In deze zaak vordert de eiseres, een B.V. die een restaurant exploiteert, herstel van verschillende gebreken in de door haar gehuurde bedrijfsruimte van de gedaagde B.V. en een huurprijsvermindering. De eiseres stelt dat er zeven gebreken zijn, waaronder defecte schuifdeuren en verlichting, en dat deze gebreken haar huurgenot substantieel verminderen. De gedaagde B.V. betwist de vorderingen en stelt dat de gebreken niet hersteld hoeven te worden, omdat deze geen gebreken zijn in de zin van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft op 29 januari 2025 uitspraak gedaan. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde B.V. verplicht is om een lantaarnpaal en twee schuifdeuren te repareren. Daarnaast heeft de eiseres recht op huurprijsvermindering van 5% voor de maanden februari tot en met september 2024 en 2,5% voor de maanden oktober 2024 tot het moment waarop de schuifdeuren zijn gerepareerd. De kantonrechter wijst de vorderingen van de eiseres voor het overige af, waaronder de vordering tot vervanging van gebarsten ramen. De gedaagde B.V. wordt veroordeeld tot het betalen van een dwangsom bij niet-nakoming van de veroordelingen en moet de proceskosten vergoeden.