ECLI:NL:RBMNE:2025:1916
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de WOZ-waarde van een woning in Zeist
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar woning in Zeist beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 1.052.000 per waardepeildatum 1 januari 2022, wat geldt voor het belastingjaar 2023. Eiseres, die de waarde te hoog vond, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 10 maart 2025 heeft eiseres zich laten vertegenwoordigen door haar partner, terwijl de heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en een taxateur.
De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Dit is onderbouwd met een taxatiematrix waarin de woning van eiseres wordt vergeleken met drie referentiewoningen in de buurt. De rechtbank concludeert dat de referentiewoningen goed vergelijkbaar zijn en dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen. Eiseres heeft aangevoerd dat er sprake is van rechtsongelijkheid ten opzichte van andere woningen, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet heeft aangetoond dat de onderlinge verschillen verwaarloosbaar zijn. Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel wordt dan ook afgewezen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde terecht heeft vastgesteld. Eiseres krijgt geen gelijk en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 april 2025.