ECLI:NL:RBMNE:2025:1781

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
11196582 AC EXPL 24-1651
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van taxatievergoeding en geschil over taxatierapport

In deze zaak heeft eiseres, een taxatiebedrijf, in opdracht van gedaagde een woning getaxeerd voor de financiering van de aankoop. Gedaagde heeft de overeengekomen vergoeding van € 690,- niet betaald, omdat hij het taxatierapport incompleet achtte. Eiseres vordert betaling van de vergoeding, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiseres toegewezen, met uitzondering van de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten. De rechter oordeelt dat gedaagde zijn betalingsverplichting moet nakomen, omdat het doel van de taxatie, het verkrijgen van financiering, is bereikt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen tekortkoming van eiseres is en dat de bezwaren van gedaagde niet onderbouwd zijn. De wettelijke rente is toegewezen, maar de buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen omdat het beding in de algemene voorwaarden oneerlijk is ten opzichte van gedaagde. Gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11196582 \ AC EXPL 24-1651 ABK 62937
Vonnis van 12 maart 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V. h.o.d.n. [handelsnaam] , [handelsnaam] , [handelsnaam],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. R. Smulders (GGN),
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Op 12 februari 2025 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. De gemachtigde van [eiseres] was daarbij aanwezig en [gedaagde] in persoon.
1.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] heeft in opdracht van [gedaagde] een woning getaxeerd, ten behoeve van het verkrijgen van financiering voor de aankoop van die woning. [gedaagde] heeft de daarvoor overeengekomen vergoeding van € 690,- niet betaald, omdat het taxatierapport volgens [gedaagde] incompleet is en daarom niet bruikbaar. [eiseres] vordert betaling van de overeengekomen vergoeding, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vorderingen van [eiseres] worden toegewezen, met uitzondering van de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De beoordeling

Hoofdsom

3.1.
[gedaagde] heeft op 9 oktober 2023 aan [eiseres] de opdracht gegeven om de woning aan de [adres] in [plaats] te taxeren, tegen betaling van € 690,-. [eiseres] heeft de marktwaarde van de woning getaxeerd en op 6 november 2023 een rapport opgesteld. Zij stelt dat zij daarmee aan haar verplichtingen heeft voldaan en dat [gedaagde] nu zijn betalingsverplichting moet nakomen.
3.2.
[gedaagde] stelt dat het taxatierapport van [eiseres] incompleet en daardoor niet bruikbaar is. Naar de kantonrechter begrijpt stelt [gedaagde] dat de opdracht aan [eiseres] , naast taxatie van de marktwaarde van de woning, ook inhield dat er een taxatie zou plaatsvinden in verband met de door [gedaagde] gewenste verbouwing c.q. verduurzaming van die woning. Verder stelt [gedaagde] dat de berging niet is meegenomen bij de taxatie.
3.3.
Dat ook taxatie zou moeten plaatsvinden in verband met de door [gedaagde] gewenste verbouwing blijkt niet uit de omschrijving van de opdracht in de door partijen gesloten overeenkomst. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat [eiseres] naar voren is geschoven door zijn hypotheekadviseur, NBG. [gedaagde] zegt dat hij met NBG heeft besproken dat, naast de marktwaarde van de woning, ook de verbouwingskosten zouden worden getaxeerd. Of dat tussen [gedaagde] en NBG zo is besproken kan in deze procedure, waar NBG geen partij bij is, niet worden beoordeeld, maar [eiseres] staat daar hoe dan ook buiten. De opdracht van [gedaagde] aan [eiseres] is omschreven in de overeenkomst en die opdracht hield in dat de woning zou worden getaxeerd, niet meer en niet minder dan dat.
3.4.
De kantonrechter volgt [gedaagde] verder niet in zijn stelling dat het rapport niet compleet is, omdat de berging daar niet in zou zijn meegenomen. In het rapport staat weliswaar vermeld dat de taxateur bij de inspectie van de woning niet in de berging is geweest, omdat er geen sleutel beschikbaar was, maar uit het rapport blijkt ook dat de aanwezigheid en oppervlakte van de externe bergruimte bij de taxatie wel is meegenomen. Bij de omschrijving van de woning op pagina 4 van het rapport wordt de berging namelijk als bijgebouw vermeld en op pagina 11 wordt de ‘externe bergruimte’ ook vermeld, inclusief de oppervlakte daarvan, namelijk 6 m2. Uit niets blijkt dat de taxatie anders was geweest als de taxateur wel in de berging zou hebben gekeken. [gedaagde] heeft dat ook op geen enkele manier onderbouwd.
3.5.
[gedaagde] heeft verder aangegeven dat hij graag uitgenodigd had willen worden om bij de inspectie van de woning aanwezig te zijn. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] toegelicht dat hij dat wilde, zodat hij zijn verbouwplannen aan de taxateur had kunnen toelichten. Maar een taxatie van de verbouwkosten was, zoals hiervoor toegelicht, geen onderdeel van de taxatieopdracht aan [eiseres] . Uit niets volgt verder dat de taxatie anders was geweest als [gedaagde] bij de inspectie aanwezig was geweest.
3.6.
Ook het feit dat het taxatierapport niet in fysieke vorm aan [gedaagde] is verstrekt levert, in tegenstelling tot wat [gedaagde] stelt, geen tekortkoming van [eiseres] op. In de overeenkomst is geregeld dat het taxatierapport per e-mail wordt toegestuurd.
3.7.
[gedaagde] heeft niet gesteld wat er anders zou zijn geweest, als [eiseres] aan zijn bezwaren tegemoet was gekomen. Nergens volgt uit dat de conclusie van het taxatierapport anders zou zijn geweest, of dat [gedaagde] bijvoorbeeld een financiering had kunnen verkrijgen met gunstigere voorwaarden.
3.8.
Ten slotte is van belang dat het doel van de taxatie was het verkrijgen van financiering voor de aanschaf van de woning. Naar niet ter discussie staat is dat doel bereikt: [gedaagde] heeft die financiering verkregen. Kortom, er is geen sprake van een tekortkoming van [eiseres] en dus ook geen grond voor opschorting van de betaling of ontbinding van de overeenkomst. [gedaagde] moet zijn verplichting tot betaling nakomen.
Wettelijke rente, ambtshalve toetsing algemene voorwaarde
3.9.
[gedaagde] heeft de vergoeding voor de taxatie niet op tijd betaald en daarom moet hij daarover wettelijke rente betalen. [1] De schadevergoeding, verschuldigd vanwege te laat betalen, bestaat uit de wettelijke rente over het verschuldigde bedrag. De wettelijke rente tot datum dagvaarding (13 juni 2024) is door [eiseres] begroot op € 26,09. De verschuldigdheid en hoogte van wettelijke rente zijn door [gedaagde] niet betwist.
3.10.
De kantonrechter moet ambtshalve (dat wil zeggen uit zichzelf, ook als [gedaagde] als consument daar niet om vraagt) beoordelen of in de algemene voorwaarden geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van [gedaagde] . [2] De kantonrechter moet in dit verband uit zichzelf beoordelen of algemene voorwaarden het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van [gedaagde] aanzienlijk verstoren. Hoewel [eiseres] geen beroep doet op het rentebeding in art. 8.1 van de algemene voorwaarden, maar haar vordering tot betaling van rente heeft gebaseerd op de wettelijke regeling, zal de kantonrechter dat contractuele rentebeding toch ambtshalve toetsen. Als het rentebeding in de algemene voorwaarden oneerlijk is en ambtshalve moet worden vernietigd, is de vordering van [eiseres] tot betaling van wettelijke rente namelijk ook niet meer toewijsbaar. [3]
3.11.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de bepaling in artikel 8.1 van de algemene voorwaarden niet oneerlijk, omdat het evenwicht tussen de verplichtingen van partijen daarmee niet aanzienlijk wordt verstoord. De in de algemene voorwaarden opgenomen boeterente van 1% per maand is weliswaar hoger dan de wettelijke rente (6% op jaarbasis), maar daartegenover staat dat de boeterente pas verschuldigd is nádat betalingsherinneringen zijn verstuurd en betaling nog steeds is uitgebleven, terwijl de wettelijke rente al verschuldigd is vanaf het moment dat de factuur niet op tijd betaald is (nog vóórdat er ook maar één betalingsherinnering is verstuurd). De kantonrechter neemt daarbij in overweging dat de boeterente en de wettelijke rente niet naast elkaar kunnen worden gevorderd. [4] Artikel 8.1 van de algemene bepalingen blijft dus in stand en de gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar.
Buitengerechtelijke incassokosten, ambtshalve vernietiging algemene voorwaarde
3.12.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. In artikel 8.4 van de algemene voorwaarden is daarover een beding opgenomen. Volgens de tekst van het beding zijn de incassokosten al verschuldigd zodra de vordering uit handen wordt gegeven, terwijl de wettekst voorschrijft dat éérst nog een ‘gratis’ zogenoemde veertiendagenbrief moet worden verstuurd; pas als de schuldenaar de achterstallige hoofdsom na die veertien dagen nog niet heeft betaald, wordt hij daarbovenop incassokosten verschuldigd. Ook is in dit geval de overeengekomen vergoeding altijd ten minste 15% van de hoofdsom en daarmee hoger dan de wettelijke vergoeding (op grond van artikel 6:96 lid 5 en 6 van het Burgerlijk Wetboek en het daarop gebaseerde Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten) die per definitie eerlijk is.
3.13.
De kantonrechter is van oordeel dat het beding daardoor al met al ten nadele van consumenten aanzienlijk afwijkt van de wettelijke regeling. Het beding is daarom oneerlijk ten opzichte van [gedaagde] en wordt ambtshalve vernietigd. De gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten wordt dan ook afgewezen.
3.14.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- rente t/m datum dagvaarding

690,00
26,09
totaal
716,09
De aanspraak van [gedaagde] op schadevergoeding
3.15.
Voor het geval [gedaagde] heeft beoogd in deze procedure een (voorwaardelijke) tegenvordering in te stellen tot betaling van een bedrag van € 3.000,- , geldt daarvoor het volgende. Nog los van het feit dat [gedaagde] de gestelde schade van € 3.000,- op geen enkele wijze heeft onderbouwd, is [eiseres] niet aansprakelijk voor enige schade omdat [eiseres] niet tekortgeschoten is in de nakoming van enige verplichting. [gedaagde] kan dus geen aanspraak maken op schadevergoeding.
Proceskosten
3.16.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
328,00
- salaris gemachtigde
405,00
(3 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
914,04
Uitvoerbaar bij voorraad
3.17.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zoals [eiseres] heeft gevorderd. [gedaagde] is daar niet tegen opgekomen. Ook zijn er geen feiten en/of omstandigheden of belangen gebleken die aan deze vordering in de weg staan. Dat betekent dat de beslissing van de kantonrechter moet worden gevolgd, ook als een van de partijen hoger beroep instelt. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 716,09, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 690,-, met ingang van 13 juni 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 914,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 3 van de Europese Richtlijn Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (richtlijn 93/13), in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a BW.
3.Dat blijkt uit de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 december 2022, met als vindplaats: ECLI:EU:C:2022:971.
4.Artikel 6:92 lid 2 Burgerlijk Wetboek.