ECLI:NL:RBMNE:2025:1783

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
11439780 AC EXPL 24-3038
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand met aandacht voor schuldhulptraject

In deze zaak vordert de verhuurder, Stichting De Alliantie, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de huurder, die in betalingsproblemen verkeert. De huurder heeft een huurachterstand van meer dan zeven maanden, die is ontstaan door ernstige gezondheidsproblemen. De kantonrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling op 12 maart 2025 vastgesteld dat er nadere inlichtingen nodig zijn over de stand van het schuldhulptraject van de huurder. De huurder heeft aangegeven dat zij bezig is met schuldhulpverlening en dat zij een betalingsregeling wil treffen, maar dat de verhuurder dit heeft geweigerd. De kantonrechter heeft de huurder in de gelegenheid gesteld om bij akte nadere informatie te verstrekken over de actuele huurachterstand en de betalingsafspraken. Tevens heeft de kantonrechter ambtshalve de mogelijkheid om het rentebeding en het incassokostenbeding in de algemene voorwaarden te vernietigen, omdat deze mogelijk onredelijk bezwarend zijn voor de consument. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de voorgenomen vernietiging van deze bedingen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11439780 \ AC EXPL 24-3038 ABK 62937
Vonnis van 9 april 2025
in de zaak van
STICHTING DE ALLIANTIE,
gevestigd in Hilversum,
eisende partij,
hierna te noemen: De Alliantie,
gemachtigde: mr. E.A.Ch. Appels,
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
1.2.
Op 12 maart 2025 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. De gemachtigde van De Alliantie, mr. E.A.Ch. Appels, en [gedaagde] waren daarbij aanwezig.
1.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1.
De Alliantie verhuurt aan [gedaagde] woonruimte. [gedaagde] heeft een huurachterstand. De Alliantie vordert in deze zaak ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand, rente en kosten. Voordat de kantonrechter op deze vorderingen kan beslissen, heeft de kantonrechter nadere inlichtingen nodig over de stand van zaken van het schuldhulptraject van [gedaagde] . [gedaagde] wordt in de gelegenheid gesteld om zich daar bij akte over uit te laten en De Alliantie kan daar vervolgens in een antwoordakte op reageren. Partijen kunnen zich daarbij ook uitlaten over het voornemen van de kantonrechter om het rentebeding en het incassokostenbeding in de algemene voorwaarden ambtshalve te vernietigen.

3.De beoordeling

De huurovereenkomst waar deze zaak over gaat

3.1.
Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst voor de woonruimte aan het adres [adres] in [plaats] . De huurovereenkomst is ingegaan op 1 januari 2017. De actuele huurprijs (na indexering) is € 651,62 per maand. Op de huurovereenkomst zijn algemene bepalingen van toepassing.
Ontbinding en ontruiming
3.2.
De Alliantie vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde in verband met een huurachterstand. Op de datum van de dagvaarding was de huurachterstand volgens De Alliantie € 2.764,16. Dat is ruim vier maanden huur. Op 12 maart 2025 (de dag van de mondelinge behandeling) was de huurachterstand opgelopen tot € 4.719,02, dat is ruim zeven maanden huur. De Alliantie heeft erop gewezen dat [gedaagde] al eerder een betalingsachterstand heeft laten ontstaan. Die huurschuld heeft [gedaagde] toen wel volledig afgelost.
3.3.
[gedaagde] heeft toegelicht dat de huurschuld is ontstaan door ernstige gezondheidsproblemen. In januari 2024 is [gedaagde] met spoed opgenomen in het ziekenhuis vanwege heftige darmklachten. Inmiddels heeft [gedaagde] drie ingrijpende buikoperaties gehad en wordt er, als zij voldoende van de derde operatie is hersteld, nog een vierde operatie ingepland. [gedaagde] heeft nu een stoma. De wond rondom haar stoma wil maar niet genezen, wat voor veel pijn zorgt.
3.4.
Naast de emotionele impact van dit alles, heeft het ook gezorgd voor hoge medische kosten. In juni 2024 heeft [gedaagde] het overzicht verloren en is de betalingsachterstand bij De Alliantie ontstaan. [gedaagde] probeert nu alles weer op de rit te krijgen. Sinds februari 2025 ontvangt [gedaagde] maandelijks een WIA-uitkering. Dat is voor haar overzichtelijker dan de uitkering die zijn daarvóór ontving op basis van de Ziektewet. Die uitkering werd namelijk per week uitbetaald.
3.5.
[gedaagde] wil haar schuld bij De Alliantie aflossen. Zij heeft De Alliantie gevraagd om een betalingsregeling, maar dat heeft De Alliantie geweigerd, omdat [gedaagde] geen volledige inzage in haar bankafschriften wil geven. [gedaagde] heeft Stadsring gevraagd om schuldhulpverlening. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] aangegeven dat zij eerder die dag een contract van Stadsring had ontvangen en dat zij het contract de volgende dag zou ondertekenen en terugsturen. Het is de bedoeling dat Stadsring [gedaagde] gaat helpen, door maandelijks te controleren of zij haar vaste lasten heeft betaald en haar te helpen met een budget voor het geld dat [gedaagde] na betaling van de vaste lasten overhoudt. Ook is het de bedoeling dat Stadsring namens [gedaagde] schuldeisers gaat benaderen. Naast de huurachterstand, heeft [gedaagde] ook achterstanden bij de leveranciers voor water en elektra. Het is vooralsnog niet de bedoeling dat Stadsring het budgetbeheer volledig van [gedaagde] overneemt.
3.6.
Ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning zou voor [gedaagde] uitzonderlijk belastend zijn. Zij is namelijk zowel fysiek als mentaal nog aan het herstellen van haar operaties en zij heeft nog een vierde zware operatie in het vooruitzicht. Daarnaast vergt haar stoma dagelijkse verzorging. De vereiste hygiëne is niet gewaarborgd als [gedaagde] op straat komt te staan.
3.7.
Artikel 6:265 lid 1 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Meestal is een huurachterstand van drie maanden of meer een tekortkoming die ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen, maar de kantonrechter moet alle omstandigheden afwegen. [1]
3.8.
Voor beantwoording van de vraag of de huurachterstand in de gegeven omstandigheden een ontbinding met al haar gevolgen rechtvaardigt, is naar het oordeel van de kantonrechter relevant wat de actuele stand van zaken in het schuldhulptraject is. Als de schuldhulpverlening ertoe leidt dat de huurachterstand binnen afzienbare tijd wordt afgelost, is dat een omstandigheid die moet worden meegewogen.
3.9.
De kantonrechter stelt [gedaagde] daarom in de gelegenheid om bij akte nadere inlichtingen te geven over de volgende punten:
  • de actuele huurachterstand;
  • de eventueel (al dan niet door bemiddeling van Stadsring) tussen partijen gemaakte betalingsafspraken;
  • op welke termijn de huurachterstand volledig zal zijn afgelost.
3.10.
De Alliantie zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om bij antwoordakte te reageren.
Ambtshalve toetsing algemene voorwaarden
3.11.
De overeenkomst is gesloten tussen een professionele partij, handelend in de uitoefening van haar beroep of bedrijf (De Alliantie) en een consument ( [gedaagde] ). Een huurder wordt hiervoor gelijk gesteld aan een consument. Op zo’n overeenkomst zijn consument-beschermende bepalingen van toepassing. Sommige belangrijke consument-beschermende bepalingen worden zo belangrijk gevonden dat de kantonrechter ambtshalve (dat wil zeggen uit zichzelf, ook als de consument daar niet om vraagt) moet beoordelen of die zijn nageleefd. Zo moet de kantonrechter ambtshalve beoordelen of in de huurovereenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen (‘bedingen’) staan die relevant zijn voor de beoordeling van de (verschillende onderdelen van de) vordering. Als dergelijke bedingen op zichzelf, of in combinatie met andere relevante bedingen voor consumenten onredelijk bezwarend zijn als bedoeld in artikel 6:233 sub a van het Burgerlijk Wetboek, moet de kantonrechter de betreffende bedingen ambtshalve vernietigen en de daarmee verband houdende onderdelen van de vordering afwijzen.
3.12.
De Alliantie vordert betaling van wettelijke rente over de huurachterstand en een vergoeding van de gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. In deze procedure gaat het daarom om het rentebeding in artikel 7.1 van de algemene voorwaarden en het incassokostenbeding in artikel 15 van de algemene voorwaarden. Ook het boetebeding in artikel 17.1 is relevant.
3.13.
Het rentebeding in artikel 7.1 is in overeenstemming met de wettelijke regeling in artikel 6:119 BW. De kantonrechter begrijpt het rentebeding zo dat de rente verschuldigd is vanaf de datum dat de huurder in verzuim is met de betaling van de huur. Het rentebeding is daarom op zichzelf niet onredelijk bezwarend. In combinatie met het boetebeding in artikel 17.1 komt het rentebeding de kantonrechter wel onredelijk bezwarend voor. De mogelijkheid van het in rekening brengen van een boete naast rente zou een onevenredig hoge schadevergoeding op kunnen leveren. De kantonrechter overweegt daarom het rentebeding te vernietigen.
3.14.
Het incassokostenbeding in artikel 15 van de algemene voorwaarden komt de kantonrechter ook onredelijk bezwarend voor. De gedaagde partij is namelijk een consument en dat betekent dat bij niet tijdige betaling slechts de kosten als bedoeld in het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn (hierna: het besluit). Het beding in artikel 15 wijkt in het nadeel van de consument af van artikel 6:96 lid 5 en 6 BW en het besluit en dat mag niet. Er wordt namelijk gesproken over een bedrag van tenminste 15% van de vordering, wat meer is dan de staffel uit het besluit. Dit leidt ertoe dat de buitengerechtelijke kosten aanmerkelijk hoger kunnen uitpakken dan volgens het besluit is toegestaan. Het beding wijkt hierdoor zodanig af van de wettelijke regeling over de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten dat de consument aanzienlijk wordt benadeeld. Het beding is daarmee onredelijk bezwarend. Ook geldt dat de combinatie met het boetebeding in artikel 17.1 ervoor zorgt dat het beding nog meer onredelijk bezwarend wordt. De kantonrechter overweegt daarom om ook het incassokostenbeding te vernietigen.
3.15.
Als de bedingen op deze grond worden vernietigd, is volgens Europese rechtspraak terugvallen op de wettelijke regeling niet toegestaan. [2] Dat zou betekenen dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en rente volledig moeten worden afgewezen.
3.16.
De kantonrechter stelt partijen in de gelegenheid om zich in hun (antwoord)akte uit te laten over het voornemen om de bedingen in artikel 7.1 en 15 van de algemene voorwaarden ambtshalve te vernietigen.
3.17.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 23 april 2025voor het nemen van een akte door [gedaagde] over wat is vermeld onder 3.9 en 3.16, waarna de wederpartij op de rol van twee weken daarna een antwoordakte kan nemen,
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025.

Voetnoten

1.HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR: 2018:1810.
2.Dat blijkt uit de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 december 2022, met als vindplaats: ECLI:EU:C:2022:971.