ECLI:NL:RBMNE:2025:1724

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
16/016650-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor roekeloos rijden op crossmotor en rijden zonder rijbewijs met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 januari 2024 in Almere roekeloos op een crossmotor heeft gereden. Dit leidde tot een verkeersongeval waarbij de bijrijder, een minderjarige, zwaar lichamelijk letsel opliep, namelijk een gebroken enkel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 door roekeloos rijgedrag te vertonen, wat resulteerde in het ongeval. De verdachte was niet in het bezit van een geldig rijbewijs en reed op een voertuig dat niet geschikt was voor de openbare weg. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden op, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 90 uren. Daarnaast werd de verdachte voor 24 maanden de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor een vergelijkbaar feit. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende gespecificeerd was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/016650-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S.K. Lanning en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.G. Nagel, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair
op 12 januari 2024 in Almere als bestuurder van een crossmotor zich zodanig heeft gedragen (roekeloos, dan wel zeer, in elk geval aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend) dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
feit 1 subsidiair
op 12 januari 2024 in Almere als bestuurder van een crossmotor opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, door welke gedragingen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
feit 1 meer subsidiair
op 12 januari 2024 in Almere als bestuurder van een crossmotor zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd;
feit 2
op 12 januari 2024 in Almere zonder rijbewijs op een crossmotor heeft gereden.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen, waarbij sprake is van roekeloosheid als schuldgradatie. Ook feit 2 kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van het onder 1 primair tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is geweest van roekeloosheid nu niet kan worden gesproken van een schending van verkeersregels in ernstige mate waardoor er gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen. Hoewel verdachte verkeersregels heeft overtreden, heeft hij daarbij niet de veiligheid voor het overige verkeer uit het oog verloren. Hij heeft het voertuig niet onbeheerst bestuurd waardoor er gevaar voor het overige verkeer is ontstaan. Subsidiair heeft de raadsvrouw opgemerkt dat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Nadere onderbouwing ontbreekt immers. Hoogstens kan worden vastgesteld dat er sprake is van een gebroken enkel. Niet kan worden vastgesteld dat het medische ingrijpen niet slechts beperkt is geweest tot het laten gipsen van de enkel zodat dit letsel niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994).
Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 primair [1]
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 12 januari 2024 bevond ik mij, in uniform gekleed, in een als zodanig herkenbaar politievoertuig, op de Elementendreef te Almere. Ik zag en hoorde een motorfiets mijn richting oprijden, rijdend over de Audioweg. Ik zag een crossmotor met twee opzittenden, waarbij ik zag dat door het voertuig in zijn geheel geen verlichting werd gevoerd. Nadat de motor mij passeerde, zag ik dat er geen kenteken aanwezig was. Ik deed direct mijn zwaailicht en sirene aan. Ik heb hierop het stoptransparant aan de voorzijde van het voertuig, op de dakset aan gezet. Ik zag dat het door mij gegeven stopteken werd genegeerd. Ik schat dat de tussenafstand tussen mijn voertuig en de crossmotor ongeveer 50 meter en uitlopend was. Ik zag de crossmotor van mij weg rijden in de richting van de Monitorweg. Ik zag dat crossmotor op de kruising van de Audioweg met de Hogering, het voor hem rode verkeerlicht negeerde en door rood reed. Ik zag dat de crossmotor twee auto's links inhaalde op de een (1) baans rijstrook, vlak voor de rotonde bij de Monitorweg. Ik zag dat de crossmotor bij de rotonde de [2] eerste afslag nam de Monitorweg op, zonder richting aan te geven. Ik zag dat de crossmotor in het geheel geen verlichting voerde, zowel aan de voor als achterzijde en dat er ook geen remlicht op zat. Ik zag dat de crossmotor rechtdoor reed vanaf de Monitorweg de Microfoonstraat op. Aan het einde van de Microfoonstraat, bij de Transistorstraat, zag ik dat de crossmotor een slinger beweging maakte naar rechts en weer naar links en vervolgens het fietspad op reed. Ik zag dat hij ook hier weer geen richting aan gaf. Ik zag dat de crossmotor vervolgens het Microfoonpad op reed en bleef volgen in de richting van het Blanchardpad. Ik zag de crossmotor voor mij uitrijden en ik hoorde hem toeren maken en meerdere keren opschakelen. Ik zag dat de boord snelheidsmeter van mijn dienstvoertuig op dat moment de 80 kilometer per uur passeerde. Ik zag dat de crossmotor op dat moment bij mij uitliep en dat de onderlinge afstand groter werd. Ik zag dat de crossmotor met opzittende uit mijn zicht verdwenen aan het einde van het Microfoonpad met de kruising van het Blanchardpad. Ik kwam bij het Blanchardpad aan en zag dat de motor het bosperceel in was gereden en daarbij een schapenhek in was gereden. Ik zag dat de motor op de grond lag. Ik zag dat zowel bestuurder als bijrijder ongeveer tien (10) meter verderop in de modder van het bosperceel lagen. [3] Ik vroeg hem wat zijn naam was en ik hoorde hem zeggen: “Ik heet Badreddine”.
Verdachte, slachtoffer
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [voornamen]
Geboren : [2003]
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Betrokkene
Achternaam : [slachtoffer]
Voornamen : [voornamen]
Geboren : [2007]
Geboorteplaats : [geboorteplaats] [4]
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]hebben in een proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict onder meer het volgende gerelateerd:
Ik zag dat op het balhoofd van de motor een typesticker was bevestigd. Op deze sticker stond vermeld dat het voertuig alleen geschikt is voor gebruik buiten de openbare weg. [5]
Verbalisant [verbalisant 4]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Op 29 oktober 2024 sprak ik telefonisch met de moeder van [slachtoffer] . Ik vroeg haar naar het letsel van Bilal en de gevolgen daarvan. Ik hoorde dat ze mij het volgende vertelde:
Bilal heeft een gebroken rechter enkel. Hij is eind januari 2024 geopereerd aan zijn enkel. Met de operatie kon niet langer gewacht worden en moest vrij snel na het ongeval worden uitgevoerd. Tijdens de operatie zijn er metalen platen geplaatst in zijn enkel. Deze platen zitten er nu nog in. De enkel heeft in totaal zes weken in het gips gezeten. Hij was na drie maanden uitbehandeld. Als hij nu teveel doet met zijn enkel wil deze nog wel eens opzetten en moet hij rusten. Hij kan last krijgen van de platen in de enkel. Mogelijk dat er nog op een nader te bepalen tijd een operatie moet plaatsvinden om de platen uit de enkel te verwijderen. [6]
Verdachteheeft ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 12 januari 2024 in Almere op een crossmotor heb gereden en een verkeersongeval heb gehad. Het klopt dat ik daar geen rijbewijs voor heb. Ik wist dat de crossmotor niet geschikt was voor rijden op de openbare weg.
Bewijsoverwegingen feit 1 primair
Roekeloosheid
In het algemeen geldt dat onder ‘schuld’ als delictsbestanddeel een grove of aanmerkelijke schuld wordt verstaan die bestaat in verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Of daarvan sprake is, wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd, en is verder afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het komt er daarbij op aan of de verdachte tekortschoot in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid.
Van roekeloosheid in de zin van de Wegenverkeerswet is sprake als door het buitengewoon onvoorzichtige verkeersgedrag van verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, waarvan verdachte zich bewust was of had moeten zijn. Van roekeloosheid in de zin van artikel 175 lid 2 in samenhang met artikel 6 WVW 1994 is in elk geval sprake als het gedrag ook als een overtreding van artikel 5a lid 1 WVW 1994 kan worden aangemerkt. Dit betekent dat de rechtbank moet beoordelen of het verkeersgedrag van verdachte dat heeft geleid tot het ongeval, voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW 1994. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
Voor de beantwoording van de vraag of bewezen kan worden dat verdachte artikel 5a, eerste lid, WVW 1994 heeft overtreden, moet worden beoordeeld of (a) verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, (b) of hij dat opzettelijk heeft gedaan, en (c) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte zich onder meer schuldig heeft gemaakt aan een aantal van de in artikel 5a lid 1 WVW 1994 genoemde verkeersgedragingen, namelijk gevaarlijk inhalen, overschrijden van de maximumsnelheid, door rood licht rijden en het niet opvolgen van verkeersaanwijzingen van daartoe op grond van de wet bevoegde personen. Verdachte deed dit op een crossmotor die niet geschikt was voor gebruik op de openbare weg en die niet was voorzien van verlichting. Er was sprake van een aaneenschakeling van gevaarlijke verkeersovertredingen. Dit maakt dat er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aard en het samenstel van de hiervoor beschreven gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder hij deze gedragingen heeft verricht, kan worden afgeleid dat hij opzet had op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij wist dat de crossmotor niet was voorzien van verlichting en dat hij daarmee niet op de openbare weg mocht rijden.
De rechtbank acht het naar algemene ervaringsregels voorzienbaar dat een gevaarlijke situatie op de weg ontstaat met kans op overlijden of zwaar lichamelijk letsel van anderen als gevolg van het hiervoor beschreven rijgedrag. Dit alles gebeurde in de avond, terwijl het donker was en verdachte op een crossmotor reed zonder verlichting. Bovendien zat het slachtoffer de gehele rit zonder helm bij verdachte achterop de crossmotor. De rechtbank acht dan ook bewezen dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was.
Zwaar lichamelijk letsel
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het slachtoffer als gevolg van het verkeersongeval een gebroken enkel heeft opgelopen. Dit is door de verdediging niet betwist. Uit een verklaring van de moeder van het slachtoffer volgt dat het slachtoffer kort na het ongeval moest worden geopereerd, dat er metalen platen in zijn enkel zijn geplaatst, dat zijn enkel zes weken in het gips heeft gezeten en dat hij na drie maanden uitbehandeld was, met dien verstande dat er mogelijk nog een operatie zal moeten plaatsvinden om de metalen platen te verwijderen. De rechtbank heeft geen enkele aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen. De rechtbank is van oordeel dat het letsel dat door de gedragingen van verdachte bij het slachtoffer is veroorzaakt gelet op de aard en de gevolgen daarvan naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Dat maakt naar het oordeel van de rechtbank dat, ondanks het ontbreken van een medische verklaring, zwaar lichamelijk letsel bewezen kan worden verklaard.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 april 2025;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal bevindingen van 13 januari 2024, genummerd PL0900-2024012559-3, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier met registratienummer PL0900-2024059590.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair
op 12 januari 2024 te Almere als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de wegen, de Audioweg en de Monitorweg en de Microfoonstraat en het Microfoonpad en het Blancherpad, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
- terwijl er niet aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen waartoe zijn motorrijtuig behoorde en
- terwijl het motorrijtuig niet voor de openbare weg was toegelaten en
- terwijl het motorrijtuig geen verlichting voerde,
- geen gevolg te geven aan een stopteken middels transparant en aan de gevoerde optische- en geluidssignalen van de politie en vervolgens
- op de kruising van de Audioweg met de Hogering het in zijn richting uitstralend rood verkeerslicht te negeren en vervolgens
- op de Audioweg op een eenbaansweg twee auto's links in te halen en vervolgens
- bij het afslaan van de rotonde in de richting van de Monitorweg geen richting aan te geven en vervolgens
- op de Microfoonstraat van rechts naar links te slingeren en vervolgens
- op het Microfoonpad met een aanzienlijk hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en vervolgens
- op de kruising van het Microfoonpad met het Blancherpad van de weg te raken en tegen een schapenhek aan te rijden en in de berm terecht te komen,
waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken rechterenkel werd toegebracht;
feit 2
op 12 januari 2024 te Almere als bestuurder van een motorrijtuig (crossmotor) heeft gereden op de wegen, de Audioweg en de Monitorweg en de Microfoonstraat en het Microfoonpad en het Blancherpad, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
feit 2
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar onder 1 primair bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd;
- een taakstraf van 90 uren;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 2 jaren, met aftrek van de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest, waarvan een gedeelte van 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar onder 2 bewezen geachte te veroordelen tot een geldboete van 250 euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht en bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de fysieke en psychische gevolgen van het verkeersongeval voor verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft als bestuurder van een crossmotor op de openbare weg een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt, terwijl hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. Verdachte reed op een crossmotor die niet geschikt was voor de openbare weg, geen kenteken had en niet was voorzien van verlichting. Toen de politie hem zag rijden en hem probeerde te doen stoppen heeft verdachte geprobeerd om aan hen te ontkomen. Verdachte reed veel te hard en heeft meerdere verkeersregels overtreden. Uiteindelijk reed verdachte met te hoge snelheid op een kruising af waardoor hij uit de bocht vloog, met de crossmotor in de berm tegen een schapenhek aanreed en ten val kwam. Het slachtoffer, de bijrijder die bij verdachte achterop de crossmotor zat, heeft hierbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Dit heeft een flinke impact gehad op het slachtoffer. Hij heeft na het ongeval drie maanden niet kunnen werken of naar school kunnen gaan, waardoor zijn schoolgang vertraging heeft opgelopen. Verdachte heeft zeer laakbaar gehandeld en de rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 25 maart 2025 waaruit blijkt dat verdachte eerder op 5 maart 2025 is veroordeeld voor rijden met een ingevorderd rijbewijs.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een rapport van Reclassering Nederland van 25 maart 2025. Uit dit rapport volgt dat de reclassering signalen van impulsiviteit en beïnvloedbaarheid ziet bij verdachte, hetgeen van invloed lijkt te zijn geweest op het plegen van de onderhavige feiten. Verdachte maakt een kwetsbare indruk en mogelijk is er sprake van achterliggende psychische problematiek. Verder wordt het ontbreken van een zinvolle dagbesteding, het ontbreken van inkomen en de aanwezige schuldenproblematiek als zorgelijk beschouwd. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld en er worden aanknopingspunten gezien voor reclasseringsbemoeienis. Verdachte zou baat hebben bij ondersteuning gericht op het stellen van grenzen en het maken van doordachte keuzes. Daarnaast zou de aanpak van schulden en het (toewerken naar) een structurele dagbesteding het risico op recidive in algemene zin kunnen verlagen.
De reclassering adviseert de rechtbank om volwassenenstrafrecht toe te passen. Hoewel er enige indicaties zijn als het gaat om impulsiviteit en beïnvloedbaarheid, oogt verdachte conform zijn kalenderleeftijd en zijn er geen signalen van een licht verstandelijke beperking. Uit overleg met de Raad voor de Kinderbescherming komt naar voren dat er geen noodzaak is voor een pedagogische benadering.
De reclassering adviseert de rechtbank om verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • deelname aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
  • het vinden en behouden van dagbesteding;
  • meewerken aan schuldhulpverlening.
Op te leggen straf
Verdachte was tijdens het plegen van de feiten 21 jaar oud. Het uitgangspunt is dan dat het volwassenenstrafrecht aan de orde is. De rechtbank heeft bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar echter de mogelijkheid om het jeugdstrafrecht toe te passen. Dat kan de rechtbank doen wanneer de persoon van de verdachte zelf of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, daar aanleiding voor geven. In bovenstaand advies van de reclassering ziet de rechtbank geen doorslaggevende omstandigheden die aanleiding geven om verdachte volgens het jeugdstrafrecht te berechten. Gelet op de persoon van verdachte zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en uit hetgeen over hem verder naar voren is gekomen, alsmede de aard en de ernst van de feiten, ziet de rechtbank aanleiding om verdachte te berechten met toepassing van het volwassenenstrafrecht.
Gelet op de ernst van het onder 1 primair bewezenverklaarde kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een overtreding van artikel 6 van de WVW 1994 waarbij sprake is van een zeer hoge mate van schuld en zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 2 jaren. Daarbij merkt de rechtbank op dat ‘roekeloosheid’ de zwaarste vorm van schuld is en dat daarom, zoals het LOVS ook in de toelichting schrijft, het in de rede ligt om in zaken waarin de schuld bestaat in roekeloosheid hogere straffen tot uitgangspunt te nemen dan die in de oriëntatiepunten zijn vermeld voor ‘zeer hoge mate van schuld’. Daarom heeft de rechtbank ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
De rechtbank houdt er in strafmatigende zin rekening mee dat het slachtoffer de bijrijder betreft, die het roekeloze gedrag van verdachte heeft aangemoedigd.
De rechtbank houdt er bij het bepalen van de op te leggen straf voorts rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde, in een andere zaak op 5 maart 2025 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de officier van justitie ten aanzien van feit 1 passend en geboden is. Ten aanzien van feit 2 acht de rechtbank, gelet op de schuldenproblematiek van verdachte, een geldboete niet passend en zal de rechtbank verdachte een taakstraf van 10 uren opleggen.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.

9.BENADEELDE PARTIJ

Namens
[slachtoffer]is een schriftelijk verzoek tot schadevergoeding ingediend, waarin geen concreet schadebedrag wordt benoemd. De vordering is daarom onvoldoende gespecificeerd. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 107, 175, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf ten aanzien van feit 1
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
2 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen 3 werkdagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Middendreef 293 te Lelystad en zich zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal deelnemen aan een gedragsinterventie bestaande uit CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, te bepalen door de reclassering, waarbij verdachte zich dient te houden aan de afspraken en aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door de trainer/begeleider aan verdachte zullen worden gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal inspannen voor het vinden en behouden van dagbesteding in de vorm van scholing, (on)betaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met vaste structuur;
* zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, waarbij verdachte de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
-
ontzegtverdachte ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
24 maanden;
- bepaalt dat de duur van de ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest;
- bepaalt dat van de ontzegging een gedeelte, groot
18 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
90 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 45 dagen hechtenis;
Oplegging straf ten aanzien van feit 2
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
10 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 5 dagen hechtenis;
Benadeelde partij
- verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en B. Grünfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 april 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 12 januari 2024 te Almere als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg(en), de Audioweg en/of de Monitorweg en/of de Microfoonstraat en/of het Microfoonpad en/of het Blancherpad, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl er niet aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen waartoe zijn motorrijtuig behoorde en/of
- terwijl het motorrijtuig niet voor de openbare weg was toegelaten en/of
- terwijl het motorrijtuig geen verlichting voerde,
- geen gevolg te geven aan een stopteken middels transparant met de woorden: “stop politie” en/of aan de gevoerde optische- en geluidssignalen van de politie en/of (vervolgens)
- op de kruising van de Audioweg met de Hogering het in zijn richting uitstralend rood verkeerslicht te negeren en/of (vervolgens)
- op de Audioweg op een eenbaansweg twee auto's links in te halen en/of (vervolgens)
- bij het afslaan van de rotonde in de richting van de Monitorweg geen richting aan te geven en/of (vervolgens)
- op de Microfoonstraat van rechts naar links te slingeren en/of (vervolgens)
- bij het afslaan het fietspad op geen richting aan te geven en/of (vervolgens)
- op het fietspad, het Microfoonpad, met een snelheid van ongeveer (tenminste) 100 km/h te rijden, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of (vervolgens)
- op de kruising van het Microfoonpad met het Blancherpad van de weg te raken en/of tegen een schapenhek aan te rijden en/of in de berm terecht te komen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken rechterenkel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 januari 2024 te Almere als bestuurder van een voertuig (crossmotor), daarmee rijdende op de weg(en), de Audioweg en/of de Monitorweg en/of de Microfoonstraat en/of het Microfoonpad en/of het Blancherpad, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- terwijl er niet aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen waartoe zijn motorrijtuig behoorde en/of
- terwijl het motorrijtuig niet voor de openbare weg was toegelaten en/of
- terwijl het motorrijtuig geen verlichting voerde,
- geen gevolg te geven aan een stopteken middels transparant met de woorden: “stop politie” en/of aan de gevoerde optische- en geluidssignalen van de politie en/of (vervolgens)
- op de kruising van de Audioweg met de Hogering het in zijn richting uitstralend rood verkeerslicht te negeren en/of (vervolgens)
- op de Audioweg op een eenbaansweg twee auto's links in te halen en/of (vervolgens)
- bij het afslaan van de rotonde in de richting van de Monitorweg geen richting aan te geven en/of (vervolgens)
- op de Microfoonstraat van rechts naar links te slingeren en/of (vervolgens)
- bij het afslaan het fietspad op geen richting aan te geven en/of (vervolgens)
- op het fietspad, het Microfoonpad, met een snelheid van ongeveer (tenminste) 100 km/h te rijden, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of (vervolgens)
- op de kruising van het Microfoonpad met het Blancherpad van de weg te raken en/of tegen een schapenhek aan te rijden en/of in de berm terecht te komen,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 januari 2024 te Almere als bestuurder van een voertuig (crossmotor), daarmee rijdende op de weg(en), de Audioweg en/of de Monitorweg en/of de Microfoonstraat en/of het Microfoonpad en/of het Blancherpad,
- terwijl er niet aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen waartoe zijn motorrijtuig behoorde en/of
- terwijl het motorrijtuig niet voor de openbare weg was toegelaten en/of
- terwijl het motorrijtuig geen verlichting voerde,
- geen gevolg heeft gegeven aan een stopteken middels transparant met de woorden: “stop politie” en/of aan de gevoerde optische- en geluidssignalen van de politie en/of (vervolgens)
- op de kruising van de Audioweg met de Hogering het in zijn richting uitstralend rood verkeerslicht heeft genegeerd en/of (vervolgens)
- op de Audioweg op een eenbaansweg twee auto's links in heeft gehaald en/of (vervolgens)
- bij het afslaan van de rotonde in de richting van de Monitorweg geen richting heeft aangegeven en/of (vervolgens)
- op de Microfoonstraat van rechts naar links heeft geslingerd en/of (vervolgens)
- bij het afslaan het fietspad op geen richting heeft aangegeven en/of (vervolgens)
- op het fietspad, het Microfoonpad, met een snelheid van ongeveer (tenminste) 100 km/h heeft gereden, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of (vervolgens)
- op de kruising van het Microfoonpad met het Blancherpad van de weg is geraakt en/of tegen een schapenhek is aangereden en/of in de berm terecht is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
hij op of omstreeks 12 januari 2024 te Almere als bestuurder van een motorrijtuig (crossmotor) heeft gereden op de weg(en), de Audioweg en/of de Monitorweg en/of de Microfoonstraat en/of het Microfoonpad en/of het Blancherpad, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 29 augustus 2024, genummerd PL0900-2024059590, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 89. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 36.
3.Pagina 37.
4.Pagina 38.
5.Pagina 30.
6.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 oktober 2024, genummerd PL0900-2024059590-25, los bijgevoegd.