ECLI:NL:RBMNE:2025:1935

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
UTR 23/369
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen eerdere uitspraak inzake niet-tijdig beslissen op bezwaar

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 16 april 2025 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 16 september 2024. De opposant had op 4 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op bezwaar en het verzoek om dwangsommen. De rechtbank verklaarde het beroep op 16 september 2024 niet-ontvankelijk, omdat er geen procesbelang was. De opposant ging in verzet tegen deze uitspraak, maar de rechtbank oordeelde dat het verzet te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een verzetschrift is zes weken na verzending van de uitspraak, en in dit geval was de deadline 7 november 2024. Het verzetschrift werd echter pas op 8 november 2024 ontvangen, wat één dag te laat was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het verzet inhoudelijk te behandelen, omdat er geen geldige redenen waren voor de te late indiening. De rechtbank heeft de opposant op 18 november 2024 om een verklaring gevraagd, maar de argumenten van de opposant werden niet geaccepteerd. De rechtbank heeft uiteindelijk het verzet niet-ontvankelijk verklaard en er is geen proceskostenvergoeding toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/369-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2025 op het verzet van

[oppossant] , te [plaats] , opposant.

Procesverloop

Opposant heeft op 4 januari 2023 beroep ingediend tegen het niet-tijdig beslissen op bezwaar en op het verzoek om dwangsommen. In de uitspraak van 16 september 2024 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 16 september 2024 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het procesbelang bij het beroep ontbreekt. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 16 september 2024 niet juist was.
3. Opposant is het niet eens met de uitspraak van 16 september 2024. Daarom heeft hij verzet ingesteld. De rechtbank is van oordeel dat de uitspraak van 16 september 2024 in stand kan blijven. Hierna legt zij uit waarom.
4. Een verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat de uitspraak van de rechtbank is verzonden. In dit geval is de uitspraak van 16 september 2024 verzonden op
26 september 2024. Het verzetschrift had dus uiterlijk op 7 november 2024 ingediend moeten zijn. Opposant heeft het verzetschrift ingediend op 8 november 2024 en op die datum is het verzetschrift ook door de rechtbank ontvangen. Dat is te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het verzet niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het verzetschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar opposant niets aan kan doen.
5. De rechtbank heeft opposant op 18 november 2024 een aangetekende brief gestuurd en gevraagd waarom hij zijn verzetschrift te laat heeft ingediend. Bij e-mailbericht van 2 december 2024 heeft opposant hierop gereageerd. Opposant stelt dat zijn verzet volgens zijn berekeningen tijdig is nu hij zijn verzetschrift op 8 november 2024 heeft ingediend.
6. Het enige dat de rechtbank op dit moment moet beoordelen, is of opposant het verzetschrift op tijd heeft ingediend. Dit is niet het geval. De eerste dag van de verzetstermijn is 27 september 2024. De datum van 8 november 2024 is dan zes weken en één dag ná 27 september 2024. Dat is dus één dag te laat.
7. Het verzet is niet-ontvankelijk. Daarom wordt het verzet niet inhoudelijk behandeld.
8. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van S. Ayyildiz, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 april 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.