ECLI:NL:RBMNE:2025:188

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
UTR 24/6990
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 5 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Baarn behandeld. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit dat op 20 september 2024 bekend was gemaakt. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift te laat is ingediend, aangezien dit pas op 5 november 2024 door de rechtbank is ontvangen, terwijl de uiterste datum voor indiening 1 november 2024 was. De rechtbank legt uit dat een beroep binnen zes weken na bekendmaking van het besluit moet worden ingediend, zoals vastgelegd in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat het niet nodig was. Eiser heeft aangevoerd dat hij het beroepschrift tijdig heeft verstuurd en dat de vertraging te wijten is aan PostNL. De rechtbank oordeelt echter dat deze omstandigheden geen geldige redenen zijn voor de te late indiening. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij het beroepschrift eerder op de post heeft gedaan dan 4 november 2024. De rechtbank benadrukt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een fatale termijn is, wat betekent dat deze niet kan worden verlengd zonder verschoonbare omstandigheden.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke behandeling van de zaak zal plaatsvinden. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6990

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Baarn, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
20 september 2024.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 20 september 2024. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 1 november 2024 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 5 november 2024. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser zegt dat hij het beroepsschrift binnen de termijn heeft verstuurd en dat het normaliter tijdig bij de rechtbank binnen had moeten zijn. Eiser stelt dat het te wijten is aan de achterstanden van PostNL.
5. De rechtbank overweegt dat de door eiser aangevoerde omstandigheden geen geldige redenen zijn voor het te laat indienen. Het is de verantwoordelijkheid van de eiser om op tijd beroep in te stellen. Eiser heeft het beroepschrift op 4 november 2024 op de post gedaan, dit blijkt uit de poststempel op de envelop. De rechtbank heeft vervolgens het beroepsschrift op 5 november ontvangen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij het beroepschrift eerder op de post heeft gedaan. Verder overweegt de rechtbank dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een fatale termijn is. Dit betekent dat de duur van die termijn niet kan worden gewijzigd en dat het beroep zonder verschoonbare omstandigheden, zoals in dit geval, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
6. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
7. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
J.M.J. Kooistra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.