ECLI:NL:RBMNE:2025:1719

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
11353571 AC EXPL 24-2550
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Essentiële informatieverplichting geschonden bij keukenovereenkomst

In deze zaak, die werd behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, stond de schending van de essentiële informatieverplichting centraal. De eiseres, een besloten vennootschap die keukens verkoopt en installeert, had op 30 december 2021 een offerte uitgebracht voor een keuken ter waarde van € 24.055,92. Later, in september 2022, zijn de partijen in gesprek gegaan over een mogelijke overname van de onderneming door de gedaagde sub 1. Tijdens deze gesprekken werd afgesproken dat gedaagde sub 1 tijdelijk onbetaald zou meelopen bij de eiseres. Uiteindelijk heeft eiseres een op maat gemaakte keuken geleverd aan de gedaagden, maar er was vooraf geen duidelijke prijsafspraak gemaakt voor deze keuken. De gedaagden hebben een bedrag van € 18.002,58 betaald, maar betwisten dat zij het resterende bedrag van € 18.320,93 verschuldigd zijn. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres haar informatieplicht had geschonden door geen prijsinformatie te verstrekken over de aangepaste keuken. Hierdoor werd een korting van 20% toegepast op het te betalen bedrag. De kantonrechter concludeerde dat gedaagde c.s. nog € 12.267,59 aan eiseres moest betalen, en dat de vordering tot verrekening door gedaagde c.s. niet slaagde. De rechter wees ook de incassokosten af en veroordeelde gedaagde c.s. in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11353571 AC EXPL 24-2550 CFd/63200
Vonnis van 2 april 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
eiseres,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. E. van Meulen,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagden,
verder ook te noemen: [gedaagde c.s] ,
die zelf procederen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 oktober 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van 24 februari 2025 van [eiseres] , met bijlagen.
1.2.
Op 4 maart 2025 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Namens [eiseres] is verschenen de heer [A] met mr. E. van Meulen. Verder waren de heer [gedaagde sub 1] en mevrouw [gedaagde sub 2] aanwezig.
1.3.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] is een bedrijf dat zich bezig houdt met de verkoop en installaties van keukens. [eiseres] heeft op 30 december 2021 een offerte uitgebracht aan [gedaagde c.s] voor een keuken voor € 24.055,92 inclusief btw. Daarna zijn [eiseres] en [gedaagde sub 1] begin september 2022 in gesprek gegaan over een overname van [eiseres] door [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 1] wilde graag kennismaken met de keukenbranche en partijen hebben toen afgesproken dat [gedaagde sub 1] vanaf december 2022 twee dagen per week onbetaald zou meelopen bij [eiseres] en later tegen betaling van € 35,- per uur. Vanaf dat moment wilde [gedaagde c.s] een andere keuken, namelijk een zelfbouwkeuken. Die keuken is gemaakt in de werkplaats van [eiseres] en door [eiseres] in maart 2023 geplaatst en geleverd in de woning van [gedaagde c.s] . Partijen hebben vooraf niet gesproken over de prijs van die keuken. Als de overname van [eiseres] door [gedaagde sub 1] door zou gaan mocht [gedaagde c.s] de keuken overnemen tegen de kostprijs. De overname is echter niet doorgegaan. Partijen zijn het erover eens dat de keuken op basis van een commerciële prijs moet worden afgerekend, maar ze zijn het niet eens over welke prijs dat is.
2.2.
[eiseres] stelt dat [gedaagde c.s] voor de keuken € 36.323,51 (inclusief btw) moet betalen. Er is door [gedaagde c.s] betaald € 18.002,58. Dat betekent dat [gedaagde c.s] nog € 18.320,93,- moet betalen. [gedaagde c.s] betwist dat hij dat bedrag verschuldigd is. [gedaagde c.s] stelt verder dat hij ook een vordering heeft op [eiseres] van € 6.053,34. Volgens de tussen partijen gemaakte afspraken mocht [gedaagde c.s] die vordering verrekenen met hetgeen hij nog aan [eiseres] moet betalen.
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde c.s] nog € 12.267,59,- aan [eiseres] moet betalen. [eiseres] heeft een essentiële informatieplicht geschonden en dat betekent dat een korting van 20% wordt toegepast. Het beroep op verrekening slaagt niet. De beslissing wordt hierna toegelicht.

3.De beoordeling

3.1.
Vast staat dat er ten opzichte van de eerste offerte, zoals uitgebracht door [eiseres] , een groot aantal veranderingen zijn aangebracht. De keuken die is geplaatst en geleverd is geen fabriekskeuken, maar een op maat gemaakte keuken. Het staat niet ter discussie dat [gedaagde c.s] wist dat de prijs van die keuken hoger zou zijn. [gedaagde c.s] wist echter niet hoeveel hoger. [eiseres] heeft dit niet voorafgaand aan het sluiten van de (nieuwe) overeenkomst met [gedaagde c.s] besproken.
Ambtshalve toetsing informatieplicht
3.2.
Tussen partijen staat vast dat zij een overeenkomst van aanneming van werk hebben gesloten. [eiseres] als professionele partij (handelaar) heeft in opdracht van [gedaagde c.s] als consument een keuken geplaatst en geleverd. Dat [gedaagde sub 1] ten tijde van het aanpassen van de keuken meeliep bij [eiseres] en daardoor bekend was met de onderneming van [eiseres] , maakt niet dat hij niet als consument moet worden beschouwd.
3.3.
Bij het sluiten van overeenkomsten anders dan buiten de verkoopruimte (zoals hier het geval) moet een handelaar de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze informatie geven over de totale prijs van de zaken of diensten [1] . Dit betekent dat de handelaar de consument informatie over de prijs verstrekt die de consument in staat stelt met de nodige voorzichtigheid zijn beslissing te nemen, voordat de overeenkomst wordt gesloten. De kantonrechter moet ambtshalve onderzoeken of aan deze informatieverplichting is voldaan, ook als partijen daar zelf niks over hebben aangevoerd.
sanctie wegens schending van de informatieplicht
3.4.
[eiseres] heeft die essentiële informatieverplichting geschonden. [eiseres] heeft immers geen informatie over de prijs van de (aangepaste) keuken gegeven. [eiseres] heeft wel gesteld dat [gedaagde sub 1] zelf eenvoudig had kunnen opzoeken hoe duur de keuken zou worden, maar dat heeft [gedaagde c.s] betwist en [eiseres] heeft dat niet onderbouwd. De kantonrechter zal daarom de overeenkomst met toepassing van de ‘Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten’ [2] gedeeltelijk vernietigen, zodat de betalingsverplichting van [gedaagde c.s] (zoals hierna wordt besproken) met 20% wordt verminderd.
[gedaagde c.s] is een redelijke prijs verschuldigd
3.5.
Indien geen vaste prijs is overeengekomen, is de opdrachtgever, op grond van artikel 7:752 lid 1 BW, een redelijke prijs verschuldigd. Voor het vaststellen van een redelijke prijs, neemt de kantonrechter de (pro-forma) opdrachtbevestiging van 19 februari 2024 en de factuur van 21 februari 2024 [3] als uitgangspunt.
3.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat de vriezer ter waarde van € 1.049,- niet is besteld en geleverd en dat het uurtarief van € 60,- voor de 40,5 uren van de timmerman € 55,- moet zijn. De kantonrechter is het eens met [gedaagde c.s] dat ook de kosten van het gesprek met de accountant van € 277,44 van de factuur moeten worden gehaald. Die kosten zijn gemaakt in het kader van de overname van [eiseres] door [gedaagde sub 1] en er blijkt nergens uit dat is afgesproken dat [gedaagde c.s] die kosten zou dragen. [gedaagde c.s] voert nog aan dat er € 410,- in mindering moet worden gebracht omdat een spatlijst niet is geleverd, maar [eiseres] wijst er terecht op dat die spatlijst niet in rekening is gebracht. Het badkamermeubel moet [gedaagde c.s] wel betalen, omdat hij heeft erkend dat dit is besteld en geleverd. Dat die overeenkomst niet op papier is gezet, maakt niet dat [gedaagde c.s] niet hoeft te betalen. De overige op de factuur aangegeven werkzaamheden en materialen zijn door [gedaagde c.s] niet danwel onvoldoende betwist. De kantonrechter is van oordeel dat die kosten redelijk zijn.
3.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat op de factuur van € 30.019,44 exclusief btw de volgende bedragen in mindering worden gebracht:
  • de vrieskist van € 867,- exclusief btw - 10% relatiekorting = € 780,30 exclusief btw;
  • uurtarief 40,5 x € 5,- = € 202,50 ex btw - 10% relatiekorting = € 182,25‬ exclusief btw;
  • gesprek met de accountant van € 277,44 exclusief btw.
Dat resulteert in € 30.019,44 - € 780,30 - € 182,25 - € 277,44 =‭‬ € ‭28.779,45‬ exclusief btw. Dat is € ‬‬34.823,13 inclusief btw.‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
3.8.
Vanwege het schenden van de informatieverplichting door [eiseres] wordt de betalingsverplichting van [gedaagde c.s] met 20% verminderd. Dat betekent dat [gedaagde c.s] aan [eiseres] € 27.858,50 moet betalen. [gedaagde c.s] heeft al € 18.002,58 betaald zodat hij nu nog € 9.855,92 aan [eiseres] moet betalen. [gedaagde c.s] moet ook wettelijke rente over dat bedrag betalen, omdat hij met betaling in verzuim is. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de datum van dagvaarding. Partijen zijn geen betalingstermijn overeengekomen en [eiseres] heeft [gedaagde c.s] niet eerder een redelijke termijn gesteld om alsnog aan de vordering te voldoen.
Geen verrekening
3.9.
[gedaagde c.s] stelt ook een vordering te hebben op [eiseres] . [gedaagde c.s] wil die vordering verrekenen met wat hij aan [eiseres] moet betalen. [gedaagde c.s] voert het volgende aan. Op 1 april 2023 is [gedaagde sub 1] gestart (4 dagen in de week) als zelfstandige bij [eiseres] . In de maand april 2023 heeft hij 136 uur gewerkt. [gedaagde sub 1] stond formeel nog niet ingeschreven in het handelsregister, waardoor hij nog geen facturen kon sturen. Hij heeft toen met de heer [A] besproken dat de door hem gemaakte uren in april verrekend zouden worden met de prijs die [gedaagde c.s] moest betalen voor de keuken.
3.10.
[eiseres] betwist dat [gedaagde sub 1] 136 uur in april 2023 heeft gewerkt en dat er een afspraak is gemaakt om die uren te verrekenen. Volgens [eiseres] is afgesproken dat [gedaagde sub 1] per 1 mei betaald zou worden en dat is ook gebeurd. [gedaagde c.s] heeft zijn standpunt onvoldoende onderbouwd. [gedaagde sub 1] heeft niet duidelijk gemaakt op welke dagen hij precies heeft gewerkt en ook blijkt nergens uit dat er een afspraak zou zijn gemaakt om die uren te verrekenen met de prijs die [gedaagde c.s] moet betalen voor de keuken.
[gedaagde c.s] hoeft geen incassokosten te betalen
3.11.
De incassokosten worden afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat [eiseres] aan [gedaagde c.s] een zogenoemde veertiendagenbrief heeft gestuurd [4] .
[gedaagde c.s] moet de proceskosten betalen
3.12.
[gedaagde c.s] moet de proceskosten betalen, omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
kosten van de dagvaarding
114,71
griffierecht
524,00
salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,-)
nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.451,71
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
3.13.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat vordert en [gedaagde c.s] daar niet op heeft gereageerd. Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde c.s] hoofdelijk om aan [eiseres] te betalen € 9.855,92 vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot de dag dat volledig is betaald;
4.2.
veroordeelt [gedaagde c.s] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.451,71, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde c.s] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde c.s] ook de kosten van betekening betalen;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2025.

Voetnoten

1.artikel 6:230l onder c BW
2.Vastgesteld door het LOVCK en laatstelijk gewijzigd op 6 februari 2025.
3.producties SA 10 en SA 11 bij de dagvaarding
4.Art 6:96 lid 6 bw