ECLI:NL:RBMNE:2025:1786

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
24/4701
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de terugvordering van bijstandsuitkering door Ferm Werk

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 18 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen de terugvordering van zijn bijstandsuitkering als renteloze lening op grond van de Participatiewet en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen beoordeeld. Eiser had een periodieke uitkering ontvangen van Ferm Werk voor de periode van 1 februari 2022 tot en met 31 december 2022, maar had zijn aangifte inkomstenbelasting niet tijdig ingeleverd. Ferm Werk heeft daarop besloten om een bedrag van € 12.069,47 terug te vorderen. Eiser heeft later zijn aangifte alsnog ingediend, maar Ferm Werk heeft de terugvordering herzien en geen bedrag meer van eiser gevorderd.

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 12 februari 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van Ferm Werk aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat Ferm Werk in eerste instantie terecht de bijstandsuitkering heeft teruggevorderd, omdat eiser zijn verplichtingen niet is nagekomen. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit van Ferm Werk niet onrechtmatig is en dat eiser geen recht heeft op schadevergoeding. Eiser heeft wel procesbelang, maar de rechtbank kan niet ingaan op de door hem gestelde schade, omdat het besluit rechtmatig is. Eiser heeft ook een aantal andere gronden aangevoerd, waaronder het verzoek om een contact- en gebiedsverbod, maar deze vallen buiten de bevoegdheid van de bestuursrechter. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4701

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

Het dagelijks bestuur van Ferm Werk

(gemachtigde: D.M. van den Berg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de terugvordering van zijn bijstandsuitkering als renteloze lening op grond van de Participatiewet (Pw) en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz 2004).
1.1.
Met het bestreden besluit van 11 juni 2024 op het bezwaar van eiser is Ferm Werk bij dat besluit gebleven.
1.2.
Op 23 juli 2024 heeft Ferm Werk het besluit herzien, in die zin dat er niets meer van eiser wordt teruggevorderd.
1.3.
Ferm Werk heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 12 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van Ferm Werk.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Ferm Werk heeft aan eiser een periodieke uitkering in de vorm van een renteloze lening over de periode van 1 februari 2022 tot en met 31 december 2022 toegekend. Eiser is verplicht om de aangifte inkomstenbelasting en jaarrekening 2022 (aangifte) uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan Ferm Werk te overleggen. [1] Ferm Werk bepaalt dan aan de hand van de aangifte of eiser recht heeft op een aanvullende uitkering of dat hij een deel van de uitkering moet terugbetalen.
3. Ferm Werk heeft bij eiser meerdere keren verzocht om de aangifte aan te leveren. Eiser heeft om uitstel gevraagd tot 1 september 2023, omdat de Belastingdienst hem uitstel voor het doen van aangifte had verleend. Ferm Werk heeft op 21 september 2023 besloten dat hij het recht op de uitkering over 2022 niet heeft kunnen vaststellen, omdat eiser nog geen aangifte had aangeleverd. Ferm Werk heeft een bedrag van € 12.069,47 teruggevorderd.
4. Op 16 juli 2024 heeft eiser de aangifte alsnog door overlegging in deze procedure aangeleverd. Ferm Werk heeft de terugvordering herzien en besloten dat hij niets meer van eiser heeft te vorderen.
De beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank beoordeelt of Ferm Werk de bijstandsuitkering in eerste instantie terecht heeft mogen terugvorderen en of eiser schade heeft geleden. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Ferm Werk mocht aanvankelijk de bijstandsuitkering terugvorderen. Er is sprake van een rechtmatig besluit en de schadevergoedingsvordering van eiser wordt afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Eiser heeft procesbelang
7. Ferm Werk heeft het primaire besluit van 21 september 2022 herzien. De rechtbank moet beoordelen of eiser nog procesbelang bij deze procedure heeft. Er is sprake van procesbelang als het resultaat dat iemand met het indienen van een beroep nastreeft werkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat feitelijke betekenis heeft. Dat is niet zo als het alleen gaat om een formeel of principieel belang. Het bestaan van een procesbelang kan worden aangenomen als iemand schade heeft geleden door bestuurlijke besluitvorming. Die schade moet voor vergoeding in aanmerking kunnen komen en tot op zekere hoogte aannemelijk worden gemaakt. Eiser stelt schade te hebben geleden. Dit acht de rechtbank op voorhand niet onaannemelijk. Eiser heeft daarom nog procesbelang.
Het besluit is rechtmatig genomen
8. Eiser wil erkenning, omdat Ferm Werk niet goed met hem is omgegaan. Ook stelt eiser dat hij door Ferm Werk schade heeft geleden. Hij vordert vergoeding van door hem geleden gezondheidsschade, emotionele schade en materiële schade. De gezondheid van eiser heeft namelijk zwaar onder de situatie te lijden. Eiser kan de noodzakelijke medische zorg niet betalen. Daarnaast heeft eiser emotionele schade, omdat Ferm Werk onvoldoende oog heeft gehad voor het menselijke aspect. Ferm Werk heeft eiser genegeerd, geen antwoord gegeven op vragen, hem doelbewust onderuit gehaald en hem onvoldoende geld gegeven om van te kunnen leven. Ook heeft eiser een te lage uitkering en daarmee te weinig inkomsten gekregen.
9. Toewijzing van schadevergoeding is mogelijk als schade is geleden als gevolg van een onrechtmatig besluit. [2] De rechtbank moet daarvoor eerst beoordelen of het besluit als onrechtmatig besluit is aan te merken. Daarna komt de rechtbank pas toe aan de vraag of de door eiser gestelde schade het gevolg van dit besluit is.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit niet onrechtmatig. Om de uitkering definitief te kunnen vaststellen, is eiser verplicht de aangifte binnen zes maanden na afloop van het boekjaar te overleggen. Dat heeft hij niet gedaan. De rechtbank is het met Ferm Werk eens dat uitstel door de Belastingdienst daar niet aan afdoet. Dat uitstel gold immers tot uiterlijk 1 september 2023, zodat eiser in die periode de aangifte had moeten doen en daarna alsnog de aangifte bij Ferm Werk kon aanleveren. Volgens eiser kon Ferm Werk ook zonder de aangifte berekenen wat een juiste uitkering voor eiser was, omdat Ferm Werk al langer wist dat eiser geen winst zou maken. Die stelling gaat niet op. De aangifte is namelijk een verplicht onderdeel van de toekenning van de uitkering. Of Ferm Werk los van die aangifte al een berekening kan maken, maakt dit niet anders. Verder stelt eiser dat hij al eerder gegevens heeft ingeleverd, maar dat Ferm Werk de gegevens telkens kwijt maakte. Tijdens de zitting heeft eiser niet weersproken dat hij niet heeft ingeleverd waar het in deze kwestie overgaat, namelijk de aangifte. De gegevens die eiser wel heeft ingediend, welke dit ook zijn, voldoen daarom niet. Het bovenstaande betekent dat Ferm Werk zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt heeft mogen stellen dat de uitkering moest worden teruggevorderd. Het besluit is dus niet onrechtmatig.
10. Omdat het besluit niet onrechtmatig is, komt de rechtbank niet aan de beoordeling van de door eiser gestelde schade toe.
Het door eiser opgeworpen menselijke aspect
12. Eiser heeft vervolgens een aantal gronden aangevoerd die dezelfde essentie hebben: het menselijke aspect van zijn zaak. Het is de rechtbank duidelijk dat eiser zich in deze procedure slecht behandeld voelt en dat hij in zijn persoonlijke leven veel tegenslagen heeft gehad. Dat zijn omstandigheden die hem als mens hebben geraakt en ook hebben gevormd. De rechtbank begrijpt dat eiser de behoefte heeft gevoeld om dit aspect in deze procedure naar voren te brengen, maar de rechtbank kan binnen de haar gegeven kaders niet een oordeel geven over de manier waarop eiser zich behandeld voelt. De rechtbank zal dit hieronder per beroepsgrond nader toelichten.
12. Eiser wil bevestigd zien dat hij de uitkering over 2022 terecht heeft ontvangen. Dit heeft Ferm Werk in het herziene besluit ook bevestigd, zodat aan eisers wensen tegemoet is gekomen.
14. Eiser heeft de rechtbank gevraagd om een contact- en gebiedsverbod aan Ferm Werk op te leggen. De procedure bij de bestuursrechter is daarvoor niet de juiste plaats. Eiser kan daarvoor een procedure starten bij de civiele rechter. Het is daarbij aan te raden dat eiser daarover eerst juridisch advies vraagt.
15. Eiser heeft een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel en het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM), maar hij heeft dit verder niet toegelicht. Na daartoe tijdens de zitting te zijn gevraagd, heeft eiser laten weten dat hij vindt dat geen aanvullende toelichting noodzakelijk is. De rechtbank acht het standpunt van eiser ten aanzien van de evenredigheid en het recht op een eerlijk proces daarom onvoldoende concreet, zodat zij daaraan voorbij zal gaan.
15. Ook wil eiser bevestigd zien dat sprake is van knevelarij door de algemeen directeur van Ferm Werk, omdat hij nalatig is geweest en/of opzettelijk eiser heeft genegeerd en gesaboteerd. Eiser wil daarna het Openbaar Ministerie (OM) verzoeken om tot vervolging van deze individuele ambtenaar over te gaan. Het OM heeft in een strafzaak de exclusieve bevoegdheid om te beslissen of tot vervolging wordt overgegaan. De rechtbank stelt vast dat dit behoort tot het domein van de strafrechtelijke procedure. Een verplichting om tegen de algemeen directeur van Ferm Werk aangifte te doen heeft de rechtbank niet.
15. Tot slot stelt eiser zich op het standpunt dat hij over de jaren 2023 en 2024 recht had op aanvullingen vanuit de Bbz 2004. Omdat deze procedure alleen ziet op de Bbz 2004 in het jaar 2022, vallen de standpunten die zien op de jaren daarna buiten deze procedure. De rechtbank zal om die reden ook aan dit standpunt voorbijgaan.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van 't Hof, rechter, in aanwezigheid van
mr.N. Khalloufi, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2025.
de griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 38, tweede lid, van de Bbz 2004.
2.op grond van artikel 8:88, eerste 1 aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).