ECLI:NL:RBMNE:2025:2029

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
C/16/589420 / JE RK 25-325
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging schriftelijke aanwijzing in het kader van ondertoezichtstelling van minderjarigen

Op 28 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in de zaak van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling, Samen Veilig Midden-Nederland, had op 13 februari 2025 een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de vader, waarin hij werd verzocht contact op te nemen met de jeugdbeschermer. De vader had echter niet gereageerd op deze aanwijzing en was niet verschenen op de zitting. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing bekrachtigd, omdat deze noodzakelijk was voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter oordeelde dat de aanwijzing zorgvuldig was voorbereid en voldoende gemotiveerd. De vader, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft niet voldaan aan zijn verplichtingen door geen contact op te nemen met de GI. De kinderrechter benadrukte het belang van contact tussen de vader en de jeugdbeschermer, ook al verblijft de vader in het buitenland. Daarnaast werd er aandacht besteed aan de noodzaak van hulp voor [minderjarige 1], ongeacht de betrokkenheid van de vader. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. A.G. van Doorn, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S. Clement als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/589420 / JE RK 25-325
Datum uitspraak: 28 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND, hierna: de GI,
gevestigd in [.] ,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2012 in [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 1 (voornaam)] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2014 in [geboorteplaats] , hierna: [mnderjarige 2 (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1], hierna: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[belanghebbende 2], hierna: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Op 26 februari 2025 heeft de kinderrechter het verzoekschrift van de GI met bijlagen ontvangen.
1.2.
In eerste instantie stond de zitting gepland op 2 april 2025. De GI heeft toen verzocht om de zitting te verplaatsen. De zitting is daarom verplaatst naar 17 april 2025. In de tussentijd heeft de moeder ook verzocht om de zitting te verplaatsen in verband met haar werk en heeft de vader gevraagd om de zitting te verplaatsen naar een begin juni. Omdat juni te laat is, heeft de kinderrechter geen gehoor gegeven aan het verzoek van de vader. De kinderrechter heeft de zitting op verzoek van de moeder wel verplaatst naar 14 april 2025. De rechtbank heeft partijen hierover per e-mail van 25 maart 2025 geïnformeerd en vervolgens nog per post een oproep gestuurd op 27 maart 2025.
1.3.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- [A] namens de GI.
1.4.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [mnderjarige 2 (voornaam)] .
2.2.
[minderjarige 1 (voornaam)] en [mnderjarige 2 (voornaam)] wonen bij hun moeder.
2.3.
[minderjarige 1 (voornaam)] en [mnderjarige 2 (voornaam)] zijn op 19 april 2023 onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 19 oktober 2025.
2.4.
De GI heeft op 13 februari 2025 een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de vader betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1 (voornaam)] en [mnderjarige 2 (voornaam)] . Hierin is het volgende opgenomen:

U bent in contact met de jeugdbeschermer, dat betekent:
  • dat u binnen 3 dagen na ontvangst van deze aanwijzing, contact opneemt met de jeugdbeschermer om een fysieke afspraak te maken bij de jeugdbeschermer op kantoor;
  • dat u deze afspraak nakomt;
  • dat u in contact blijft met de jeugdbeschermer om samen goede afspraken te maken omtrent het contact tussen u en de kinderen.”

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 13 februari 2025.

4.De beoordeling

Beslissing
4.1.
De kinderrechter zal de schriftelijke aanwijzing van 13 februari 2025 bekrachtigen. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom deze beslissing is genomen.
Toetsingskader schriftelijke aanwijzing
4.2.
De GI is belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [mnderjarige 2 (voornaam)] . Op grond van artikel 1:263, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de GI ter uitvoering van deze taak een schriftelijke aanwijzing geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. De GI kan dit doen als de met het gezag belaste ouder (in dit geval de vader) niet instemt met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is om de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarigen weg te nemen. Op grond van het tweede lid van dit artikel volgt de met het gezag belaste ouder de schriftelijke aanwijzing op.
4.3.
Op grond van het derde lid van hetzelfde wetsartikel kan de GI de kinderrechter vragen die schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen. De kinderrechter moet in dat geval beoordelen of de gegeven aanwijzing past binnen de (uitvoering van de) ondertoezichtstelling en of de GI de aanwijzing redelijkerwijs had mogen geven. Hierbij komt de GI beleidsvrijheid toe. Omdat een schriftelijke aanwijzing kan worden beschouwd als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht moet de kinderrechter ook beoordelen of de aanwijzing voldoet aan de zogenoemde ‘beginselen van behoorlijk bestuur’. Voorbeelden zijn de vragen of de aanwijzing zorgvuldig is voorbereid en voldoende is gemotiveerd.
Motivering van de beslissing
4.4.
Op basis van de stukken en de zitting kan de schriftelijke aanwijzing naar het oordeel van de kinderrechter worden bekrachtigd.
4.5.
De kinderrechter vindt ten eerste dat de schriftelijke aanwijzing zorgvuldig is voorbereid. De GI heeft de vader op 4 februari 2025 een vooraankondiging van de schriftelijke aanwijzing gestuurd en de vader in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. De vader heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Vervolgens heeft de GI de vader de definitieve schriftelijke aanwijzing gegeven. Ook is de schriftelijke aanwijzing begrijpelijk toegelicht en daarmee voldoende gemotiveerd.
4.6.
De kinderrechter is verder van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing past binnen de uitvoering van de ondertoezichtstelling en dat deze ook in redelijkheid kon worden gegeven. In het kader van de ondertoezichtstelling zijn twee doelen gesteld waarbij de medewerking van de vader nodig is om deze te kunnen behalen:
- “
er komt meer zicht op de persoonlijke problematiek van de vader;
-
onderzocht wordt wat de kinderen nodig hebben om met de vader tot een fysiek en emotioneel veilig contactherstel te komen”.
De vader is met het gezag over de kinderen belast. Dat betekent dat hij niet alleen het recht, maar ook de plicht heeft om zijn kinderen te verzorgen en op te voeden. [1] De vader voldoet niet aan zijn wettelijke verplichting door geen contact op te nemen met de GI. Op de zitting is duidelijk geworden dat de vader in ieder geval al sinds oktober 2024 in Irak verblijft in verband met zijn werk. De kinderen hebben hem sindsdien niet meer gezien en de GI krijgt geen contact met de vader. De moeder en de kinderen zijn eind 2024 naar Irak geweest. Daar is geprobeerd een contactmoment te organiseren tussen de vader en de kinderen, maar de vader is niet op de afspraak verschenen. De kinderrechter vindt het voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling noodzakelijk dat de vader zo snel mogelijk contact opneemt met de GI, zodat aan de gestelde doelen gewerkt kan worden. Ook als de vader in het buitenland verblijft, is het belangrijk dat hij in contact blijft met de jeugdbeschermer.
4.7.
Verder is op de zitting nog besproken dat het noodzakelijk is dat [minderjarige 1 (voornaam)] hulp krijgt, ongeacht of de vader wel of niet betrokken is of meewerkt. Volgens de moeder is deze hulp al nodig sinds de scheiding, maar heeft [minderjarige 1 (voornaam)] nog steeds niet de juiste hulp gekregen. Het is belangrijk dat hier in de komende periode goed naar gekeken wordt en dat de juiste hulp voor [minderjarige 1 (voornaam)] wordt ingezet.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van 13 februari 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2025 door mr. A.G. van Doorn, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S. Clement als griffier.

Voetnoten

1.Artikel 1:247 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.