ECLI:NL:RBMNE:2025:1764

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
UTR 24/3624
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van het Uwv tot betaling van proceskosten in een WIA-zaak na intrekking van beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 maart 2025, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had haar beroep tegen het besluit van 27 maart 2024 ingetrokken, waarna zij verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, maar het Uwv heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat het Uwv geheel aan verzoekster is tegemoetgekomen door haar per 10 september 2022 in aanmerking te brengen voor een WGA-uitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster vast op € 1.814,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast is het Uwv verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. De rechtbank veroordeelt het Uwv tot betaling van de proceskosten aan verzoekster.

Deze uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier M.C.G. van Dijk, en is openbaar uitgesproken. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak, waarbij zij binnen zes weken een verzetschrift kunnen indienen bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3624

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. B.J.M. de Leest),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het Uwv in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het besluit van 27 maart 2024 (het bestreden besluit).
1.1.
De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het Uwv heeft hierop niet gereageerd.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het Uwv aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het Uwv geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 6 mei 2024 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van verzoekster ongegrond is verklaard en het primaire besluit van 7 november 2022 is gehandhaafd. In het primaire besluit heeft het Uwv beslist dat verzoekster vanaf 10 september 2022 in aanmerking komt voor een loongerelateerde
WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), berekend naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 46,17%.
4.2.
Met het besluit van 5 februari 2025 heeft het Uwv het besluit van 27 maart 2024 gewijzigd en verzoekster per 10 september 2022 in aanmerking gebracht voor een
WGA-uitkering berekend naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van
80-100%. Hiermee is het Uwv tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet het Uwv aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het Uwv moet deze vergoeding betalen. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat het Uwv verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. [3] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot het Uwv wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het Uwv tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.