ECLI:NL:RBMNE:2025:189

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
UTR 24/6279
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. Verzoekster, gevestigd te [plaats], had bezwaar gemaakt tegen naheffingsaanslagen parkeerbelastingen die door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht waren opgelegd. Na meerdere beslissingen op bezwaar, waarin de bezwaren van verzoekster ongegrond werden verklaard, heeft verweerder op 15 oktober 2024 medegedeeld dat hij terugkomt op de beslissingen en de naheffingsaanslagen heeft vernietigd. Verzoekster trok hierop haar beroep in en vroeg om vergoeding van haar proceskosten.

De rechtbank overweegt dat op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) alleen kosten die zijn gemaakt door een professionele juridische hulpverlener voor vergoeding in aanmerking komen. Aangezien verzoekster geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld, zijn er geen kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder wel het griffierecht van € 51,- aan verzoekster moet betalen, wat rechtstreeks uit de wet voortvloeit. Verzoekster kan zich hiervoor tot verweerder wenden.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, maar bevestigt dat het griffierecht moet worden terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, en is openbaar uitgesproken op 31 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6279

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2025 in de zaak tussen

[verzoekster], te [plaats], verzoekster,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft gereageerd op dit verzoek en gesteld dat er in deze zaak geen kosten zijn gemaakt die volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Verweerder stelt wel dat verzoekster recht heeft op terugbetaling van het griffierecht

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 12 maart, 13 maart, 1 april en 12 april beslissingen op bezwaar genomen over de naheffingsaanslagen parkeerbelastingen die zijn opgelegd aan verzoekster, waarin de bezwaren van verzoekster ongegrond zijn verklaard. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Op 15 oktober 2024 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op de beslissingen op bezwaar en dat hij de naheffingsaanslagen vernietigd. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Alleen de kosten die gemaakt zijn door een professionele (juridische) hulpverlener kunnen worden vergoed. Omdat verzoekster geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener heeft, zijn er ook geen kosten die vergoed kunnen worden.
4. Verweerder moet wel het griffierecht van € 51,- aan verzoekster betalen (artikel 8:41 Awb ). Omdat dit rechtstreeks uit de wet volgt, hoeft verweerder hier niet toe veroordeeld te worden. Verzoekster kan zich hiervoor tot verweerder wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van
J.M.J. Kooistra, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.