ECLI:NL:RBMNE:2025:1745

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
16.357320.24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door het vervoeren van een grote hoeveelheid heroïne

Op 27 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 november 2024 te Bunnik opzettelijk ongeveer 3987,1 gram heroïne heeft vervoerd. De verdachte had een verborgen ruimte in zijn auto aangebracht en vervoerde een aanzienlijke hoeveelheid heroïne, wat duidt op de intentie tot verdere verspreiding en handel. Tijdens de terechtzitting op 13 februari 2025 heeft de officier van justitie, mr. F.A.M. Bouwhuis, de verdachte aangeklaagd, terwijl de verdediging werd vertegenwoordigd door mr. J.P.M. Denissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen. De verdachte heeft een grotendeels bekennende verklaring afgelegd en de rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen overwogen, waaronder proces-verbaal van bevindingen en een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het vervoeren van harddrugs, ondanks zijn bewering dat hij niet op de hoogte was van de exacte inhoud van het pakket. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de auto van de verdachte onttrokken aan het verkeer. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.357320.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 februari 2025
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] (Litouwen),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] (Duitsland),
nu gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 februari 2025. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.A.M. Bouwhuis en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.P.M. Denissen, advocaat te Eersel, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 9 november 2024 te Bunnik opzettelijk ongeveer 3987,1 gram heroïne heeft vervoerd, dan wel aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat de rechtbank de zaak inhoudelijk kan behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring, maar wel de kanttekening geplaatst dat verdachte in de veronderstelling was dat hij andere goederen vervoerde dan de heroïne die is aangetroffen en dat hij geen concrete wetenschap van de precieze hoeveelheid drugs had.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Er is door verdachte een grotendeels bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank volstaat daarom met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen en zal daarna aan de opmerkingen van de raadsman een bewijsoverweging wijden.
  • bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 13 februari 2025;
  • proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2024 (p. 8 e.v.);
  • proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2024 (p. 22);
  • proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2024 (p. 28 e.v.);
  • een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 11 november 2024 (p. 31).
4.3.2
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat er in de auto van verdachte onder de bestuurdersstoel een verborgen ruimte is aangetroffen die op zeer professionele wijze is aangebracht. In deze verborgen ruimte is een tas gevonden, waarin bijna 4 kilo heroïne zat. Verdachte heeft verklaard dat hij door een vriend is benaderd om een pakket van Rotterdam naar Arnhem te brengen. Hij was verleid om snel en makkelijk geld te verdienen, en daarom heeft hij deze ‘opdracht’ aangenomen. Hij wist naar eigen zeggen niet dat er heroïne in het pakket zat, maar wel dat het iets illegaals betrof. Om die reden heeft hij het pakket verstopt in de verborgen ruimte onder zijn stoel.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het vervoeren van harddrugs. Hij stemde in met het vervoer van het pakket, terwijl hij wist dat het om illegale goederen ging, hij heeft geen vragen gesteld en geen onderzoek gedaan naar de inhoud van het pakket. In plaats daarvan heeft hij een verborgen ruimte in zijn auto gemaakt en daar het pakket in gestopt met de bedoeling om het pakket ongezien te kunnen vervoeren.
Door op deze manier te handelen, heeft verdachte zich niet alleen willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er harddrugs in het pakket zat, maar heeft hij (door de klus desondanks voort te zetten) deze aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard. Dat zijn opzet en wetenschap zich niet zouden hebben uitgestrekt over de precieze hoeveelheid van de aangetroffen heroïne, doet daar naar oordeel van de rechtbank niet aan af.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 9 november 2024 te Bunnik opzettelijk heeft vervoerd, 3987,1 gram heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft benadrukt dat verdachte spijt heeft van zijn handelen, openheid van zaken heeft gegeven en verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen. Hij heeft een blanco strafblad, hij kan weer aan het werk als hij vrij komt en hij wordt gemist door zijn familie. De raadsman stelt dat verdachte inmiddels de gevolgen van zijn handelen heeft ondervonden en daarom verzocht om een matiging van de straf, al dan niet met een fors voorwaardelijk strafdeel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een grote hoeveelheid heroïne. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een gevaar vormt voor de gezondheid en dat de handel van dergelijke verdovende middelen vaak gepaard gaat met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding daarvan en is enkel gericht geweest op zijn eigen financiële gewin. Daar komt nog bij dat verdachte op professionele en geraffineerde wijze heeft gehandeld: hij heeft een verborgen ruimte in zijn auto aangebracht en daarin een dermate grote hoeveelheid heroïne vervoerd, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 8 januari 2025. Hieruit blijkt dat hij (in elk geval in Nederland) niet eerder is veroordeeld. De rechtbank weegt het strafblad niet in strafverminderende of strafverzwarende zin mee. Daarnaast ziet de rechtbank dat verdachte zijn leven goed op de rit lijkt te hebben. Hij woont met zijn gezin in Duitsland en heeft een baan.
Strafoplegging
De rechtbank stelt vast dat de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting voor het vervoeren van 3000-4000 gram harddrugs uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden. In dit geval zijn er naar oordeel van de rechtbank geen redenen om van dit uitgangspunt af te wijken: verdachte neemt weliswaar (inmiddels) verantwoordelijkheid voor zijn handelen en hij lijkt zijn leven verder goed op de rit te hebben, maar dat neemt niet weg dat hij bewust en op geraffineerde wijze een ernstig strafbaar feit heeft begaan en daarmee enorme risico’s heeft genomen. Daar moet hij dan ook de consequenties van voelen. Daarnaast dient de strafoplegging ook als signaal naar de maatschappij en andere potentiële vervoerders van drugs dat er forse gevangenisstraffen staan op het vervoeren van drugs. De rechtbank zal verdachte daarom, conform de eis van de officier van justitie, veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden (met aftrek van het voorarrest).
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire Beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat er geen beslissing meer hoeft te worden genomen over de in beslag genomen telefoon en tas omdat daarvoor al tot teruggave is besloten. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de auto van verdachte te onttrekken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om teruggave van de auto aan verdachte. Mocht de rechtbank de auto inderdaad onttrekken aan het verkeer, dan stelt de raadsman dat dit strafmatigend meegewogen zou moeten worden omdat onttrekken een punitieve sanctie is.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten de personenauto (gespecificeerd in het dictum van het vonnis) onttrekken aan het verkeer. Deze auto is, gelet op de daarin aangebrachte verborgen ruimte, van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. Met betrekking tot dit voorwerp is bovendien het bewezen verklaarde feit begaan.
Teruggave aan de rechthebbende
Hoewel de officier van justitie heeft gesteld dat er ten aanzien van de overige in beslag genomen voorwerpen al tot teruggave is besloten, zal de rechtbank in dit vonnis nog wel een beslissing nemen over de voorwerpen omdat deze voorwerpen op de beslaglijst staan van verdachte. De rechtbank zal - gelet op het standpunt van de officier van justitie - de teruggave van deze voorwerpen (gespecifieerd in het dictum van dit vonnis) aan verdachte gelasten.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en 2 en 10 van de Opiumwet; zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde feit bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar.
Strafoplegging
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp
onttrokken aan het verkeer:
1 Personenauto [kenteken] (G3433637);
- gelast de
teruggave aan de verdachtevan de volgende voorwerpen:
1 Telefoontoestel (G3433646); 1 Zak (G3434606); 1 Tas (G3433649).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Zwinkels, voorzitter, mr. A. Blanke en mr. N.P.J. Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Besselink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 februari 2025.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 november 2024 te Bunnik opzettelijk heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 3987,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 november 2024, genummerd PL0900-2024357685, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 69. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.