ECLI:NL:RBMNE:2025:1841

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
16.406732.24 (p), 16.006967.19 (vordering tul), 21.001770.21 (vordering tul), 16.265584.22 (vordering tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor woninginbraken met geweld en DNA-bewijs

Op 18 april 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee woninginbraken, waarvan één met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewezenverklaring, onder andere, is gebaseerd op DNA-bewijs. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Reclassering. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij sommige vorderingen niet-ontvankelijk zijn verklaard en andere gedeeltelijk zijn toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in drie proeftijden liep en zich binnen deze proeftijden opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten, wat heeft geleid tot de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.406732.24 (p), 16.006967.19 (vordering tul), 21.001770.21 (vordering tul), 16.265584.22 (vordering tul).
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 april 2025
in de strafzaak tegen:
[verdachte]
geboren op [1997] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
nu gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 april 2025. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.A. Lepoutre en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F.M.R. Ilahibaks, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd en als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van feit 1:
in de periode van 19 oktober 2024 tot en met 22 oktober 2024 te Rhenen samen met een ander een woninginbraak heeft gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
op 10 februari 2024 te Veenendaal een woninginbraak heeft gepleegd met geweld tegen [slachtoffer] door die [slachtoffer] te bijten;
ten aanzien van feit 3:
op 10 februari 2024 te Veenendaal [slachtoffer] heeft mishandeld door hem te bijten.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat de rechtbank de zaak inhoudelijk kan behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle tenlastegelegde feiten omdat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte de feiten heeft gepleegd. Er is weliswaar DNA aangetroffen op de plaatsen van de woninginbraken dat een match met verdachte heeft opgeleverd, maar er zijn volgens de raadsman scenario’s mogelijk waarin het DNA van verdachte daar via secundaire overdracht terecht is gekomen. Er is, naast het DNA, te weinig steunbewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen: er passen veel mensen in het signalement, op de camerabeelden zijn geen dermate onderscheidende persoonskenmerken te zien dat op basis daarvan een herkenning kan plaatsvinden. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen voor medeplegen.
De verweren van de raadsman zullen - voor zover deze verweren niet worden weerlegd door de bewijsmiddelen - worden besproken in de bewijsoverwegingen van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat beide feiten wettig en overtuigend te bewijzen zijn. De rechtbank baseert dit oordeel op het bewijs dat in paragraaf 4.3.1. onder de bewijsmiddelen wordt opgesomd en op de bewijsoverwegingen die in paragraaf 4.3.2 staan.
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
ten aanzien van feit 1:
Proces-verbaal van aangifte van door [aangeefster] (namens [benadeelde 1] ) d.d. 22 oktober 2024 (p. 64 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe namens de bewoners van de [adres] te [woonplaats] aangifte van inbraak. De bewoners zijn op vakantie. Op 19 oktober 2024 ben ik nog bij de woning geweest. Ik heb de woning afgesloten en in goede staat achtergelaten. Op 22 oktober 2024 ging ik naar de woning. Toen ik de tuin in liep, zag ik dat er een raam opengebroken was, dat het raam openstond en dat er braakschade op het kozijn zat. [2]
Proces-verbaal van bevindingen (aanvullende informatie) d.d. 1 december 2024 (p. 75), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van de aangifte van gekwalificeerde diefstal, heb ik op 30 november 2024, slachtoffer [benadeelde 1] bezocht. Tijdens dit bezoek heb ik een samen met het slachtoffer een goederenbijlage opgesteld welke ik bij de aangifte gevoegd heb. Volgens het slachtoffer was de geschatte waarde van de weggenomen goederen tussen de 800 en 1000 euro. Hierbij gaf het slachtoffer aan dat de waarde van de goederen vooral emotioneel was aangezien er erfstukken tussen zaten [3] .
Proces-verbaal van bevindingen (forensisch onderzoek woning in [woonplaats] ) d.d. 23 oktober 2024 (p. 104 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 23 oktober 2024 kwam ik voor forensisch onderzoek op de [adres] , [woonplaats] . [4] Op het glas aan de binnenzijde van het raam zag ik aan de onderzijde meerdere vettige vegen (passend bij talgafscheiding van de huid). [5] In het midden van de ruit en rechts zag ik twee soortgelijke vlekken. Ik heb de rechter voorzien van SIN AASF2256NL. [6]
Een geschrift, te weten een rapportage van het Forensisch Instituut Maastricht, d.d. 5 november 2024 (p. 108 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
SIN
Datum vergelijking
Mogelijke donor van DNA
Inklimraam vetvlek
binnenzijde rechts
AASF2256NL
5 november 2024
[verdachte] , geboren op [1997]
Hypothese 1: de bemonstering bevat DNA van [verdachte] . Hypothese 2: de bemonstering bevat DNA van één onbekende persoon. De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is. [7]
Proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden) d.d. 24 december 2024 (p. 86 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De beelden zijn opgenomen op 20 oktober 2024 tussen 18:20 uur en 18:38 uur vanaf de [adres] en [adres] te [woonplaats] . [8] 18:20:00 uur: het betrokken voertuig komt aanrijden. [9] 18:20:13 uur: te zien is dat het voertuig geparkeerd wordt en dat beide voorportieren geopend worden. [10] 18:20:20 uur: twee mannen stappen uit het voertuig. [11] 18:20:33 uur: beide mannen lopen voorbij de camera. [12] 18:20:41 uur: beide mannen steken de weg over. Hierbij lopen ze voorbij een lichtgekleurde oprijlaan. [13] 18:20:50 uur: beiden mannen lopen de tweede oprijlaan op, van de [adres] . [14] 18:28:40 uur: na ongeveer acht minuten komt één van de mannen in weer in beeld lopen. [15] 18:28:42 uur: kort hierop komt ook de tweede man in beeld lopen. [16] 18:28:50 uur: beide mannen lopen in versnelde pas in de richting van hun geparkeerde auto. [17] 18:29:25 uur: nadat beide mannen zijn ingestapt, rijdt het voertuig uit beeld. [18]
Proces-verbaal van bevindingen (onderzoek kenteken) d.d. 24 december 2024 (p. 112 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 23 oktober 2024 verklaarde aangeefster [aangeefster] dat op de beelden op 20 oktober 2024 om 18:20 uur een voertuig te zien is met kenteken [kenteken] . Ik heb de beelden erbij gepakt en kon met zekerheid lezen: [kenteken] . Daarnaast zag ik dat de auto zwart was en kon ik het logo zien van automerk Cupra. Collega [collega] heeft kenteken [kenteken] op alle mogelijke manieren in het systeem nagekeken. Hiermee bedoel ik dat zij op de plek van de asterix (*) de letters A tot en met Z heeft geprobeerd. Ik hoorde dat geen enkele auto een auto van het merk Cupra bleek te zijn, behalve de combinatie met de letter [letter] . Vervolgens heb ik een integrale bevraging gedaan op [kenteken] . Ik zag dat bij dit kenteken een zwart voertuig hoorde van het merk Cupra. Ik zag dat dit voertuig sinds 18 juli 2024 op naam staat van [bedrijf] . Diegene die met regelmaat gecontroleerd wordt in dit voertuig is [A] , geboren op [1999] . Op 31 oktober 2024 is het voertuig staande gehouden in Veenendaal. De bestuurder betrof [A] , de bijrijder betrof toen [verdachte] , geboren op [1997] . [19]
ten aanzien van feit 2, feit 3:
Proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 10 februari 2024 (p. 17 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:Ik ben woonachtig op [adres] in [woonplaats] . Op 9 februari 2024 omstreeks 12.00 uur zijn mijn echtgenote en ik vertrokken en hebben wij de woning onbeschadigd en volledig afgesloten achtergelaten. Wij hebben inmiddels vernomen dat op 10 februari 2024 omstreeks 23.55 uur een inbraak in onze woning is gepleegd en dat de dader door de buurman van huisnummer [huisnummer] is overlopen. Op de begane grond bevindt zich aan de achterzijde een slaapkamer. Ik zag dat beide ruiten versplinterd waren. Ik zag dat in de raamkozijnen afdrukken waren ontstaan van vermoedelijk een koevoet. Ik zag dat de raamhefbomen niet meer op de kozijnen zaten. Ik zag dat een nachtkastje openstond, een ladekast doorzocht was en diverse sieradendozen op de kast en op het bed lagen. [20]
Proces-verbaal van verklaring aangever [slachtoffer] d.d. 11 februari 2024 (p. 28 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:10-02-2024 rond 23.30 uur lag ik in bed in onze woning aan [adres] in [woonplaats] . Opeens hoorde ik een geluid en ben toen naar buiten gegaan. Ik heb toen geroepen: "Wat moet dat!" Het geluid stopte heel even maar ging toen weer door. Ik hoorde mijn vrouw roepen: "Hier loopt hij!" Ik zag dat de man wegrende richting [straat] . Ik ben achter hem aangerend, heb hem vastgepakt en naar de grond gewerkt. Hij begon te worstelen. Opeens voelde ik dat ik in mijn linker onderarm gebeten werd. Toen hij mij beet, voelde ik meteen pijn in mijn linker onderarm. Later zag ik tandafdrukken op de plek waar ik de pijn voelde. [21] Ik kan de man als volgt omschrijven: tussen 25 en 27 jaar, gezet postuur, 1,65-1.70 lang, Marokkaans uiterlijk, gezichtsbeharing, in het zwart gekleed, zwarte handschoenen. [22]
Proces-verbaal van bevindingen (forensisch onderzoek woning in [woonplaats] ) d.d. 11 februari 2024 (p. 30 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 11 februari 2024 kwamen wij voor forensisch onderzoek op [adres] , [woonplaats] . [23] Op het rechterkozijn en op een glasscherf die nog in het raam zat, zag ik een handschoenspoor. Ik heb het handschoenspoor bemonsterd op DNA celmateriaal. [24] SIN: AAOQ0987NL. [25]
Een geschrift, te weten een rapportage van het Forensisch Instituut Maastricht, d.d. 4 maart 2025 (p. 60 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
SIN
Datum vergelijking
Mogelijke donor van DNA
Handschoenspoor kozijn en glas inklimraam
AAOQ0987NL
1 maart 2025
[verdachte] , geboren op [1997]
Hypothese 1: de bemonstering bevat DNA van [verdachte] en één onbekende persoon. Hypothese 2: de bemonstering bevat DNA van twee onbekende personen. De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is. [26]
Proces-verbaal van bevindingen (herkenning) d.d. 25 december 2024 (p. 115), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 24 december 2024 nam ik een verhoor af van verdachte [verdachte] . Over zijn signalement kan ik verklaren: 1.65m tot 1.70m; gezet gedrongen postuur; volle baard; donker haar, kort en plat; donkerkleurige ogen; volle lippen. Aangever [slachtoffer] , die gebeten werd bij de woninginbraak op [straat] te [woonplaats] , had de leeftijd van de verdachte geschat tussen de 25 en 27 jaar. Nu ik [verdachte] gezien heb, kan ik zeggen dat deze schatting goed is. [27]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij volgens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
4.3.2
Bewijsoverwegingen
Inbraak in Rhenen (feit 1)
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat er een woninginbraak in Rhenen is gepleegd. Er is aangifte gedaan en de forensische opsporing heeft onderzoek verricht en sporen veiliggesteld. Bij dat onderzoek is een DNA-spoor op het inklimraam aangetroffen en dit DNA-spoor blijkt overeen te komen met het DNA van verdachte. Volgens het forensisch rapport zijn de onderzoeksresultaten namelijk extreem veel waarschijnlijker wanneer de bemonstering van het spoor het DNA van verdachte bevat, dan wanneer het spoor het DNA van een onbekende persoon bevat. Door de plaats waar het spoor is aangetroffen, kan het spoor worden aangemerkt als daderspoor. Het spoor is niet aangetroffen op een verplaatsbaar object.
Verdachte heeft aangegeven dat hij destijds op verschillende adressen verbleef, daarbij weleens kleding achterliet en dat zijn DNA mogelijk op die manier, via anderen, op het inklimraam terecht is gekomen. De rechtbank acht dit alternatieve scenario, waarbij sprake zou zijn van secundaire overdacht van DNA, niet aannemelijk. Van belang daarbij is dat het alternatieve scenario niet nader concreet is gemaakt en op geen enkele wijze is onderbouwd. Daar komt nog bij dat het DNA-spoor in dit geval afkomstig was van een vettige veeg dat past bij talgafscheiding dat rechtstreeks afkomstig is van de huid. De rechtbank schuift het geschetste alternatieve scenario daarom terzijde en gaat er op basis van de bewijsmiddelen vanuit dat verdachte de woninginbraak in Rhenen heeft gepleegd.
Medeplegen
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het strafverzwarende bestanddeel ‘tezamen en in vereniging’, omdat niet kan worden bewezen dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank ziet dat anders en hecht daarbij waarde aan de camerabeelden. Op deze beelden is te zien dat twee mannen in een auto komen aanrijden, dat zij samen naar de woning lopen, daar acht minuten zijn, samen in versnelde pas weer terugkomen en tenslotte samen wegrijden. De rechtbank gaat er op grond van de bewijsmiddelen vanuit dat verdachte één van deze mannen was en komt daarom tot een bewezenverklaring voor medeplegen.
Inbraak en mishandeling in Veenendaal (feit 2 en feit 3)
De rechtbank acht de diefstal met geweld en de mishandeling in Veenendaal ook wettig en overtuigend bewezen. Er is aangifte gedaan door de bewoner van de woning waar is ingebroken. Daarnaast heeft de buurman aangifte gedaan van mishandeling omdat hij gebeten is toen hij de dader kort na de inbraak betrapte. Deze buurman heeft ook een getuigenverklaring afgelegd over de woninginbraak van zijn buren. Daar komt bij dat een handschoenspoor op het inklimraam een match met het DNA van verdachte heeft opgeleverd, dat verdachte past in het door de getuigen opgegeven signalement en dat de verbalisant die verdachte heeft verhoord, heeft bevestigd dat hij in dat signalement past.
In dit geval is het DNA dat een match met verdachte heeft opgeleverd weliswaar - anders dan bij de inbraak in Rhenen - afkomstig van een verplaatsbaar object (een handschoen) en betreft het een mengprofiel, maar dat neemt niet weg dat de rechtbank van oordeel is dat dit spoor in combinatie met de andere bewijsmiddelen voldoende specifiek naar verdachte wijst.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1:
in de periode tussen 19 oktober 2024 tot en met 22 oktober 2024 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander in een woning te weten [adres] , alwaar verdachte en zijn mededader zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, een of meer goederen die aan [benadeelde 1] , toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen goed(eren) onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak
ten aanzien van feit 2:op 10 februari 2024 te Veenendaal, omstreeks 23:30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, een of meer goed(eren) die aan [aangever] en/of [benadeelde 2] , toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] in zijn arm te bijten;
ten aanzien van feit 3:op 10 februari 2024 te Veenendaal [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] in zijn arm te bijten.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van feit 2, feit 3:
eendaadse samenloop van diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt en mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden (met aftrek van het voorarrest) waarvan 4 maanden voorwaardelijk, een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Reclassering.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft hij betoogd dat de eis van de officier van justitie bij een bewezenverklaring aan de hoge kant is omdat verdachte ten onrechte wordt aangemerkt als veelvuldig recidivist. Daarnaast heeft de raadsman benadrukt dat het vooral belangrijk is dat verdachte hulp krijgt. Hij heeft voorheen niet de hulp gehad die hij nodig heeft, maar hij staat er nu voor open en het gaat goed. De raadsman heeft de rechtbank daarom verzocht te volstaan met een onvoorwaardelijk straf gelijk aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijk strafdeel van 6 maanden, een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Reclassering.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Er is sprake van ernstige strafbare feiten: verdachte heeft niet alleen twee woninginbraken gepleegd, maar heeft bij één daarvan ook geweld gebruikt door de buurman die hem had betrapt in zijn arm te bijten. Inbraken hebben grote impact op de veiligheidsgevoelens van de bewoners, zeker als inbraken gedurende de nacht gepleegd worden. Daar komt bij dat een woning bij uitstek een plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen. De rechtbank vindt het kwalijk dat verdachte alleen aan zijn eigen financiële belang heeft gedacht en niet aan de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers.
Strafblad
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel uit het justitiële documentatieregister (het strafblad) van verdachte van 5 februari 2025. Hieruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortelijke feiten. Hij liep bovendien in drie proeftijden vanwege eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, destijds opgelegd voor soortgelijke feiten. De rechtbank is daarom, anders dan de raadsman, van oordeel dat er weldegelijk sprake is van veelvuldige recidive, waardoor het strafblad strafverzwarend kan worden meegewogen.
Persoonlijke omstandigheden
Reclassering Nederland heeft op 26 maart 2025 een rapportage over verdachte opgemaakt. Daarin wordt het beeld geschetst van een kwetsbare man waarbij het psychosociaal functioneren, het negatieve sociale netwerk en de instabiele leefsituatie als belangrijkste (delictgerelateerde) risicofactoren naar voren komen: verdachte is beïnvloedbaar, handelt vaak ondoordacht en heeft geen dagbesteding of stabiele huisvesting. Eerder is vastgesteld dat er sprake is van een licht verstandelijke beperking en persoonlijkheidsproblematiek en ook op dit moment is nog sprake van een psychotische stoornis.
Inmiddels is er gelukkig een (voorzichtig) positieve ontwikkeling te zien: verdachte heeft na lange tijd zorgmijdend te zijn geweest nu sinds een jaar ambulante behandeling bij een GGZ-instelling, zijn psychotische klachten zijn enigszins verminderd en hij is gemotiveerd voor behandeling. Hij heeft een Wajong-uitkering, er wordt toegewerkt naar een plek om begeleid te wonen en gezocht naar een passende dagbesteding. De reclassering vindt het echter zorgelijk dat verdachte (ondanks de positieve ontwikkeling) nog steeds delicten blijft plegen, schat het recidiverisico hoog in en acht een reclasseringstraject noodzakelijk, in aanvulling op de bestaande behandeling en begeleiding. Reclassering Nederland kan in samenwerking met de GGZ-instelling inzetten op risicobeheersing, waarbij meer zicht wordt gekregen op het criminogene netwerk en de antisociale denkbeelden van verdachte. Daarnaast kan verdachte in een reclasseringstraject toewerken naar een geschikte en gestructureerde woonplek.
Concluderend adviseert de Reclassering Nederland om verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met een aantal bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten een meldplicht bij de Reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan middelencontrole en het geven van openheid in zijn sociale netwerk.
Strafoplegging
De ernst van de feiten en het strafblad van verdachte maken dat er naar het oordeel van de rechtbank in beginsel geen andere straf kan worden opgelegd dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank stelt vast dat de landelijke oriëntatiepunten bij een woninginbraak (met meermaals recidive) uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden. In dit geval gaat het om twee inbraken, waarvan één met geweld. Daarnaast is er bij één van de inbraken ook sprake van medeplegen en heeft verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen of spijt betuigd.
De rechtbank ziet aan de andere kant ook dat verdachte inmiddels al ruim 3 maanden in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en vooral gebaat is bij (voortzetting van) een passende behandeling. De rechtbank ziet daarom aanleiding om een lagere straf op te leggen dan de strafeis van de officier van justitie en zal verdachte, alles afwegend, veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden (met aftrek van het voorarrest) waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk. Gelet op de verwachting dat verdachte veel begeleiding nodig zal hebben, verbindt de rechtbank aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De precieze invulling van de bijzondere voorwaarden staat in het dictum van dit vonnis.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd en vordert een bedrag van 219,99 euro (materiele schade), ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde. Daarnaast heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en vordert een bedrag
394,70 euro (materiele schade), ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] onvoldoende onderbouwd is en dat de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
Bij de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] is volgens de officier van justitie voldoende onderbouwd dat hij rechtstreekse schade heeft geleden door het strafbare feit, waardoor de vordering integraal kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman deelt ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] het standpunt van de officier van justitie en heeft zich met betrekking tot de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde 2]
De rechtbank zal benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De vordering is onvoldoende onderbouwd waardoor de rechtbank niet kan vaststellen wat de omvang van de schade is: het blijft onduidelijk welken kosten de benadeelde partij precies heeft gemaakt, wanneer deze kosten zijn gemaakt en of deze kosten een rechtstreeks gevolg zijn van het strafbare handelen van verdachte.
De benadeelde partij kan de kan de vordering desgewenst nader onderbouwen en bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[slachtoffer]
De rechtbank zal de vordering die is ingediend door [slachtoffer] gedeeltelijk toewijzen en gedeeltelijk afwijzen. De kosten van de tetanusprik en de antibioticatabletten komen voor vergoeding in aanmerking omdat deze kosten in rechtstreeks verband staan met het strafbare handelen van verdachte: deze kosten had de benadeelde partij immers niet hoeven maken als verdachte hem niet in zijn arm gebeten had. De benadeelde partij heeft zijn vordering bovendien onderbouwd met afschriften van de door hem gemaakte kosten. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van 94,71 euro toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 februari 2024 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering voor wat betreft het meer gevorderde (de kosten van de aanschaf van een bewakingscamera) afwijzen. De benadeelde partij heeft aangegeven dat hij zich door de inbraak bij zijn buren niet meer veilig voelde en daarom een bewakingscamera heeft gekocht. De rechtbank is van oordeel dat het rechtstreekse verband met het strafbare feit in dit geval ontbreekt: het is weliswaar voorstelbaar dat een inbraak gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt, maar in dit geval is er bij de buren ingebroken en niet bij de benadeelde partij zelf. Daarom komt deze schadepost niet voor vergoeding in aanmerking.
Compensatie kosten
Verdachte en de benadeelde partij zijn beiden te beschouwen als de (gedeeltelijk) in het ongelijk gestelde partij. Om die reden zullen de kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 94,71 euro, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 februari 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 1 dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 5 december 2022 in de zaak met parketnummer 16.006967.19 is verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar opgelegd. Daarnaast is bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 25 januari 2023 in de zaak met parketnummer 16.265584.22 aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 dagen met een proeftijd van 2 jaar opgelegd. Tenslotte is bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwaren van 28 februari 2024 in de zaak met parketnummer 21.001770.21 aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken met een proeftijd van 2 jaar opgelegd.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat alle bovengenoemde voorwaardelijke straffen ten uitvoer moeten worden gelegd en daarom verzocht de vorderingen toe te wijzen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de proeftijd van alle voorwaardelijke straffen te verlengen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte in drie proeftijden liep en zich binnen deze drie proeftijden opnieuw schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Om die reden zullen de bovengenoemde voorwaardelijke straffen alsnog ten uitvoer worden gelegd.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 300, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar.
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 6 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 3 jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- als
bijzondere voorwaardengelden dat verdachte:
  • zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
  • zich ambulant laat behandelen door GGZ Pro Persona of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als dat zorgverlener dat nodig vindt;
  • verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na intake en eventuele wachtlijst. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma die de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • meewerkt aan controle van het gebruik van cannabis om het middelengebruik te
beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
 openheid geeft aan de reclassering over zijn sociale netwerk en relaties;
- waarbij aan de
Reclassering Nederlandde opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Benadeelde partij [benadeelde 2] (feit 1)
  • verklaart [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer] (feit 3)
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van 94,71 euro,
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat 94,71 euro te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Vordering tenuitvoerleggingen
- wijst de vordering met parketnummer 16.006967.19 toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 5 december 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden;
  • wijst de vordering met parketnummer 16.265584.22 toe;
  • gelast de tenuitvoerlegging van de door de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 25 januari 2023 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 dagen;
  • wijst de vordering met parketnummer 21.001770.21 toe;
  • gelast de tenuitvoerlegging van de door het gerechtshof Arnhem-Leeuwaren bij arrest van 28 februari 2024 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E.S. Dolmans, voorzitter, mr. S.M. Schothorst en mr. S.M. van Meer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Besselink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 april 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode tussen 19 oktober 2024 tot en met 22 oktober 2024 te [woonplaats] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende
bevond(en), een of meer goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn
/hun bereik heeft
/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
2
hij op of omstreeks 10 februari 2024 te Veenendaal, omstreeks 23:30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, een of meer goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te
nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] in zijn arm, althans het lichaam, te bijten;
3
hij op of omstreeks 10 februari 2024 te Veenendaal [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] in zijn arm, althans het lichaam te bijten.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 december 2024, genummerd PL0900-2024396253, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 152 en een aanvulling daarop, genummerd pagina 1 tot en met 52. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.p. 64.
3.p. 75.
4.p. 104.
5.p. 105.
6.p. 106.
7.p. 110.
8.p. 86
9.p. 88
10.p. 89
11.p. 90
12.p. 91.
13.p. 92.
14.p. 93.
15.p. 94.
16.p. 95.
17.p. 96.
18.p. 97.
19.p. 112.
20.p. 17.
21.p. 28.
22.p. 29.
23.p. 30 (aanvullend dossier).
24.p. 31 (aanvullend dossier).
25.p. 32 (aanvullend dossier).
26.p. 62.
27.p. 115.