ECLI:NL:RBMNE:2025:1716

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
11537914 UV EXPL 25-34
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot doorbetaling van loon in kort geding met betrekking tot weigering passende arbeid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 31 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, [eiser], en zijn werkgever, [gedaagde] B.V. [eiser] is sinds 17 oktober 2022 in dienst bij [gedaagde] als Injecteerder en heeft zich op 22 januari 2024 ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft vastgesteld dat hij ongeschikt is voor zijn eigen werk, maar dat hij wel vervangende werkzaamheden kan verrichten. [gedaagde] heeft echter het loon van [eiser] stopgezet per 5 september 2024, omdat zij meent dat hij weigert passende werkzaamheden te verrichten. [eiser] vordert in deze procedure doorbetaling van zijn loon vanaf de datum van stopzetting.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] het loon op 5 september 2024 niet had mogen stopzetten. [eiser] heeft recht op loon van 5 september 2024 tot 3 december 2024, omdat hij niet zonder goede reden heeft geweigerd om passende werkzaamheden te verrichten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet voldoende heeft aangetoond dat de aangeboden werkzaamheden passend waren. Vanaf 3 december 2024 heeft [eiser] echter geen recht meer op loon, omdat hij zonder goede reden niet is komen opdagen voor de vervangende werkzaamheden die hem zijn aangeboden.

Daarnaast heeft de kantonrechter [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een wettelijke verhoging van 50% en wettelijke rente over het achterstallige loon. Ook is [gedaagde] verplicht om salarisspecificaties te verstrekken aan [eiser]. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11537914 UV EXPL 25-34 CFd/63200
Vonnis in kort geding van 31 maart 2025
in de zaak van
[eiser] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
eiser,
verder ook te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. J.C. van Norden,
tegen
[gedaagde] B.V. ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. C.M. Sellmeijer.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter beschikt over de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 17 februari 2025, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen.
1.2.
Op 17 maart 2025 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Daarbij was [eiser] aanwezig met zijn gemachtigde. Namens [gedaagde] is verschenen, de heer [A] ( directeur ) met de gemachtigde.
1.3.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] is sinds 17 oktober 2022 in dienst bij [gedaagde] in de functie van Injecteerder . Zijn salaris bedraagt € 3.143,90 bruto per 4 weken (exclusief vakantiegeld) gebaseerd op 40 uur per week. [gedaagde] houdt zich bezig met het injecteren van bodem- en bouwkundige constructies. Op 22 januari 2024 heeft [eiser] zich ziek gemeld vanwege last aan zijn hand. De bedrijfsarts heeft op 23 april 2024 geconstateerd dat [eiser] ongeschikt is voor zijn eigen werk, maar dat hij wel vervangende werkzaamheden kan verrichten. Volgens [gedaagde] weigert [eiser] passende werkzaamheden te verrichten. Zij heeft het loon van [eiser] daarom stopgezet met ingang van 5 september 2024. [eiser] vindt dat de loonstop onterecht is opgelegd en vordert in deze procedure betaling van zijn loon vanaf 5 september 2024.
2.2.
De kantonrechter stelt [eiser] gedeeltelijk in het gelijk. [gedaagde] mocht het loon op 5 september 2024 niet stopzetten. [eiser] heeft recht op loon vanaf 5 september 2024 tot 3 december 2024. Vanaf 3 december 2024 heeft [eiser] geen recht op loon. De beslissing wordt hierna toegelicht.

3.De beoordeling

3.1.
[eiser] ontvangt sinds 5 september 2024 geen loon meer. Het spoedeisend belang is daarmee gegeven. [gedaagde] heeft dat belang ook niet betwist.
3.2.
Op grond van artikel 7:629 lid 1 BW heeft een werknemer die wegens ziekte niet (volledig) kan werken, gedurende 104 weken recht op doorbetaling van loon. Op grond van artikel 7:629 lid 3 BW vervalt de loonaanspraak wanneer een werknemer zonder deugdelijke grond tekortschiet in zijn re-integratie-verplichtingen. Dit is (onder meer) het geval indien de werknemer zonder deugdelijke grond passende arbeid waartoe hij in staat is, niet verricht (lid 3 onder c).
[gedaagde] mocht het loon op 5 september 2024 niet stopzetten
3.3.
[gedaagde] wordt niet gevolgd in haar stelling dat [eiser] sinds 5 september 2024 zonder goede reden weigert om passende werkzaamheden te verrichten. Uit het advies van de bedrijfsarts van 30 augustus 2024 blijkt weliswaar dat [eiser] vervangende werkzaamheden kan verrichten, maar de bedrijfsarts laat zich niet uit over welke werkzaamheden dat zijn. Volgens de bedrijfsarts moeten [eiser] en [gedaagde] , wanneer zij het niet eens zijn over de vraag wat passend is, deze vraag voorleggen aan een arbeidsdeskundige. Uit het mailbericht van 4 september 2024 van de gemachtigde van [gedaagde] aan de gemachtigde van [eiser] blijkt dat [gedaagde] aan [eiser] administratieve werkzaamheden heeft aangeboden. [eiser] betwist dat die werkzaamheden passend zijn. In lijn met het oordeel van de bedrijfsarts moet een arbeidsdeskundige dan daarover adviseren en uitsluitsel geven. [gedaagde] heeft dat oordeel echter niet willen afwachten. Zij voert aan dat in overleg met de bedrijfsarts is vastgesteld wat passend is, maar dat wordt betwist en blijkt nergens uit. Uit het daarna ontvangen rapport van de arbeidsdeskundige blijkt bovendien dat administratieve werkzaamheden niet passend zijn voor [eiser] . Niet is gebleken dat zij naast administratieve werkzaamheden nog ander werk heeft aangeboden. Het is dus niet zo dat [eiser] zonder goede reden op 5 september 2024 niet is gaan werken. [gedaagde] mocht het loon op 5 september 2024 daarom niet stopzetten.
[eiser] heeft geen recht op loon vanaf 3 december 2024
3.4.
Op 5 november 2024 heeft het UWV een deskundigenoordeel gegeven. In dat oordeel staat dat er binnen [gedaagde] passend werk is voor [eiser] , namelijk het verrichten van werkzaamheden als “derde man”. [gedaagde] heeft [eiser] op 14 november 2024 opgeroepen om die werkzaamheden te verrichten. [eiser] wilde echter het arbeidsdeskundig onderzoek afwachten. Dat standpunt is gelet op het oordeel van de bedrijfsarts van 30 augustus 2024 niet onbegrijpelijk of onredelijk. In het rapport van de arbeidsdeskundige van 22 november 2024 staat dat het eigen werk van [eiser] niet passend te maken is, dat het 2e spoor moet worden ingezet en dat [eiser] tijdelijk vervangende werkzaamheden kan verrichten. Voor het verrichten van die vervangende werkzaamheden wordt verwezen naar het deskundigenoordeel. Op 29 november 2024 heeft [gedaagde] [eiser] opgeroepen om vanaf 3 december 2024 vervangende werkzaamheden te verrichten als derde man. Dit is in lijn met het deskundigenoordeel van het UWV en het advies van de arbeidsdeskundige. [eiser] is dus zonder goede reden niet komen opdagen en heeft ook daarna geen werkzaamheden voor [gedaagde] verricht. Vanaf 3 december 2024 heeft [eiser] dus geen recht op loon.
[gedaagde] moet wettelijke verhoging en wettelijke rente betalen
3.5.
De niet tijdige betaling van het loon vanaf 5 september 2024 tot 3 december 2024 is aan [gedaagde] toe te rekenen. Dit betekent dat zij op grond van artikel 7:625 BW de wettelijke verhoging verschuldigd is. De wettelijke verhoging wordt bepaald op 50%. De kantonrechter ziet geen reden voor matiging. De wettelijke rente wordt ook toegewezen, omdat [gedaagde] te laat is met betaling van het loon.
[gedaagde] moet salarisspecificaties verstrekken
3.6.
De gevorderde afgifte van salarisspecificaties zal als onweersproken worden toegewezen. De kantonrechter zal de gevorderde dwangsom matigen tot een bedrag van € 50,- per dag met een maximum van € 1.000,- in totaal.
De proceskosten worden gecompenseerd
3.7.
De proceskosten worden gecompenseerd, omdat partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
3.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen het loon vanaf 5 september 2024 tot 3 december 2024, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente vanaf 5 september 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot afgifte aan [eiser] van de salarisspecificaties over de periode van 5 september 2024 tot 3 december 2024 binnen een week na dit vonnis en bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat zij nadien in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, ter hoogte van € 50,- per dag met een maximum van € 1.000,- in totaal;
4.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2025.