige] vanaf nu alleen toekomt aan de moeder;
5.2.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. mr. T. Dopheide, kinderrechter in samenwerking met mr. S. Clement, griffier. De beslissing is mondeling en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2025 en op schrift gesteld op 18 april 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!

Voetnoten

1.Artikel 1:251a lid 1 BW.