4.3.1.Bewijsmiddelen
ten aanzien van feit 1, feit 2:
Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 14 mei 2024, voor zover inhoudende:
V: Wat is specifiek van jou in de schuur (de rechtbank begrijpt: berging)?
A: Ik heb gereedschap voor mijn scooter, schroevendraaiers enzo.
Proces-verbaal van bevindingen (aantreffen pakketjes in kelderbox) d.d. 10 april 2024 (p. 22), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uit de fouillering van [verdachte] werd een sleutelbos in beslag genomen om toegang te kunnen verschaffen tot zijn berging. Op 10 april 2024 bevond ik mij bij de berging van de [straat] te Utrecht, de woning van [verdachte] . Ik zag grote zwartkleurige tassen liggen. Ik zag meerdere breekijzers en meerdere elektriciteitssnoeren, verbonden aan een pakketje omwikkeld met ducttape. Ik zag één zilver en één zwart ducttape-pakket. Het is mij ambtshalve bekend dat dit soort pakketten vaak explosieven bevatten en gebruikt worden bij plofkraken.
Proces-verbaal van bevindingen (aantreffen gereedschap in kelderbox) d.d. 10 april 2024 (p. 70), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 10 april 2024 bevond ik mij op de [straat] te Utrecht. Er vielen een aantal goederen op, bij mij bekend zijn als hulpmiddelen bij het uitvoeren van ram- en plofkraken: een regenpak, breekijzers, mokers, boerenkrikken, donkere kleding, handschoenen, schoonmaakmiddel, bivakmuts, hoofdlampen, weegschaal en drie grote zwarte sporttassen.
Proces-verbaal van bevindingen (aantreffen cobra’s in kelderbox) d.d. 10 april 2024 (p. 301 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij de doorzoeking van de kelderbox werden in een zwarte sporttas geïmproviseerde explosieve constructies aangetroffen. Het betroffen vier constructies.Wij zagen een tas met 40 Super Cobra's 6 en een vuilniszak met 33 Super Cobra's 6. De aangetroffen constructies hadden een totaalgewicht van 1,8 kilogram.
Een geschrift, te weten een rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut (onderzoek naar de pakketjes) d.d. 17 januari 2025
Betreft het monster van de vermeende explosieve constructie een explosieve stof?Ja, het monster betrof een pyrotechnisch mengsel op basis van kaliumperchloraat, zwavel en aluminiumpoeder, nader te typeren als ‘flitspoeder’, een krachtige explosieve stof. Van flitspoeders zijn mij geen toepassingen bekend anders dan in pyrotechniek.
Zijn er in de grondmonsters sporen aanwezig van een explosieve stof?Ja, het sporenbeeld van de grondmonsters (en de daarin aanwezige restanten van de explosieve constructies) past bij een (ontplofte) explosieve lading op basis van in ieder geval kaliumperchloraat en aluminiumpoeder. Een dergelijk mengsel valt onder de klasse van pyrotechnische mengsels en is nader te typeren als ‘flitspoeder’.
Is aan te geven wat de opbouw en vermoedelijke werking is van de explosieve constructies?Een met tape omwikkeld pakket is gevuld met een explosieve lading op basis van flitspoeder, een gloeipil dient als elektrische ontsteker, het elektrasnoer is bedoeld om voor de gebruiker/plaatser van de explosieve constructie een veilige afstand te creëren op het moment van de beoogde ontploffing. Om de gloeipil te activeren - en zo een ontploffing te bewerkstelligen - dienen de blootliggende koperen kernen van de beide draden aan het uiteinde van het elektrasnoer te worden aangesloten op de polen van een stroombron. De aangetroffen explosieve constructies zijn conceptueel deugdelijk.
Wat is het gevaar voor goederen en/of personen die in de directe omgeving aanwezig zijn bij een ontploffing van een dergelijke constructie?Bij een ontploffing van één van de aangetroffen explosieve constructies, zullen effecten als hitte, kortstondige vuurverschijnselen (met een felle witte flits) en een drukgolf met een zeer luide knal optreden. Het met tape omwikkeld pakket wordt uiteengereten en tape verbrandt gedeeltelijk. Materiële schade aan in de directe nabijheid aanwezige omgevingsmaterialen is een gegeven. Het gevaar voor personen is sterk afhankelijk van waar de persoon zich bevindt ten tijde van de ontploffing: voor omstanders binnen enkele meters is ernstig lichamelijk letsel tot zeer ernstig lichamelijk letsel een gegeven. Ook dodelijk letsel is niet uit te sluiten. Wanneer sprake is van rondvliegende scherven/brokstukken, is er tot op enkele tientallen meters afstand van de ontploffing nog gevaar voor ernstig lichamelijk letsel tot dodelijk letsel. Ook is er binnen tientallen meters gevaar voor (al dan niet permanente) gehoorschade.
Vallen dergelijke constructies onder de Wet Wapens en Munitie?Technisch gezien voldoen dergelijke explosieve constructies aan de definitie van “een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing”, zoals vermeld in artikel 2, lid 1, categorie II, 7° van de Wet Wapens en Munitie. Ze zijn daar zeker voor geschikt. Ik wil wel opmerken dat er mij geen andere toepassingen bekend zijn dan dat dergelijke constructies gebruikt worden voor het veroorzaken van ontploffingen, zoals bij plofkraken en andere aanslagen.
In de garagebox zijn ook circa 73 vuurwerkartikelen type Cobra 6 aangetroffen. Zijn dergelijke vuurwerkartikelen massa-explosief en wat is het gevaar voor omstanders in de garagebox wanneer dan de gehele partij tot ontploffing komt?Dergelijke vuurwerkartikelen zijn eerder door het NFI onderzocht en bevatten circa 27,0 gram flitspoeder. Op de manier waarop de vuurwerkartikelen in de garagebox zijn aangetroffen, zal het in het scenario dat er één exemplaar tot ontploffing komt niet bij dat ene exemplaar blijven. Er zal massa-explosie optreden waarbij ook de andere vuurwerkartikelen mee-exploderen. Bij een explosie van circa 2 kilogram flitspoeder is materiële schade in de directe omgeving een gegeven. De spullen in de garagebox zullen zwaar beschadigen. Het gevaar voor personen is sterk afhankelijk van waar de persoon zich bevindt ten tijde van de explosie. Omdat de garagebox slechts enkele vierkante meters groot is, is voor personen die in de garagebox aanwezig zijn ten tijde van een explosie dodelijk letsel een gegeven. Voor personen net buiten de garagebox (maar wel in een vrije baan van de explosie) geldt gevaar voor ernstig lichamelijk tot dodelijk letsel door rondvliegende scherven en brokstukken.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
[verdachte] heeft het onder 3 ten laste gelegde bekend en de raadvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat daarom met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting d.d. 18 maart 2025;
- proces-verbaal van bevindingen (aantreffen verdovende middelen) d.d. 10 april 2024 (p. 301 e.v.);
- proces-verbaal van bevindingen (doorzoeking ter inbeslagname) d.d. 10 april 2024 (p. 37 e.v.);
- proces-verbaal van bevindingen (onderzoek verdovende middelen) d.d. 17 april 2024 (p. 89 e.v.);
- geschriften, te weten rapportages van het Nederlands Forensisch Instituut (onderzoek verdovende middelen) d.d. 17 april 2024 (p. 190 e.v.).
4.3.2.Bewijsoverwegingen
Wet Wapens en Munitie (feit 2)
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van wapens in de zin van artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie (zoals aan [verdachte] onder 2 ten laste is gelegd) vereist is dat [verdachte] deze wapens bewust aanwezig heeft gehad. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van de wapens of tot de exacte locatie van die wapens. Naast bewust zijn van de aanwezigheid van die wapens is nodig dat [verdachte] de feitelijke macht over die wapens heeft kunnen uitoefenen en daarover dus heeft kunnen beschikken.
In dit geval stelt de rechtbank vast dat er in de berging van [verdachte] meerdere explosieve constructies, cobra’s en voor ram- en plofkraak geschikte andere voorwerpen zijn aangetroffen. [verdachte] heeft de feitelijke macht over deze voorwerpen kunnen uitoefenen en daarover kunnen beschikken, omdat de voorwerpen in de berging lagen die bij zijn woning hoort, hij over de sleutel van die berging beschikte en hij de berging ook daadwerkelijk gebruikte voor opslag. Om diezelfde redenen kan in beginsel ervan uit worden gegaan dat [verdachte] heeft geweten van de aanwezigheid van de meerdere explosieve constructies, cobra’s en voor ram- en plofkraak geschikte voorwerpen in die berging.
[verdachte] heeft echter verklaard dat anderen de explosieve constructies, cobra’s en voor ram- en plofkraak geschikte voorwerpen in zijn berging hebben neergelegd. Hij wist wel dat er drugs zouden worden neergelegd, maar hij wist niets van de explosieve constructies, de cobra’s en de andere voorwerpen. Hij heeft uitsluitend de deur van de berging voor anderen geopend en later weer op slot gedaan zonder eerst in de berging te kijken.
De rechtbank gelooft [verdachte] niet. [verdachte] blijft vaag in zijn verklaring: hij wijst geheel naar anderen, waarover hij vervolgens niets wil verklaren. De verklaring kan dus op geen enkele manier geverifieerd worden. Daarnaast heeft [verdachte] wisselend verklaard over hoe die anderen wisten in welke kelderbox de voorwerpen geplaatst moesten worden. Bij de politie heeft hij verklaard dat de anderen het wisten doordat het de enige deur was die op een kier stond, terwijl hij op zitting juist heeft verklaard dat hij de deur dicht had gelaten en de anderen aan elke bergingsdeur konden voelen om erachter te komen welke deur open was.
De rechtbank vindt het bovendien volstrekt onaannemelijk dat deze hoeveelheid aan gevaarlijke voorwerpen op deze manier in een berging zijn gelegd en daar zijn achtergelaten, omdat in het geheel niet zeker is of daadwerkelijk de juiste berging is gekozen of een andere berging waarvan de deur open was. Daar komt bij dat het ongeloofwaardig is dat [verdachte] de deur weer op slot heeft gedaan zonder daarbinnen te kijken, aangezien hij daardoor niet wist of de goederen al daadwerkelijk in de berging waren gelegd.
De rechtbank schuift het door [verdachte] geschetste alternatieve scenario daarom terzijde en gaat er op basis van voornoemde bewijsmiddelen vanuit dat hij wetenschap heeft gehad van de explosieve constructies, cobra’s en de voor ram- en plofkraak geschikte voorwerpen die in de berging zijn aangetroffen. Daarbij is ook van belang dat nergens uit is gebleken dat andere gebruikers van de berging iets te maken hebben gehad met de explosieve constructies, de cobra’s en de voor ram- en plofkraak geschikte voorwerpen.
De explosieve constructies en cobra’s zijn getest, omschreven en gecategoriseerd. Daarmee is feit 2 wettig en overtuigend bewezen voor wat betreft de explosieve constructies. Dat geldt niet voor de cobra’s. Uit het rapport van het NFI volgt dat de cobra’s naar hun aard bestemd zijn om te worden gebruikt als vuurwerk en dus niet zonder meer voor ‘het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing’. Anders dan de officier van justitie heeft gesteld, wordt die bestemming in dit geval niet anders door het aantreffen van de explosieve constructies in dezelfde ruimte. Het is namelijk niet gebleken hoe de cobra’s dan in samenhang met de explosieve constructies zouden worden gebruikt.
De rechtbank zal [verdachte] daarom partieel vrijspreken voor het voorhanden hebben van de 73 cobra’s. De rechtbank zegt daarmee niet dat het is toegestaan voor [verdachte] om 73 cobra’s voorhanden te hebben. De rechtbank is bij haar oordeel echter gebonden aan de manier waarop de officier van justitie dat voorhanden hebben aan [verdachte] verwijt. Bovendien betrekt de rechtbank de aanwezigheid van de cobra’s wel bij haar oordeel dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen voor het teweegbrengen van een ontploffing.
Voorbereidingshandelingen (feit 1)
De rechtbank moet vervolgens vaststellen of [verdachte] zich ook schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen. Bij de beantwoording van die vraag, moet vast komen te staan of de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen en stoffen bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, in dit geval het teweegbrengen van een ontploffing.
De rechtbank heeft hiervoor al uiteengezet waaruit blijkt dat [verdachte] de explosieve constructies, cobra’s en de voor ram- en plofkraakgeschikte voorwerpen bewust aanwezig heeft gehad. De rechtbank is in dit geval van oordeel dat vanwege de hoeveelheid cobra’s en explosieve constructies in combinatie met de andere voorwerpen het niet anders kan dan dat daarmee het teweegbrengen van een ontploffing werd beoogd. De rechtbank hecht daarbij waarde aan de rapportage van de explosievendeskundige van het NFI waarin is vastgesteld dat de aangetroffen constructies conceptueel deugdelijk zijn: ze konden doen waarvoor ze bestemd waren, namelijk ontploffen. Daarnaast zijn er bij de deskundige ook geen andere toepassingen van dergelijke constructies bekend dan dat deze gebruikt worden voor het veroorzaken van ontploffingen. Tenslotte wordt ook door meerdere verbalisanten opgemerkt dat de overige in dezelfde berging aangetroffen goederen (regenpakken, breekijzers, mokers, krikken, donkere kleding, handschoenen, schoonmaakmiddel, een bivakmuts en hoofdlampen) hen ambtshalve bekend zijn als hulpmiddelen bij het uitvoeren van ram- en plofkraken.
Concluderend is de rechtbank daarom van oordeel dat de aangetroffen goederen naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen van [verdachte] , dienstig konden zijn voor het teweegbrengen van een ontploffing. Door het opzettelijk voorhanden hebben van deze goederen heeft [verdachte] zich schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen.
Partieel vrijspraak medeplegen
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om vast te stellen dat er bij feit 1 en feit 2 sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en één of meer anderen. Dat komt vooral doordat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, de verklaring van [verdachte] niet gelooft over hoe de goederen precies in de berging zijn terechtgekomen. Daarom zal de rechtbank [verdachte] bij voor zowel feit 1 als feit 2 vrijspreken van het bestanddeel medeplegen.