ECLI:NL:RBMNE:2025:1824

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
UTR 24/4907
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Hoog Persoonlijk Kilometer Budget (HPKB) op basis van medische geschiktheid voor treinreizen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Hoog Persoonlijk Kilometer Budget (HPKB). Eiseres had haar aanvraag ingediend op 5 april 2024, maar deze werd afgewezen door verweerder, die oordeelde dat eiseres ondanks haar medische klachten in staat was om met de trein te reizen. Eiseres beschikte over een Valys-pas en had medische informatie over haar aandoeningen ingediend, maar verweerder concludeerde dat zij met de juiste hulpmiddelen en begeleiding nog steeds kon reizen. De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2025 behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Eiseres voerde aan dat haar medische situatie niet correct was beoordeeld en dat zij niet in staat was om met de trein te reizen, zelfs niet met begeleiding. Verweerder had echter voldoende medische gegevens om te concluderen dat eiseres, met de juiste ondersteuning, wel degelijk kon reizen. De rechtbank vond geen aanknopingspunten in de door eiseres overgelegde medische informatie om tot een ander oordeel te komen. Bovendien werd vastgesteld dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor het HPKB, zoals vastgelegd in het Indicatieprotocol.

De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die afwijking van het protocol rechtvaardigen. Eiseres had geen (persoonlijk) begeleider kunnen vinden, maar dit valt onder haar eigen verantwoordelijkheid. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder rechtmatig was. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4907

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

[verweerder] B.V., verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om in aanmerking te komen voor een Hoog Persoonlijk Kilometer Budget (HPKB).
2. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 5 april 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 juni 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
3. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

5. Eiseres beschikt over een Valys-pas voor taxivervoer voor ouderen en mensen met een chronische ziekte of handicap. Daarmee kan zij per jaar 700 kilometer met de taxi reizen tegen een eigen bijdrage (2024) van € 0,268 per kilometer.
5.1.
Eiseres heeft op 5 april 2024 een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor een hoog persoonlijk kilometer budget (HPKB). Het HKPB is een vergoeding waarmee op jaarbasis maximaal 2.350 kilometer tegen een eigen bijdrage van € 0,268 per kilometer van de taxi gebruik kan worden gemaakt. Bij haar aanvraag heeft eiseres medische informatie van haar huisarts aangeleverd, waarin is vermeld dat zij bekend is met scoliose, een restrictieve longfunctie, mitralisklep-insufficiëntie, gonartrose, osteoporose, kortademigheid en chronische pijn. Tevens is in deze informatie vermeld dat eiseres aangeeft dat zij niet in staat is met het openbaar vervoer te reizen.
5.2.
Met het besluit van 5 april 2024 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat eiseres, ondanks haar medische klachten, nog in staat geacht wordt met de trein te kunnen reizen. Eiseres kan gebruik maken van hulpmiddelen zoals een rolstoel. Verweerder heeft daarnaast ook gewezen op de verschillende voorzieningen die NS (en andere vervoerders) aan mensen met een beperking aanbieden om treinreizen voor hen mogelijk te maken. Eiseres kan ook een persoonlijk begeleider regelen wanneer zij reist en voor het vervoer van en naar een (NS-)station kan zij gebruik maken van collectief vervoer zoals de regiotaxi.
5.3.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 5 april 2024.
5.4.
Bij het bestreden besluit is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Verweerder acht eiseres – strikt medisch gezien – in staat om met de trein te reizen, al dan niet onder begeleiding en/of met gebruikmaking van een hulpmiddel. Verweerder is daarbij uitgegaan van de medische beoordeling van zijn arts [A] , die op 15 mei 2024 telefonisch met eiseres heeft gesproken en beschikte over de door eiseres toegezonden medische gegevens en hetgeen eiseres in haar bezwaarschrift heeft aangevoerd.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiseres om in aanmerking te komen voor een HPKB. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
7. De grondslag voor een HPKB wordt gevormd door het ‘Indicatieprotocol hoog persoonlijk kilometerbudget’ (het Protocol). Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) gaan de in het protocol neergelegde toetsingscriteria de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten. [1]
7.1.
Volgens het Protocol komt een aanvrager slechts in aanmerking voor een HPKB wanneer:
1. De aanvrager beschikt over een Wmo-vervoersvoorziening (Valys-pas), Wmo-rolstoel, scootmobiel of OV-begeleiderskaart en
2. Gebruik moet maken van een rolstoel of scootmobiel waarvan gewicht, en/of maatvoering in combinatie met de aanvrager (de zogenaamde 'mens-machinecombinatie' zodanig is dat deze de grenzen van mogelijkheid tot hulpverlening door de NS overschrijden en /of
3. Door persoonsgebonden medische beperkingen van chronische aard vanuit strikt medische optiek niet in staat is met de trein te reizen.
7.2.
In de toelichting bij het Protocol is vermeld dat verweerder er bij de beoordeling vanuit gaat dat pashouders bij het reizen zo nodig gebruik maken van individuele begeleiding en/of de door NS en Valys ter beschikking gestelde voorzieningen, zoals invalidentoiletten in de stations en in de treinen en NS-assistentieverlening. De aanvrager is zelf verantwoordelijk voor het verzorgen van eventuele begeleiding tijdens de reis. Onderdeel van de inhoudelijke beoordeling is of er sprake is van een uitzonderlijke situatie die afwijking van de criteria in het protocol rechtvaardigt.
Mag eiseres – strikt medisch bezien – in staat worden geacht om met de trein te reizen?
8. Eiseres voert in beroep aan dat reizen met de trein gezien haar medische situatie niet mogelijk is, ook niet onder begeleiding of met een medisch hulpmiddel. Zij stelt dat haar medische situatie incorrect is beoordeeld en dat te makkelijk voorbij is gegaan aan de door haar verstrekte informatie van haar huisarts en haar cardioloog. Eiseres wijst er verder op dat zij wegens haar chronische hartconditie medicijnen heeft gekregen voor het geval zij last zou krijgen van kortademigheid en druk op de borst. In aanvulling op de bij de aanvraag gestelde medische klachten heeft eiseres in beroep aangegeven dat zij daarnaast ook incontinent is en ook om die reden niet met de trein kan reizen. Reizen met een scootmobiel is stressvol en pijnlijk met name vanwege haar scoliose.
8.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat zijn arts op basis van de toegezonden medische gegevens, de medische beperkingen van eiseres in voldoende mate vast heeft kunnen stellen en een duidelijk beeld heeft kunnen vormen van haar beperkingen met betrekking tot het reizen met de trein. De arts is daarbij tot de conclusie gekomen dat eiseres niet zelfstandig kan reizen, maar dat er nog wel mogelijkheden zijn die zij kan benutten, zoals reizen met een (elektrische) rolstoel of scootmobiel. Tevens wordt eiseres door de arts in staat geacht om met begeleiding te reizen. Eiseres kan de hulp inschakelen van een persoonlijke begeleider die haar op verschillende manieren kan helpen. De begeleider kan (onder andere) bagage tillen, eiseres helpen bij overstappen tussen vervoermiddelen, helpen bij het in- en uitstappen van de trein of bijvoorbeeld haar rolstoel duwen. Eiseres is zelf verantwoordelijk voor het regelen van een begeleider. Voor vervoer van en naar het station wijst verweerder erop dat eiseres gebruik kan maken van de regiotaxi en/of collectief vervoer.
8.2.
De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat eiseres meerdere (chronische) aandoeningen heeft en dat zij niet zelfstandig met de trein kan reizen. Dit betekent echter niet dat zij aan de voorwaarden voor een HPKB voldoet. De arts van verweerder heeft geconcludeerd dat eiseres onder begeleiding en met een hulpmiddel wel met de trein kan reizen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zijn besluit hierop heeft mogen baseren.
In de door eiseres overgelegde medische informatie van haar huisarts ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen. Verweerder heeft hierover terecht gesteld dat de huisarts niet ingaat op de aanwezigheid van individuele begeleiding en/of hulpmiddelen tijdens het reizen. Verder heeft eiseres geen medische informatie van haar cardioloog overgelegd. Ook in wat eiseres overigens heeft aangevoerd, is geen grond gelegen dat niet van de conclusie van de arts van verweerder kan worden uitgegaan. De rechtbank vindt daarom dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld eiseres niet voldoet aan voorwaarde 3 van het Protocol. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van een bijzondere omstandigheid die afwijking van het Protocol rechtvaardigt?
9. Eiseres voert aan dat zij geen (persoonlijk) begeleider kan vinden. Ook dreigt zij in een sociaal isolement te raken omdat reizen steeds lastiger wordt terwijl onder andere de oudste dochter van eiseres en de beste vriendin van eiseres ver weg wonen. Reizen met openbaar vervoer is voor eiseres pijnlijk, tijdrovend en onpraktisch. Het reizen in een invalidentaxi daarentegen is voor eiseres haalbaar en draaglijk, aldus eiseres.
9.1.
Verweerder erkent dat vervoer van deur tot deur voor eiseres minder omslachtig, comfortabeler en sneller is, maar dat met dergelijke factoren vanuit het Protocol geen rekening kan worden gehouden. Evenmin wordt rekening gehouden met de eindbestemming van een reis. Het Protocol is streng. Het vinden van een begeleider is de eigen verantwoordelijkheid van eiseres en het ontbreken van begeleiding leidt niet tot toekenning van het HPKB, aldus verweerder.
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat niet is gebleken van een uitzonderlijke situatie die afwijking van de criteria in het Protocol rechtvaardigt. Evenals verweerder begrijpt de rechtbank goed dat reizen voor eiseres gezien haar medische situatie zwaar is, maar uit de regelgeving volgt dat uitdrukkelijk is gekozen om het HPKB uitsluitend ter beschikking te stellen aan mensen die, ook met begeleiding en/of hulpmiddelen, niet meer met de trein kunnen reizen. Zoals hiervoor overwogen, is dat in het geval van eiseres niet gebleken. In de door eiseres aangevoerde omstandigheden heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om in dit geval een uitzondering te maken. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag van eiseres om in aanmerking te komen voor het HPKB mocht afwijzen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder andere de uitspraak van 13 juni 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW8656.