ECLI:NL:RBMNE:2025:1704

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
C/16/580257 / FO RK 24-1046
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezamenlijk gezag en zorgregeling na echtscheiding met bijzondere curator

In deze zaak heeft de moeder verzocht om gezamenlijk gezag over haar kinderen, na een eerdere beschikking van de rechtbank waarin een bijzondere curator was benoemd. De ouders zijn gescheiden en de vader heeft een ernstig ongeluk gehad, wat zijn lichamelijke beperkingen met zich meebracht. De rechtbank heeft in het verleden al een zorgregeling vastgesteld, maar deze werd niet nageleefd. Tijdens de zitting op 14 maart 2025 zijn de verzoeken van de moeder en de bijzondere curator besproken. De kinderen hebben geen gebruik gemaakt van hun recht om hun mening te geven. De rechtbank heeft besloten om de beslissing over het gezag zes maanden aan te houden, om de ouders de kans te geven om samen te werken aan een oplossing. De bijzondere curator heeft positieve ontwikkelingen gerapporteerd in de communicatie tussen de ouders, wat de rechtbank heeft aangemoedigd. De rechtbank heeft de omgangsregeling gewijzigd, zodat het contact tussen de moeder en de kinderen plaatsvindt op verzoek van de kinderen, waarbij hun wensen leidend zijn. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft de bijzondere curator ontslagen van haar functie. De ouders zijn gevraagd om voor 11 oktober 2025 te rapporteren over de voortgang van hun samenwerking en eventuele hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/580257 / FO RK 24-1046
Gezag en omgang
Beschikking van 11 april 2025
in de zaak van:
[moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. W.W.P. Mei,
tegen
[vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. C.C. Sneper.
Met als belanghebbende:
Mr. M. VAN HARSKAMP,
bijzondere curator,
kantoorhoudende in Utrecht.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft in deze zaak eerder een beschikking gewezen op 18 december 2024. De rechtbank heeft toen de beslissing over de verzoeken van de moeder aangehouden en een bijzondere curator voor de kinderen benoemd. Voor het procesverloop tot 18 december 2024 verwijst de rechtbank naar deze beschikking.
1.2.
Nadien heeft de rechtbank een brief van de bijzondere curator van 20 februari 2025
ontvangen met daarin zelfstandige verzoeken namens de kinderen.
1.3.
De verzoeken van de moeder en de zelfstandige verzoeken van de bijzondere curator zijn (verder) besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 14 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • de bijzondere curator;
Er was ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen de Raad) uitgenodigd voor de zitting, maar die heeft voorafgaand aan de zitting gemeld niet aanwezig te kunnen zijn.
1.4.
De rechtbank heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gevraagd wat zij van de verzoeken vinden. Zij hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hun mening te geven.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest. De echtscheiding is op [echtscheidingsdatum] 2015 ingeschreven.
2.2.
De ouders hebben samen twee kinderen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] en
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] .
De kinderen wonen bij de vader.
2.3.
De rechtbank heeft bij beschikking van 12 februari 2019 de zorgregeling uit het ouderschapsplan als volgt gewijzigd:
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader;
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven de ene helft van de vakanties en feestdagen bij de moeder en de andere helft bij de vader.
Er wordt al lange tijd geen uitvoering meer gegeven aan deze regeling.
2.4.
De rechtbank heeft bij beschikking van 14 februari 2022 het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en de vader belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dat betekent dat de vader alleen de belangrijke beslissingen over hen kan nemen.
2.5.
Deze procedure is gestart omdat de ouders het niet eens zijn/waren over verschillende onderwerpen. De moeder heeft toen verzoeken gedaan over de kinderen, en heeft de rechtbank verzocht:
  • dat de moeder (samen met de vader) wordt belast met het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
  • dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij de moeder wordt bepaald;
  • dat er een zorgregeling wordt vastgesteld tussen de moeder en [minderjarige 1] , rekening houdende met de wensen van [minderjarige 1] ;
  • dat er een zorgregeling wordt vastgesteld tussen de vader en [minderjarige 2] .
De vader heeft tegen die verzoeken verweer gevoerd. Subsidiair heeft hij verzocht om een bijzondere curator te benoemen. Het verzoek ter zake de hoofdverblijfplaats heeft de moeder ter zitting op 14 maart 2024 ingetrokken, waardoor de rechtbank daarop niet meer hoeft te beslissen.
2.6.
In de beschikking van 16 december 2024 heeft de rechtbank een bijzondere curator benoemd voor de kinderen. De rechtbank heeft de bijzondere curator gevraagd om te onderzoeken:
  • In hoeverre hebben [minderjarige 2] en [minderjarige 1] onbelast contact met beide ouders en voelen zij zich (emotioneel) veilig bij hen?
  • Als het antwoord op de eerste vraag niet helemaal positief is: wat hebben [minderjarige 2] en [minderjarige 1] nodig om met beide ouders onbelast contact te hebben en zich bij hen allebei (emotioneel) veilig te voelen?
  • Welke hulpverlening hebben [minderjarige 2] en [minderjarige 1] daarbij eventueel nodig?
  • Welke hulpverlening hebben de ouders daarbij eventueel nodig?
  • Als de situatie onveranderd blijft: welke hoofdverblijfplaats is het meest in het belang van [minderjarige 2] en welke verdeling van zorg- en opvoedingstaken is dan het meest in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] ?
  • Heeft de bijzondere curator andere zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] , en zo ja, kan zij advies geven hoe hen hierbij te ondersteunen dan wel te begeleiden?
  • Zijn er andere zaken zijn die van belang zijn voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] voor de te nemen beslissing door de rechtbank?
De beslissing over het gezag, de omgangs-/en zorgregeling en de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] heeft de rechtbank aangehouden in afwachting van de bevindingen van de bijzondere curator.
2.7.
De bijzondere curator heeft haar bevindingen opgenomen in het verslag van 20 februari 2025. Zij brengt namens de kinderen, bij wijze van informele rechtsingang, de wens naar voren om de omgangs-/zorgregeling tussen de moeder en de kinderen te wijzigen, en vast te stellen dat het contact tussen de moeder en de kinderen plaatsvindt zodra [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] aangeven dat zij contact willen, waarbij het tempo en de wensen van de kinderen leidend zijn. Althans dat de rechtbank een omgangs-/zorgregeling vaststelt die de rechtbank in het belang van de kinderen juist acht.

3.De beoordeling

Algemeen
3.1.
De rechter maakt beide ouders een groot compliment over de recente ontwikkelingen. Tijdens de vorige zitting was de verstandhouding tussen hen nog bijzonder slecht. De afgelopen jaren zijn voor beide ouders, ieder op hun eigen manier, heel moeilijk geweest. Dat zij de ‘knop om’ hebben kunnen zetten en dat ze het er nu over eens zijn dat ze op goede voet samen verder willen als ouders is dus echt knap. Ook de bijzondere curator verdient een compliment voor de zorgvuldige manier waarop zij haar verslag heeft voorbereid en opgesteld. Dat heeft eraan bijgedragen dat de kinderen zich gehoord hebben gevoeld en duidelijk hebben kunnen maken waaraan zij behoefte hebben. Die wens is daarmee centraal komen te staan bij de ouders.
Nog geen beslissing over het gezag
3.2.
De rechtbank zal nu nog geen beslissing over het gezag nemen, maar de beslissing nog zes maanden uitstellen. Hierna legt de rechtbank uit waarom zij deze beslissing neemt.
3.3.
De rechtbank heeft in de vorige beschikking een bijzondere curator voor de kinderen benoemd. Het was voor de rechtbank moeilijk te doorgronden hoe het contact tussen de moeder en de kinderen was verlopen, wat de knelpunten waren en hoe de samenwerking tussen de ouders was. Bovendien was een nieuwe situatie ontstaan doordat de vader een ernstig ongeluk heeft gehad en blijvend invalide is geworden. De rechtbank vond het belangrijk dat de kinderen, mede gelet op hun leeftijd, een plek zouden krijgen in deze procedure. Zij hoopte dat de bijzondere curator meer helderheid zou kunnen verschaffen over het verloop van het contact tussen de moeder en de kinderen.
3.4.
De bijzondere curator heeft uitgebreid verslag gedaan en de wensen en behoeften van de kinderen naar voren gebracht. Zij adviseert de ouders om in gesprek te gaan hoe zij als ouders meer samen kunnen optrekken en invulling kunnen geven aan hun ouderschap. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders toegelicht dat zij inmiddels een gesprek hebben gevoerd met elkaar en elkaar nu wekelijks zien om het over de kinderen te hebben. Voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is het een enorm cadeau dat hun ouders nu op een rustige manier met elkaar kunnen communiceren en afspraken maken met elkaar.
3.5.
Voor het gezamenlijk uitoefenen van het gezag is het van belang dat deze positieve lijn zal worden voortgezet en de situatie wordt bestendigd. De ouders zijn het met de bijzondere curator eens dat het daarvoor nodig is dat er hulpverlening komt. Bijvoorbeeld ouderschapsbemiddeling en/of systemische hulp. [instelling] is nauw betrokken en kan dit aan de ouders aanbieden. De ouders hebben gezegd hier allebei mee aan de slag te willen gaan. De rechtbank wil de ouders samen de gelegenheid geven om tot overeenstemming te komen over het gezag. Zij houdt daarom de beslissing over het gezag aan voor de duur van zes maanden. De rechtbank wil van de ouders graag vóór
11 oktober 2025een bericht krijgen of zij er wel of niet samen zijn uitgekomen en hoe zij willen dat het verder gaat in deze procedure. Als de ouders er samen zijn uitgekomen en het gezamenlijk gezag samen kunnen regelen hoort de rechtbank dat graag, maar ook als de ouders hiervoor een beslissing van de rechtbank nodig hebben of er niet samen zijn uitgekomen. De rechtbank zal dan bepalen of er een nieuwe zitting nodig is.
Omgangsregeling
3.6.
Op grond van de artikelen 1:377g van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, als haar blijkt dat de minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijs stelt, ambtshalve (dat wil zeggen: zonder formeel verzoek) een beslissing nemen over de omgangsregeling. De rechtbank zal, zoals de bijzondere curator namens de kinderen heeft gevraagd, ambtshalve een beslissing nemen over de omgangsregeling. Zij zal bepalen dat er geen vaste omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen is, maar vaststellen dat het contact tussen de moeder en de kinderen plaatsvindt zodra [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] aangeven dat zij contact willen, waarbij het tempo en de wensen van de kinderen leidend is.
3.7.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders toegelicht dat zij achter deze omgangsregeling. De moeder begrijpt dat, gelet op de leeftijd van de kinderen, het goed is als zij zelf kunnen bepalen wanneer zij contact willen. De vader vindt het ook belangrijk dat er naar de kinderen wordt geluisterd. Op dit moment wordt de vrijheid ook aan de kinderen gegeven. De rechtbank vindt het ook in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat zij zelf de regie hebben over de omgang met hun moeder. Daarbij merkt de rechtbank op dat het wel van belang is dat de vader de kinderen hierin ondersteunt, maar zoals de rechtbank op de zitting heeft begrepen doet hij dat ook. Het verzoek van de moeder over de omgangsregeling wijst de rechtbank daarom af.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.8.
De rechtbank zal de beslissing over de omgangsregeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 12 februari 2019 ten aanzien van de omgangsregeling en stelt de volgende omgangsregeling vast tussen de moeder en de kinderen: het contact tussen de moeder en de kinderen vindt plaats zodra [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] aangeven dat zij contact willen, waarbij het tempo en de wensen van de kinderen leidend zijn;
4.2.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
houdt de beslissing over het gezag
pro formaaan tot
11 oktober 2025, in afwachting van de uitkomst van de hulpverlening, met het verzoek aan de advocaten om tijdig voor die datum te laten weten:
  • of meer uitstel nodig is en zo ja, voor hoe lang;
  • of een nieuwe zitting nodig is;
  • of de rechtbank een beslissing kan nemen zonder nieuwe zitting;
4.4.
ontslaat de bijzondere curator van haar functie als bijzondere curator over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] ;
4.5.
wijst de verzoeken van de ouders voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. T. Dopheide, (kinder)rechter in samenwerking met mr. Z.E.W. Fuchs, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 april 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!