In deze zaak hebben verzoekers, wonende in [plaats], een voorlopige voorziening aangevraagd tegen de openbaarmaking van informatie door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden. Dit verzoek volgde op een besluit van het college van 23 december 2024, waarin twee constateringsrapporten en een terugkoppeling van een controlebezoek openbaar zijn gemaakt. De verzoekers waren niet betrokken bij dit besluit, ondanks het feit dat er een geschil speelde met [bedrijf] B.V. over de kwaliteit van hun woning. De verzoekers hebben op 14 maart 2025 kennisgenomen van de openbaarmaking en hebben bezwaar aangetekend, waarna zij de rechtbank hebben verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op 18 april 2025 het verzoek toegewezen. Hij oordeelde dat de verzoekers een spoedeisend belang hadden bij het schorsen van de openbaarmaking, omdat de informatie over hun woning, waaronder foto’s, ook in een geschilprocedure met het bouwbedrijf zou kunnen worden gebruikt. De voorzieningenrechter stelde vast dat het college een fout had gemaakt door de verzoekers niet te betrekken bij de besluitvorming, wat hun recht op bezwaar heeft aangetast. Hij oordeelde dat het bezwaar van de verzoekers redelijke kans van slagen had en dat hun belang bij het schorsen van de openbaarmaking zwaarder woog dan het algemene belang van openbaarheid.
De voorzieningenrechter schorste het besluit van 23 december 2024 tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar en bepaalde dat het college het griffierecht aan de verzoekers moest vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. S.T. Könning, in aanwezigheid van griffier P. Molenaar, en is openbaar uitgesproken op 18 april 2025.