Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 17 februari 2025, met bijlagen;
- het antwoord, met bijlagen.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 31 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, [eiser], en zijn werkgever, [gedaagde] B.V. [eiser] is sinds 17 oktober 2022 in dienst bij [gedaagde] als Injecteerder en heeft zich op 22 januari 2024 ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft vastgesteld dat hij ongeschikt is voor zijn eigen werk, maar dat hij wel vervangende werkzaamheden kan verrichten. [gedaagde] heeft echter het loon van [eiser] stopgezet per 5 september 2024, omdat zij meent dat hij weigert passende werkzaamheden te verrichten. [eiser] vordert in deze procedure doorbetaling van zijn loon vanaf de datum van stopzetting.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] het loon op 5 september 2024 niet had mogen stopzetten. [eiser] heeft recht op loon van 5 september 2024 tot 3 december 2024, omdat hij niet zonder goede reden heeft geweigerd om passende werkzaamheden te verrichten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet voldoende heeft aangetoond dat de aangeboden werkzaamheden passend waren. Vanaf 3 december 2024 heeft [eiser] echter geen recht meer op loon, omdat hij zonder goede reden niet is komen opdagen voor de vervangende werkzaamheden die hem zijn aangeboden.
Daarnaast heeft de kantonrechter [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een wettelijke verhoging van 50% en wettelijke rente over het achterstallige loon. Ook is [gedaagde] verplicht om salarisspecificaties te verstrekken aan [eiser]. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.