ECLI:NL:RBMNE:2025:1802

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
11343932 AC EXPL 24-2498
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van indexatie op pensioenrechten en -aanspraken van voormalige werknemers van FrieslandCampina

In deze zaak vorderen eisers, voormalige werknemers van FrieslandCampina, dat de werkgever hen per 1 januari 2024 een toeslag van 1,75% verleent over hun pensioenrechten en -aanspraken. De pensioenovereenkomst bevat een Toeslagregeling die indexatie koppelt aan de stijging van de CPI Afgeleid, met een maximum van 1,75%. Eisers stellen dat er in de relevante periode sprake was van inflatie, terwijl de CPI Afgeleid een deflatie van 2% aangaf door een methodebreuk. De kantonrechter oordeelt dat de Toeslagregeling ruimte biedt voor de gevraagde indexatie en dat FrieslandCampina deze als goed werkgever had moeten verlenen. De vordering van eisers wordt toegewezen, en FrieslandCampina wordt veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11343932 \ AC EXPL 24-2498 MS/1270
Vonnis van 23 april 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[eiser sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: eisers,
gemachtigde: mr. P.P.M. van Kippersluis, mr. P. Mauser en mr. R. den Boer,
tegen
FRIESLANDCAMPINA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
gedaagde partij,
hierna te noemen: FrieslandCampina,
gemachtigde: mr. R.F. van der Ham.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord met productie;
- de aanvullende producties van FrieslandCampina;
- de mondelinge behandeling van 11 maart 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
- de pleitaantekeningen van eisers;
- de pleitaantekeningen van FrieslandCampina.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of FrieslandCampina per 1 januari 2024 de pensioenrechten en -aanspraken van eisers, die voormalige werknemers van haar zijn, moet indexeren. Hun pensioenovereenkomst, die is vastgelegd in een Pensioenreglement, bevat een Toeslagregeling. Op grond van deze Toeslagregeling wordt voor het verlenen van indexatie aangesloten bij de stijging van de CPI Afgeleid. gemeten over de periode oktober tot oktober daaraan voorafgaand, met een maximum van 1,75%. De stijging van de CSI Afgeleid laat als gevolg van een methodebreuk over de periode oktober 2022-oktober 2023 een deflatie van 2% zien terwijl op basis van een door de CBS gepubliceerde onderzoeksreeks in die periode feitelijk sprake was van een inflatie van 3,5%.
2.2.
De kantonrechter oordeelt dat de Toeslagregeling in dit geval ruimte biedt om per 1 januari 2024 de maximale indexatie van 1,75% toe te kennen en dat FrieslandCampina deze indexatie als goed werkgever had moeten verlenen. De vordering van eisers om FrieslandCampina te gebieden om per 1 januari 2024 een toeslag van 1,75% te verlenen wordt daarom toegewezen.

3.De achtergrond van de zaak

3.1.
Eisers zijn voormalige werknemers van (een rechtsvoorganger van) FrieslandCampina. [eiser sub 1] , [eiser sub 2] en [eiser sub 4] zijn inmiddels gepensioneerd. [eiser sub 3] is tijdens de procedure helaas overleden. De gemachtigde van eisers heeft de kantonrechter laten weten dat de procedure hierom niet hoefde te worden geschorst. De procedure is daarom mede op naam van [eiser sub 3] voortgezet en er wordt ook mede op zijn naam vonnis gewezen.
3.2.
Eisers hebben met de rechtsvoorganger van FrieslandCampina een pensioenovereenkomst gesloten. Deze pensioenovereenkomst is na een fusie van rechtswege op FrieslandCampina overgegaan. FrieslandCampina is per 1 januari 2015 partij geworden bij de cao Pensioenen 2015 voor de Zuivelindustrie, waarvan de uitvoering is ondergebracht bij het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zuivel. De pensioenaanspraken en pensioenrechten die eisers tot 1 januari 2015 hadden verworven zijn premievrij achtergebleven bij de pensioenverzekeraar Avéro.
3.3.
De inhoud van de pensioenovereenkomst is vastgelegd in het Pensioenreglement van Avéro. Onderdeel van de pensioenovereenkomst is een Toeslagregeling. In artikel 15 van het Pensioenreglement, zoals dit artikel vanaf 1 januari 2015 luidt, is hierover het volgende bepaald:
Toeslagregeling
Artikel 15
1. De werkgever heeft de ambitie om de pensioenrechten en de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en gepensioneerden aan te passen. Daartoe wordt jaarlijks door de werkgever per 1 januari een toeslag verleend van maximaal de stijging van de "consumentenprijsindex alle huishoudens afgeleid" gemeten over de periode oktober tot oktober daaraan voorafgaand, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek, met een maximum van 1,75% en met een maximum van de middelen in het toeslagdepot inactieven. De werkgever beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de
pensioenrechten en pensioenaanspraken aangepast worden. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening heeft de werkgever een toeslagdepot inactieven gevormd.
2. De werkgever heeft de ambitie om in eerdere jaren niet verleende toeslagen conform voorgaand lid aan te vullen door middel van inhaaltoeslagen. Hiervan kan sprake zijn indien de middelen in het toeslagdepot inactieven voor het tweede achtereenvolgende jaar, ultimo jaar, groter zijn dan 10% van de voorziening verzekeringsverplichtingen. (…)
(…)
3.4.
FrieslandCampina heeft vanaf 1 januari 2015 jaarlijks indexaties (toeslagen) toegekend op basis van de stijging van de ‘consumentenprijsindex alle huishoudens afgeleid’ (hierna: CPI Afgeleid), gemaximeerd op 1,75%.
3.5.
Het CBS heeft per 1 juni 2023 de berekening van de energieprijzen die onderdeel uitmaken van de CPI Afgeleid aangepast. De uitgaven voor energie werden vóór 1 juni 2023 ingeschat op basis van de energieprijzen voor nieuwe contracten. Na 1 juni 2023 werd daarbij ook rekening gehouden met de prijzen van vaste energiecontracten. Het CBS heeft op haar website toegelicht wat dit voor het inflatiecijfer van juni 2023 betekent:
“De inflatie in juni 2023 is het verschil tussen de CPI van juni 2023 en de CPI van juni 2022. De huidige CPI gebruikt de nieuwe methode voor energieprijzen, maar de CPI van juni 2022 gebruikt nog de oude methode. Dat betekent dat er in het inflatiecijfer van juni 2023 een zogeheten ‘methodebreuk’ zit. Deze breuk houdt in dat de inflatie mede beïnvloed wordt door de vergelijking van de CPI volgens de nieuwe met die volgens de oude methode, en niet alleen door daadwerkelijke prijsontwikkelingen, zoals normaal het geval is.”
3.6.
Het gevolg van deze methodebreuk was dat de CPI Afgeleid op basis van de nieuwe berekening vanaf juni 2023 lager uitviel dan op basis van de oude berekening het geval zou zijn geweest. De stijging van de CPI Afgeleid (de inflatie) tussen oktober 2022-oktober 2023 viel om dezelfde reden ook lager uit en liet een deflatie van 2% zien. Het CBS heeft geen aanleiding gezien de CPI Afgeleid met terugwerkende kracht aan te passen, omdat de te lage CPI Afgeleid na 1 juni 2023 volgens de inschatting van het CBS zou worden gecompenseerd door de te hoge CPI Afgeleid vóór 1 juni 2023.
3.7.
Het CBS heeft inflatiecijfers op basis van de nieuwe berekeningsmethode over de periode januari 2020 tot en met mei 2023 gepubliceerd (door het CBS de ‘onderzoeksreeks’ genoemd). Op grond van deze cijfers bedroeg de inflatie in de periode oktober 2021- oktober 2022 11,7% in plaats van de eerder, op basis van de oude berekeningsmethode vastgestelde 16,9%. De inflatie over de periode oktober 2022-oktober 2022 bedroeg op basis van de onderzoeksreeks 3,5% in plaats van een deflatie van 2%.
3.8.
FrieslandCampina heeft de pensioenrechten en de pensioenaanspraken per 1 januari 2024 niet geïndexeerd omdat volgens de CPI Afgeleid in de periode van oktober 2022- oktober 2023 sprake was van een deflatie van 2%. Eisers hebben FrieslandCampina verzocht om wél te indexeren, omdat er op basis van de onderzoeksreeks in deze periode in werkelijkheid sprake was geweest van een inflatie van 3,5%. FrieslandCampina heeft zich echter op het standpunt gesteld dat het Pensioenreglement hiervoor geen ruimte biedt.

4.De beoordeling

De vordering van eisers en de onderbouwing daarvan
4.1.
Eisers vorderen FrieslandCampina te gebieden om per 1 januari 2024 een toeslag van 1,75% te verlenen over hun pensioenrechten en -aanspraken en FrieslandCampina te veroordelen in de kosten van de procedure, vermeerderd met wettelijke rente.
4.2.
Eisers doen ter onderbouwing van hun vordering een beroep op nakoming van artikel 15 van het Pensioenreglement en stellen zich daarbij op het standpunt dat dit artikel ruimte biedt voor indexatie. Zij voeren hiertoe aan dat FrieslandCampina blijkens deze bepaling een indexatieambitie heeft en de afgelopen jaren ook steeds indexatie heeft verleend als sprake was van inflatie. Het Pensioenreglement verwijst naar de stijging van de CPI Afgeleid als maatstaf voor inflatie en FrieslandCampina heeft zelf verklaard dat voor deze maatstaf is gekozen omdat het een “objectief meetbaar inflatiecijfer zoals vastgesteld door het CBS” betreft. Eisers leiden hieruit af dat de (stijging van de) CPI Afgeleid ook volgens FrieslandCampina geen doel op zich is, maar een middel om de inflatie op objectieve wijze vast te stellen. De CPI Afgeleid laat als gevolg van de methodebreuk in oktober 2023 een daling zien ten opzichte van oktober 2022 en geeft daardoor - ook volgens het CBS zelf - geen objectieve maatstaf voor de inflatie. De onderzoeksreeks die het CBS heeft gepubliceerd kan wél worden aangemerkt als een “objectief meetbaar inflatiecijfer zoals vastgesteld door het CBS” en geeft een zuiver beeld van het prijspeil over de periode oktober 2022-oktober 2023. De cijfers uit de onderzoeksreeks laten zien dat in deze periode sprake was van een inflatie van 3,5%. Volgens eisers moet artikel 15 van het Pensioenreglement in redelijkheid zo worden uitgelegd dat in dit geval van de cijfers van de onderzoeksreeks moet worden uitgegaan en op basis daarvan de gemaximeerde indexatie van 1,75% moet worden toegekend.
4.3.
Als FrieslandCampina een beroep doet op haar discretionaire bevoegdheid om al dan niet te indexeren, dan is FrieslandCampina volgens eisers op grond van primair de eisen van goed werkgeverschap en subsidiair de aanvullende werking van de redelijkheid en de billijkheid gehouden een indexatie toe te kennen. Daarvoor is volgens eisers van belang dat:
  • uit door het CBS gepubliceerde cijfers blijkt dat ontegenzeggelijk sprake was van inflatie in de relevante periode;
  • FrieslandCampina een indexatieambitie heeft en in 2015 expliciet heeft uitgedragen het indexatiepotentieel te verhogen;
  • FrieslandCampina in het verleden steeds indexatie heeft verleend als sprake was van inflatie;
  • het Toeslagdepot toereikend is om over te gaan tot indexatie, hetgeen blijkens een recente studie van Mercer met een grote mate van zekerheid is gewaarborgd;
  • FrieslandCampina geen eigen belang heeft om geen indexatie te verlenen, nu indexatie uit het Toeslagdepot wordt gefinancierd;
  • eisers over de voorafgaande twee jaar een koopkrachtverlies van 10,5% hebben geleden vanwege het op verzoek van FrieslandCampina ingevoerde maximum van 1,75%.
Het verweer en de onderbouwing daarvan
4.4.
FrieslandCampina voert verweer en concludeert - kort gezegd - tot afwijzing van de vorderingen van eisers, met veroordeling van eisers in de kosten van deze procedure, vermeerderd met wettelijke rente.
4.5.
FrieslandCampina stelt dat eisers op grond van het Pensioenreglement een toeslagperspectief hebben maar geen toeslagrecht, en dat het tot de discretionaire bevoegdheid van FrieslandCampina behoort om een beslissing te nemen over het al dan niet verlenen van een toeslag. Voor het bepalen van de bovengrens van het toeslagperspectief is in artikel 15 van het Pensioenreglement aangesloten bij de stijging van de CPI Afgeleid. Dit is een duidelijk geformuleerde toeslagmaatstaf die een subjectieve of willekeurige aanwending van de middelen in het Toeslagdepot voorkomt. Daarmee wordt een evenwichtige verdeling van de middelen in het Toeslagdepot en een toeslagperspectief voor alle (toekomstige) voormalig werknemers gewaarborgd. Volgens FrieslandCampina biedt het Pensioenreglement geen ruimte om op grond van de aanvullende werking van goed werkgeverschap of de redelijkheid en de billijkheid af te wijken van de Toeslagregeling. Hiervoor moet sprake zijn van een lacune in het Pensioenreglement en daarvan is volgens FrieslandCampina geen sprake.
Uitleg van artikel 15 van het Pensioenreglement
4.6.
Partijen verschillen van mening over de vraag of artikel 15 van het Pensioenreglement, zoals dit artikel per 1 januari 2015 luidt (hierna: artikel 15), ruimte biedt voor het toekennen van een indexatie per 1 januari 2014 in de situatie waarin de CPI Afgeleid door een wijziging in de berekeningsmethode geen zuiver beeld geeft van het feitelijke inflatie in de periode oktober 2022-oktober 2023.
4.7.
Partijen zijn het erover eens dat artikel 15 moet worden uitgelegd op basis van de zogeheten cao-norm. Deze norm houdt in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn. Het komt dus aan op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld en niet op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, tenzij die bedoeling uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar is. Bij deze uitleg mag wel, onder meer, acht worden geslagen op de op een andere plek in de cao gebruikte formuleringen en worden bekeken of de rechtsgevolgen van andere mogelijke tekstinterpretaties aannemelijk zijn. Ook de bewoordingen van de eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de cao worden betrokken. Indien de bedoeling van de partijen bij de cao naar objectieve maatstaven volgt uit de cao-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg dus betekenis worden toegekend. [1]
4.8.
Het gaat hier om de uitleg van een Toeslagregeling die deel uitmaakt van de pensioenovereenkomst van een beperkte groep werknemers, waaronder eisers, en die is vastgelegd in het Pensioenreglement. Uit de bewoordingen van artikel 15 blijkt dat FrieslandCampina een indexatieambitie heeft, die ook strekt tot het verlenen van inhaaltoeslagen, en dat bij het verlenen van indexaties wordt aangesloten bij de CPI Afgeleid. De bedoeling van de partijen die de Toeslagregeling hebben vastgesteld - de Centrale Ondernemingsraad (COR) van FrieslandCampina en FrieslandCampina zelf - is voor alle betrokkenen naar objectieve maatstaven kenbaar uit de adviesaanvraag van FrieslandCampina aan de COR en een convenant dat FrieslandCampina na verkregen toestemming van de COR met de COR heeft gesloten. Eisers hebben gesteld dat dit convenant voor akkoord is ondertekend door de Vereniging van Gepensioneerden uit de Agrarische sectoren en Zuivelindustrie en van Gepensioneerden van FrieslandCampina (VGAZ) en dat het ook de VGAZ is die deze procedure financiert. Dit is door FrieslandCampina niet betwist. Omdat de COR en de VGAZ dus nauw zijn betrokken bij de totstandkoming van de Toeslagregeling, ziet de kantonrechter hierin aanleiding om de adviesaanvraag aan de COR en het convenant bij de uitleg van artikel 15 van de Toeslagregeling te betrekken. Daarbij wordt het volgende overwogen.
De totstandkoming van artikel 15, zoals dit luidt per 1 januari 2015
4.9.
Vóór 1 januari 2015 gold voor eisers op grond van artikel 14 van het Pensioenreglement de volgende Toeslagregeling:
“Toeslagregeling
Artikel 14
1. De ingegane pensioenen en premievrije aanspraken worden jaarlijks (voor het eerst in 2006) geïndexeerd met maximaal de 'consumentenprijsindex alle huishoudens afgeleid' gemeten over de periode van oktober tot oktober daaraan voorafgaand, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De werkgever beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en pensioenaanspraken van niet-actieven worden aangepast.
(…)”
Deze Toeslagregeling werd gefinancierd door FrieslandCampina door middel van koopsommen.
4.10.
Toen FrieslandCampina per 1 januari 2015 ging deelnemen in de bedrijfstakpensioenregeling van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zuivel, bleven de tot 1 januari 2015 opgebouwde pensioenafspraken en pensioenrechter achter bij Avéro. FrieslandCampina heeft met betrekking tot deze pensioenaanspraken en pensioenrechten voorstellen gedaan voor een alternatieve regeling voor de indexatie. Deze voorstellen hielden voor de inactieven het volgende in:
1. Er zou een separaat Toeslagdepot worden gevormd voor (bestaande en toekomstige) inactieven om de indexatie, althans de mogelijkheid daartoe, te financieren;
2. FrieslandCampina zou vier jaarlijkse stortingen van € 16.000.000 in het Toeslagdepot doen;
3. FrieslandCampina had een verplichting om onder omstandigheden nog één extra storting van € 16.000.000 ultimo 2024 of 2029 te doen;
4. om te waarborgen dat het Toeslagdepot voldoende gefinancierd was om ook voor toekomstige inactieven indexatieperspectief te bieden, zou de maximale indexatie voor inactieven worden vastgesteld op 1,75% per jaar;
5. een deel van het beleggingsresultaat van het gesepareerd beleggingsdepot zou bij een bepaalde dekkingsgraad aan het Toeslagdepot worden toegevoegd. Hetzelfde geldt voor het beleggingsresultaat van het Toeslagdepot.
4.11.
FrieslandCampina heeft deze voorstellen in een memorandum van 8 juli 2014 (die bedoeld is als adviesaanvraag) aan de COR toegelicht. In dit memorandum staat onder meer dat FrieslandCampina aanvullende afspraken wil maken en vrijwillig aanvullende financiering ter beschikking wil stellen om het indexatie-potentieel te verhogen. De COR heeft deze voorstellen goedgekeurd en heeft met FrieslandCampina op 29 juli 2014 een convenant gesloten waarin de gemaakte afspraken zijn vastgelegd. Deze afspraken zijn verwerkt in de uitvoeringsovereenkomst tussen FrieslandCampina en Avéro en in het Pensioenreglement. Dat heeft geleid tot wijziging van de artikelen 15 en 15a van het Pensioenreglement per 1 januari 2015 door middel van een addendum op de Pensioenregeling. Artikel 15 omvat de Toeslagregeling en artikel 15a heeft betrekking op het Toeslagdepot.
4.12.
De kantonrechter leidt uit deze documenten af dat het de bedoeling van FrieslandCampina en de COR was om met de Toeslagregeling een realistische kans op indexering mogelijk te maken van de pensioenaanspraken en pensioenrechten die de aangesloten werknemers tot 2015 hadden opgebouwd, vanuit een toereikend gesepareerd Toeslagdepot. Zij wilden de gepensioneerden een tegemoetkoming bieden in het behouden van hun koopkracht. FrieslandCampina zou hiervoor stortingen doen in het Toeslagdepot om een gemaximeerde toeslag (de bovengrens) van 1,75% op jaarbasis mogelijk te maken. Om jaarlijks te kunnen vaststellen of sprake is van koopkrachtverlies en of een indexatie daarom in de rede zou liggen, is ervoor gekozen om daarbij als uitgangspunt de CPI Afgeleid over de periode oktober-oktober van het voorafgaande jaar als objectief middel voor de berekening van de inflatie in aanmerking te nemen.
Artikel 15 biedt ruimte voor toekenning van een indexatie in een situatie waarin sprake is van koopkrachtverlies terwijl de CPI Afgeleid geen zuiver beeld geeft van de feitelijke inflatie
4.13.
Gelet op de bedoeling die de COR en FrieslandCampina hadden met de Toeslagregeling - het bieden van een tegemoetkoming aan de gepensioneerden in het behouden van hun koopkracht - moet artikel 15 van het Pensioenreglement naar het oordeel van de kantonrechter zo worden uitgelegd dat dit artikel de ruimte biedt om een indexatie toe te kennen in de situatie waarin de CPI Afgeleid door een wijziging in de berekeningsmethode geen zuiver beeld geeft van het feitelijke inflatie in een bepaalde periode terwijl in deze periode feitelijk sprake is geweest van koopkrachtverlies.
4.14.
Deze situatie doet zich hier voor. Vanaf 2015 is volgens de CPI Afgeleid sprake geweest van koopkrachtverlies. In de periode oktober 2021-oktober 2022 was dat koopkrachtverlies dramatisch hoog (16,9%) vanwege de gestegen energieprijzen die samenhingen met de oorlog in Oekraïne. In 2023 heeft het CBS besloten de wijze waarop die stijging van de energieprijzen was verdisconteerd in de CPI Afgeleid naar de toekomst toe (vanaf de periode oktober 2022-oktober 2023) te corrigeren. Dat heeft ertoe geleid dat het CBS het koopkrachtverlies tot over de periode oktober 2022-oktober 2023 heeft becijferd op -2%. Het CBS heeft echter eveneens naar buiten gebracht dat de koopkrachtcijfers over de periode oktober 2021-oktober 2022 en oktober 2022-oktober 2023 (van respectievelijk 16,9 % en -2%) een vertekend beeld geven van het koopkrachtverlies vanwege de gewijzigde berekeningsmethodiek. Uit de door het CBS gepubliceerde onderzoeksreeks blijkt bovendien dat het voor consumenten voelbare koopkrachtverlies in de betreffende periode neerkomt op respectievelijk 11,7% en 3,5%. Uit de als productie 1 bij dagvaarding overgelegde pensioenoverzichten blijkt dat ook de pensioenuitvoerder Avéro uitgaat van een koopkrachtverlies van 3,84% over de periode oktober 2022-oktober 2023.
4.15.
Het CBS heeft geen aanleiding gezien om naast de methode ook de CPI Afgeleid met terugwerkende kracht te herzien omdat de verschillen in de voorgaande jaren gecompenseerd worden doordat de inflatie in het ene jaar te hoog en in het andere jaar te laag is weergegeven. Dat zou zich dan uitmiddelen. Eisers hebben terecht aangevoerd dat het vasthouden aan de percentages die voortvloeien uit CPI Afgeleid in hun geval het verlies aan koopkracht niet middelen. Per 1 januari 2023 is hun pensioen namelijk maar met 1,75% (het maximale indexeringspercentage) verhoogd en in 2024 is geen indexering ontvangen. Dit terwijl hun feitelijke koopkrachtverlies over de periode 2021-2023 in totaal uitkomt op 11,7% + 3,5% – 1,75 % = 13,45%. Met het middel CPI Afgeleid wordt het doel (het verlenen van indexatie tot een maximum van 1,75% als objectief sprake is van koopkrachtverlies) over de periode 2021-2023 dus niet bereikt.
FrieslandCampina moet in dit geval als goed werkgever voor het verlenen van indexatie aansluiten bij onderzoeksreeks en een indexatie toekennen
4.16.
Dat doel had wel kunnen worden bereikt door aansluiting te zoeken bij de onderzoeksreeks die het CBS over de betreffende periode heeft gepubliceerd.
Kennelijk is Avéro wel uitgegaan van die onderzoeksreeks gezien de vermelding van het inflatiepercentage van 3,84% op het pensioenoverzicht. FrieslandCampina wil daar echter niet van uitgaan omdat het depotbedrag waaruit de indexatie moet worden voldaan met € 17 miljoen zou dalen als per 1 januari 2024 een indexatie van 1,75% zou worden toegekend. Dat heeft volgens haar als consequentie dat er minder zekerheid is (ook voor de nog niet pensioengerechtigde werknemers die tot 2015 pensioen hebben opgebouwd) dat er in de toekomst nog een indexatie van het pensioen zal kunnen plaatsvinden. FrieslandCampina vindt dat zij als goed werkgever dus moet weigeren per 1 januari 2024 een indexatie toe te passen op basis van koopkrachtverlies over de periode 2022-2023. Zij moet namelijk de belangen van alle (gewezen) werknemers wegen. FrieslandCampina doet daarbij een beroep op haar discretionaire bevoegdheid om geen indexatie toe te kennen en stelt dat zij deze discretionaire bevoegdheid ook heeft als in een bepaalde periode sprake is geweest van inflatie.
4.17.
De kantonrechter is echter van oordeel dat uit de gemaakte afspraken die met ingang van 1 januari 2015 in artikel 15 van het Pensioenreglement zijn vastgelegd volgt dat op FrieslandCampina als goed werkgever de verplichting rust om artikel 15 zo uit te voeren dat jaarlijks - als in de voorgaande periode volgens objectieve gegevens van het CBS sprake is geweest van inflatie - een indexatie wordt toegekend ter compensatie van het koopkrachtverlies met een maximum van 1,75% indien dit financieel verantwoord is. De discretionaire bevoegdheid van FrieslandCampina om jaarlijks te beslissen in hoeverre de pensioenrechten en pensioenaanspraken aangepast worden, wordt dus hiermee ingevuld. Uit de verleende indexaties uit het verleden blijkt ook dat FrieslandCampina de vaste gedragslijn heeft dat zij op basis van de door het CBS vastgesteld inflatie een indexatie toekent.
4.18.
De vraag is of FrieslandCampina in dit geval, door zich in dit geval zo strikt te houden aan de CPI Afgeleid, handelt als goed werkgever. De kantonrechter vindt van niet. FrieslandCampina heeft namelijk niet onderbouwd dat een indexering van 1,75% in 2024 de indexering op termijn meer onder druk zet dan uit de aard van het systeem voortvloeit en dus voorzien was bij het in het leven roepen van de regeling. Het is inherent aan het systeem dat er uit het Toeslagdepot uitkeringen worden gedaan en dat het Toeslagdepot weer wordt aangevuld met overwaarde uit het gesepareerd beleggingsdepot en het beleggingsresultaat uit het Toeslagdepot.
4.19.
Mercer heeft in een zogeheten ALM-studie berekend dat uitgaande van dit systeem bij een gemiddelde indexering van 1,75% op jaarbasis voldoende zekerheid (ruim 98% kans) bestaat dat de indexeringsambitie nog 30 jaar kan worden gehaald. De kantonrechter begrijpt dat Mercer daarbij is uitgegaan van 1000 verschillende economische scenario’s en dat daarin dus is vervat het scenario van het koopkrachtverlies dat zich volgens de onderzoeksreeks van het CBS heeft voorgedaan in de periode 2021-2023. Niet logisch is dat daarbij ook rekening is gehouden met het - niet economische scenario - dat het CBS een gecorrigeerde rekenmethode zou hanteren, waardoor eigenlijk een meevaller ontstond: een deflatiecijfer in een situatie waarin feitelijk sprake is van koopkrachtverlies. FrieslandCampina heeft gesteld dat dit wel een scenario is waarmee bij dit soort berekeningen rekening moet worden gehouden, maar heeft dit niet onderbouwd en heeft ook niet berekend wat de gevolgen daarvan moeten zijn voor de kans dat de indexeringsambitie kan worden gehaald. Gelet hierop heeft FrieslandCampina onvoldoende onderbouwd dat een toekenning van een indexatie van 1,75% per 1 januari 2024 de indexering op termijn meer onder druk zet dan uit de aard van het systeem voortvloeit en financieel niet verantwoord zou zijn.
Conclusie
4.20.
De conclusie luidt daarom dat artikel 15 van het Pensioenreglement in dit geval ruimte biedt om per 1 januari 2024 de maximale indexatie van 1,75% toe te kennen en dat FrieslandCampina deze indexatie als goed werkgever had moeten verlenen. De vordering van eisers wordt daarom toegewezen.
Kosten
4.21.
FrieslandCampina is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van eisers worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,97
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.169,97
4.22.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.23.
FrieslandCampina maakt bezwaar tegen de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad en stelt dat een onomkeerbare situatie dreigt te ontstaan als de vordering in hoger beroep alsnog wordt afgewezen. Volgens FrieslandCampina is het onwaarschijnlijk en in ieder geval onzeker dat Avéro dan bereid is om de toegekende indexaties die onderdeel zijn geworden van de pensioenrechten terug te storten in het Toeslagdepot. FrieslandCampina verwijst hierbij naar het afkoopverbod van artikel 65 van de Pensioenwet.
4.24.
Eisers betwisten dat de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad leidt tot een risico van onomkeerbaarheid. Volgens eisers kan Avéro de te veel uitgekeerde gelden verrekenen of terugvorderen als FrieslandCampina in hoger beroep alsnog gelijk zou krijgen en staat het afkoopverbod daaraan niet in de weg. Eisers stellen dat zij een evident belang hebben bij uitvoerbaarheid bij voorraad, zeker nu zij al zo lang zijn blootgesteld aan inflatie. Van hen kan niet worden gevergd dat zij op hoge leeftijd nog een jarenlange procedure moeten afwachten.
4.25.
Naar het oordeel van de kantonrechter is onvoldoende komen vast te staan dat er een onomkeerbare situatie zal ontstaan als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. FrieslandCampina heeft dit naar aanleiding van de betwisting door eisers onvoldoende nader onderbouwd, bijvoorbeeld met een verklaring van Avéro. Het financiële belang van eisers om op korte termijn een verhoging van hun koopkracht te krijgen weegt daarom naar het oordeel van de kantonrechter zwaarder dan het belang van FrieslandCampina om in afwachting van de uitkomst van een eventueel hoger beroep niet te hoeven indexeren. Daarom zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
gebiedt FrieslandCampina om per 1 januari 2024 een toeslag van 1,75% te verlenen over de pensioenrechten en -aanspraken van eisers;
5.2.
veroordeelt FrieslandCampina in de proceskosten van € 1.169,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als FrieslandCampina niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
veroordeelt FrieslandCampina in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver en in het openbaar uitgesproken door mr. I.L. Rijnbout op 23 april 2025.

Voetnoten

1.Hoge Raad 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:678.