ECLI:NL:RBMNE:2025:1712

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
11037553
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake overeenkomsten tot koop sanitair en installatie nieuwe badkamer met betrekking tot annulering en ontbinding

In deze zaak gaat het om de overeenkomsten tussen [eiser sub 1] V.O.F. en [eiser sub 2] B.V. enerzijds en [gedaagde] anderzijds, betreffende de koop van sanitair en de installatie van een nieuwe badkamer. De opdrachtgever, [gedaagde], heeft aangegeven de badkamer niet op de afgesproken datum te willen afnemen, wat door de aannemer, [eisers c.s.], ten onrechte werd opgevat als een annulering van de overeenkomst. De kantonrechter oordeelt dat de opdrachtgever niet bevoegd was om de overeenkomsten te ontbinden, omdat de aannemer niet in verzuim was. De opdrachtgever verkeerde in schuldeisersverzuim, omdat hij zelf de afname van de badkamer uitstelde. Hierdoor blijven de overeenkomsten bestaan en is er geen recht op annuleringsvergoedingen. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eisers c.s.] af, evenals de tegenvorderingen van [gedaagde]. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11037553 \ MC EXPL 24-2307
Vonnis van 9 april 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] V.O.F.,

te [plaats] ,
hierna afzonderlijk te noemen: [eiser sub 1] ,
2.
[eiser sub 2] B.V.,
te [plaats] ,
hierna afzonderlijk te noemen: [eiser sub 2] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers c.s] .,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. E.D. van Tellingen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 november 2024;
- de akte van [eisers c.s] . met productie 10;
- de mondelinge behandeling van 24 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Na de mondelinge behandeling is de zaak aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen een schikking te treffen. Dit is niet gelukt. Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De verdere beoordeling

In conventie en reconventie
2.1.
In het tussenvonnis van 27 november 2024 zijn de vorderingen van partijen en de onderbouwing daarvan opgenomen. Kort gezegd vordert [eisers c.s] . op grond van de algemene voorwaarden twee annuleringsvergoedingen, omdat [gedaagde] de aannemingsovereenkomst met [eiser sub 1] en de koopovereenkomst met [eiser sub 2] heeft geannuleerd. [gedaagde] vordert terugbetaling van de aanbetalingen, omdat hij de overeenkomsten heeft ontbonden.
De afgesproken startdatum is week 32-2023
2.2.
In de getekende overeenkomsten is opgenomen ‘start week 32-2023’ en ‘levering week 32-2023’. Hieruit volgt dat partijen hebben afgesproken dat de gekochte goederen in week 32 van 2023 worden geleverd en in die week ook wordt gestart met de werkzaamheden.
2.3.
[gedaagde] heeft gesteld dat er een andere afspraak is gemaakt. Hij was namelijk financieel niet in staat om al in week 32 van 2023 de volledige aanneemsom en koopprijs te betalen. Volgens hem is daarom mondeling met [eisers c.s] . afgesproken dat contact met hem zou worden opgenomen om de datum van levering en installatie in te plannen. [eisers c.s] . heeft tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd betwist dat dit is afgesproken en gesteld dat dit niet strookt met haar gebruikelijke manier van werken. Dit ligt naar het oordeel van de kantonrechter ook voor de hand, omdat [eisers c.s] . de onderdelen van de keuken moet bestellen en haar werknemers moet inplannen en dus baat heeft bij een vaste startweek. Bij betwisting door [eisers c.s] . is de enkele stelling van [gedaagde] dat in afwijking van de overeenkomsten geen vaste startweek is afgesproken onvoldoende om aan te nemen dat dit klopt. [gedaagde] heeft deze stelling niet nader onderbouwd en ook geen bewijsstukken ingebracht. Daarom kan er niet vanuit worden gegaan dat deze afspraak is gemaakt.
Niet gebleken is dat [gedaagde] de overeenkomsten heeft geannuleerd
2.4.
Voor de beantwoording van de vraag of [eisers c.s] . aanspraak kan maken op de annuleringsvergoedingen uit de algemene voorwaarden, moet vastgesteld worden of [gedaagde] de overeenkomsten heeft geannuleerd (opgezegd). Dit is naar het oordeel van de kantonrechter niet vast komen te staan. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dat oordeel komt.
2.5.
Op vrijdag 4 augustus 2023 (week 31) heeft [eisers c.s] . zeil bij [gedaagde] afgeleverd. Partijen hebben diezelfde dag telefonisch contact met elkaar gehad. Volgens [eisers c.s] . heeft [gedaagde] in dat telefoongesprek de overeenkomsten geannuleerd. [gedaagde] betwist dat. Volgens hem heeft hij enkel aangegeven dat starten in week 32 niet de afspraak was en dat [eisers c.s] . intern zou overleggen en erop terug zou komen.
2.6.
Op verzoek van de kantonrechter heeft [eisers c.s] . schriftelijke verklaringen van [A] , [B] en [C] overgelegd. Uit de verklaring van [A] volgt dat [gedaagde] in het telefoongesprek heeft gezegd dat hij nu geen geld had, dat [eisers c.s] . daarom niet kon beginnen met het werk en dat het maar ergens volgend jaar (in 2024) moest. Dit beeld volgt ook uit de verklaringen van [B] en [C] . In de mail van aan [gedaagde] van 4 augustus 2023 schrijft [eisers c.s] . dat zij ‘na het afzeggen van aankomende week geen goed vooruitzicht heeft voor toekomstige samenwerking’. Ook hieruit volgt dat [gedaagde] heeft aangegeven dat hij niet wilde dat [eisers c.s] . in de afgesproken week startte. Weliswaar volgt uit de verklaring van [B] dat [gedaagde] ook zou hebben gezegd dat hij dan maar de gehele badkamer wilde annuleren, maar dit wordt niet ondersteund door de verklaringen van [A] en [C] .
2.7.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] bij [eisers c.s] . heeft aangegeven dat hij niet wilde dat zij in week 32 met het werk zou starten, maar op een later moment. [gedaagde] baseerde dit op een onjuiste interpretatie van de tussen partijen gemaakte afspraken en schoot daarmee tekort in de nakoming van de overeenkomsten. Dit betekent echter nog niet dat [gedaagde] daarmee de overeenkomst heeft geannuleerd, in die zin dat uit zijn verklaring kan worden opgemaakt dat hij – wetende wat daarvan de financiële consequenties waren – wilde dat de overeenkomsten in het geheel niet meer zouden worden uitgevoerd en hij de overeenkomsten daarom eenzijdig wenste te beëindigen. Uit de mail van [eisers c.s] . volgt dat zij dit ook niet als zodanig heeft begrepen. Daarin staat immers dat dat [eisers c.s] . ‘na het afzeggen van aankomende week geen goed vooruitzicht heeft voor toekomstige samenwerking’.
2.8.
Omdat niet gebleken is dat [gedaagde] de overeenkomsten heeft geannuleerd, kan [eisers c.s] . geen aanspraak maken op betaling van de annuleringsvergoedingen. Deze vorderingen worden daarom afgewezen. Hetzelfde geldt voor de rente en buitengerechtelijke incassokosten.
[gedaagde] was niet bevoegd om de overeenkomsten te ontbinden
2.9.
[gedaagde] heeft uit de mail van 4 augustus 2023 afgeleid dat [eisers c.s] . de goederen niet zal leveren en het werk niet zal uitvoeren. Volgens [gedaagde] is [eisers c.s] . daarmee tekortgeschoten in de nakoming, zodat hij gerechtigd was om de overeenkomsten te ontbinden.
2.10.
Voor [gedaagde] ontstaat pas een bevoegdheid tot ontbinding van de overeenkomsten op het moment dat [eisers c.s] . met betrekking tot haar verplichtingen in verzuim is geraakt. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval. Weliswaar heeft [eisers c.s] . aangegeven geen vertrouwen meer te hebben in een samenwerking, maar daaraan ging vooraf dat [gedaagde] weigerde dat het werk in de afgesproken week zou starten. De nakoming door [eisers c.s] . werd dus verhinderd door [gedaagde] . Hij is daardoor op grond van artikel 6:58 BW in schuldeisersverzuim geraakt. Zolang de schuldeiser ( [gedaagde] ) in verzuim is, kan de schuldenaar ( [eisers c.s] .) ten aanzien van de verbintenis tot het leveren van de goederen en het uitvoeren van het werk niet in verzuim geraken (artikel 6:60 lid 2 BW).
2.11.
De conclusie is dat de overeenkomsten niet rechtsgeldig zijn ontbonden. Dit betekent dat er ook geen ongedaanmakingsverbintenissen zijn ontstaan en [gedaagde] dus geen recht heeft op terugbetaling van de aanbetaling. Zijn tegenvorderingen worden daarom afgewezen.
De overeenkomsten bestaan nog en moeten worden nagekomen
2.12.
Omdat niet gebleken is dat [gedaagde] de overeenkomsten heeft geannuleerd en hij ook niet bevoegd was om de overeenkomsten te ontbinden, bestaan deze nog. Dit betekent dat [eisers c.s] . de goederen in beginsel nog moet leveren en de badkamer moet installeren, en [gedaagde] de koopprijs en de aanneemsom moet betalen. De vorderingen die partijen in deze procedure hebben ingesteld, zien daar echter niet op.
De proceskosten
2.13.
Omdat partijen in conventie en in reconventie over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De kantonrechter
in conventie en reconventie
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op
9 april 2025.
45353