ECLI:NL:RBMNE:2025:2021

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
24/4169
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar en prematuriteit van ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en Hoogheemraadschap Utrecht, omdat zij van mening is dat verweerder geen dwangsombeschikking heeft genomen naar aanleiding van haar ingebrekestelling van 22 oktober 2023. Deze ingebrekestelling was gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar van eiseres, dat op 15 maart 2023 was ingediend. Verweerder heeft op 7 mei 2024 op het bezwaar beslist, maar heeft geen uitspraak gedaan over de hoogte van de bestuurlijke dwangsom.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiseres haar ingebrekestelling te vroeg heeft ingediend, aangezien de beslistermijn op het bezwaarschrift nog niet was overschreden ten tijde van de ingebrekestelling. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet. Aangezien de ingebrekestelling prematuur was, heeft de rechtbank geoordeeld dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft daarom het beroep niet inhoudelijk behandeld en verklaard dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Tevens is er geen sprake van een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4169

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: J.J.G.M. Verheugen),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en Hoogheemraadschap Utrecht,verweerder,
(gemachtigde: mr. M.F.M. Boerlage).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar geen dwangsombeschikking heeft genomen naar aanleiding van haar ingebrekestelling van 22 oktober 2023. De ingebrekestelling was gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar van eiseres. Op 7 mei 2024 is door verweerder op het bezwaar beslist, maar daarin is geen uitspraak gedaan over de (hoogte van de) bestuurlijke dwangsom.
Op 29 juli 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Er kan pas een ingebrekestelling verstuurd worden wanneer de beslistermijn voorbij is. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar bezwaarschrift ingediend op 15 maart 2023. Op een bezwaarschrift dat niet is ingediend in de laatste zes weken van een kalenderjaar, dient verweerder een beslissing op bezwaar te nemen in het kalenderjaar waarin het bezwaarschrift is ontvangen. Dat staat in artikel 236 lid 2 van de Gemeentewet.
4. Verweerder had uiterlijk op 31 december 2023 moeten beslissen op het bezwaar. Verweerder heeft deze termijn bij brief van 22 december 2023 verdaagd met zes weken. Dat kan zij doen op grond van artikel 7:10, derde lid, van de Awb. Hierdoor diende verweerder uiterlijk op 12 februari 2024 te beslissen op het bezwaar van eiseres. De rechtbank stelt vast dat verweerder op die datum niet heeft beslist op het bezwaar.
5. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 22 oktober 2023 in gebreke heeft gesteld. Deze ingebrekestelling is op 23 oktober 2023 door verweerder ontvangen. Verweerder is van mening dat de ingebrekestelling prematuur was. In geschil is de vraag of verweerder een bestuurlijke dwangsom verschuldigd is.
6. Eiseres heeft de ingebrekestelling verzonden op 22 oktober 2023. Door toepassing van het bepaalde in artikel 236 lid 2 van de Gemeentewet verloopt de beslistermijn om te beslissen op het bezwaarschrift op 31 december 2023. Door de verdaging van de beslistermijn verloopt in dit geval de beslistermijn op 12 februari 2024. Het voorgaande betekent dat ten tijde van het indienen van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was overschreden. Eiseres heeft de ingebrekestelling te vroeg ingediend en daarmee is dus niet voldaan aan de in rechtsoverweging 2 genoemde voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
7. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
8. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
A.C. van de Biesebos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
19 februari 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.