ECLI:NL:RBMNE:2025:1843

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
24/5238
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag om aanvullende compensatie voor werkelijke schade

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag van 25 juli 2022 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade bij de Commissie Werkelijke Schade. De Dienst Toeslagen heeft op 13 augustus 2024 een verweerschrift ingediend, waarna eiseres op 3 september 2024 heeft gereageerd. Op 16 oktober 2024 heeft de rechtbank vernomen dat de Dienst Toeslagen inmiddels een beslissing heeft genomen op de aanvraag van eiseres. Partijen zijn gevraagd of zij gehoord willen worden op een zitting, maar geen van de partijen heeft hierop gereageerd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het geschil over het niet tijdig beslissen niet meer bestaat, omdat de Dienst Toeslagen inmiddels een beschikking heeft genomen. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De rechtbank heeft eiseres verzocht om binnen vier weken te reageren op het alsnog genomen besluit, maar eiseres heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat eiseres het eens is met het besluit van de Dienst Toeslagen.

Eiseres heeft echter wel recht op een vergoeding van de proceskosten, omdat zij terecht een beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50 en heeft bepaald dat de Dienst Toeslagen het door eiseres betaalde griffierecht van € 51,- moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich en is openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5238

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. H. Sala),
en

Dienst Toeslagen, verweerder,

(gemachtigde: mr. [gemachtige] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 25 juli 2022 om aanvullende compensatie voor werkelijke schade bij de Commissie Werkelijke Schade.
Op 13 augustus 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft op 3 september 2024 een reactie gegeven op het verweerschrift.
De rechtbank heeft op 16 oktober 2024 per e-mail van verweerder vernomen dat hij inmiddels heeft beslist op de aanvraag om aanvullende compensatie voor werkelijke schade bij de Commissie Werkelijke Schade.
Partijen zijn gevraagd of zij gehoord willen worden op een zitting. Geen van partijen heeft verklaard gebruik te willen maken van dit recht. [1] Daarop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Bij beschikking van 26 september 2024 heeft verweerder beslist op de aanvraag van eiseres om aanvullende compensatie voor werkelijke schade bij de Commissie Werkelijke Schade.
2. De rechtbank stelt vast dat het geschil tussen eiseres en verweerder met betrekking tot het niet tijdig beslissen niet meer bestaat, aangezien verweerder een beschikking heeft genomen. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang.
3. Op grond van artikel 6:19 van de Awb is het beroep van rechtswege ook gericht tegen het besluit dat verweerder alsnog heeft genomen. De rechtbank heeft daarom bij brief van 2 december 2024 aan eiseres verzocht of zij binnen vier weken aan de rechtbank wil laten weten of zij het ofwel eens is met het alsnog genomen besluit en het beroep intrekt ofwel dat zij uitlegt waarom zij het niet eens is het met het alsnog genomen besluit. Eiseres heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank gaat daarom ervan uit dat eiseres het eens is met het alsnog genomen besluit.
4. Omdat eiseres terecht een beroep niet tijdig beslissen heeft ingesteld en verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van eiseres, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 453,50.
4. Ook ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 51,- aan haar moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 51,- aan haar moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van
A.C. van de Biesebos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2025.
de griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).