ECLI:NL:RBMNE:2025:1699

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
C/16/589054 / JE RK 25-266, C/16/589230 / JE RK 25/296, C/16/589232 / JE RK 25/297
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging schriftelijke aanwijzing en geschillenregeling in een zaak van intieme terreur en zorg voor minderjarigen

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 31 maart 2025, wordt de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing en de geschillenregeling behandeld in een complexe zaak rondom de zorg voor twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak betreft een geschil tussen de ouders, waarbij de moeder beschuldigingen van intieme terreur en psychische problemen richting de vader naar voren brengt. De kinderrechter heeft de procedure gevoerd met gesloten deuren, waarbij de betrokken partijen, waaronder de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden Nederland (GI), aanwezig waren. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing en de verzoeken van de moeder tot vervallenverklaring en geschillenregeling beoordeeld. De kinderrechter concludeert dat de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreigingen van de kinderen weg te nemen, en dat de moeder onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar beschuldigingen. De kinderrechter wijst de verzoeken van de moeder af en bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing, waarbij ook de noodzaak van een MASIC-onderzoek wordt onderstreept om de veiligheidsrisico's te taxeren. De beschikking benadrukt de zorg voor de kinderen en de noodzaak van een veilige omgang met de vader.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers:
  • C/16/589054 / JE RK 25-266 (bekrachtiging schriftelijke aanwijzing)
  • C/16/589230 / JE RK 25/296 (vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing)
  • C/16/589232 / JE RK 25/297 (geschillenregeling)
Datum uitspraak: 31 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing en de geschillenregeling
in de zaak over de bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van de
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden Nederland, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de GI,
en over de vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing en de geschillenregeling van
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. W.A. Quispel,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2021 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden in de zaak van de GI aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. W.A. Quispel,
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M.A. Becking.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden in de zaken van de moeder aan:
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden Nederland, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de GI,
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M.A. Becking.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 19 februari 2025;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de moeder over de vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing, ontvangen op 21 februari 2025;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de moeder over de geschillenregeling, ontvangen op 21 februari 2025;
  • het bericht met observatieverslagen van de GI, ontvangen op 21 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 31 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
- [A] , een vertegenwoordiger van de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
In de beschikking van 14 juni 2024 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 14 juni 2025.
2.4.
In de beschikking van 12 juli 2024 heeft de rechtbank een zorgregeling vastgesteld die inhoudt dat de kinderen in gelijke delen bij de ouders verblijven, nader in onderling overleg te bepalen, met een opbouwregeling, waarbij het startpunt is de huidige contactregeling tussen de vader en de kinderen van twee keer per week onder begeleiding anderhalf uur, waarbij de GI eerst bepaalt wanneer de begeleiding eraf kan en daarna de duur van het contact uitbreidt.
2.5.
De GI heeft op 7 februari 2025 aan de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Hierin is het volgende opgenomen:
Op zondag 9 februari 2025 van 09.00 tot 12.00 uur zijn de kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder begeleiding van [instelling 1] bij vader thuis. Moeder brengt hen naar deze locatie en haalt ze hier ook weer op, zoals gebruikelijk is tijdens de begeleide omgang.
Indien het passend is in het gezinsinteractie onderzoek van het Leger des Heils zullen de kinderen bij vader thuis zijn onder begeleiding van de specialistische ambulante begeleider van het Leger des Heils, ten behoeve van het onderzoek.
Indien de begeleide omgang bij vader als veilig en positief wordt ervaren, zal er (met een nader te bepalen regelmaat) vaker begeleide omgang bij vader thuis plaats gaan vinden.

3.De verzoeken

Bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing
3.1.
De GI verzoekt bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 7 februari 2025.
Daarnaast verzoekt de GI de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing
3.2.
De moeder verzoekt om de schriftelijke aanwijzing van 7 februari 2025 onmiddellijk te schorsen en vervallen te verklaren door deze te vernietigen, kosten rechtens.
Geschillenregeling
3.3.
De moeder verzoekt binnen de geschillenregeling:
- te bepalen dat de er bij onenigheid eerst de geschillenregeling wordt beproefd;
- dat de GI alsnog het omgangshuis ZIJN inschakelt voor de begeleide omgang, dan wel een andere instantie die wel verstand heeft van intieme terreur en seksueel misbruik en waar voor álle partijen goede afspraken gemaakt worden;
- dat de GI het NIFP onderzoek opstart binnen 14 dagen na uitspraak, conform uitspraak
rechtbank d.d. 14 juni 2025;
- dat de GI een instantie, zoals Kwintus of Moviera, binnen 14 dagen na uitspraak, opdracht
verstrekt om de MASIC uit te voeren bij beide partijen;
- dat de GI het Leger des Heils verzoekt om tevens een touch survey uit te laten voeren;
- dat de GI de beslissing om de kinderen niet te ondersteunen, waar ze op dit moment mee te
maken hebben, te heroverwegen, waarbij het welzijn van kinderen vooropstaat, hetgeen niet
speltherapie is, maar het zorgdragen voor onbelaste omgang;
- dat de Gl er voor zorgdraagt dat er meer transparantie en inspraak in de besluitvorming komt, zodat een objectieve beoordeling gewaarborgd blijft;
- dat de GI de huidige omgangsregeling en begeleiding evalueert, waarbij er wel oog is voor de daadwerkelijke impact op de kinderen en waar mogelijke verbeteringen in hun belang worden doorgevoerd;
- dat de GI een concrete en verifieerbare uitleg geeft over het niet nakomen van afspraken door de Gl en hoe dit zal worden aangepakt in het vervolg;
- dat de GI zorgdraagt voor betere, tijdige en langere begeleiding van de moeder en de kinderen voordat er een wijziging van omgang volgt;
- kosten rechtens.

4.De standpunten

De schriftelijke aanwijzing
4.1.
De GI vindt het in het belang van de kinderen en in lijn met de beschikking van de rechtbank van 12 juli 2024 over de omgang om de begeleide omgang bij de vader plaats te laten vinden. Voor het interactieonderzoek van het Leger des Heils is dat ook bevorderlijk; de interactie tussen de vader en de kinderen kan dan in een huiselijke, meer natuurlijke setting worden beoordeeld.
4.2.
De moeder is het niet eens met de schriftelijke aanwijzing. De GI heeft haar vertrouwen beschaamd door herhaaldelijk te zeggen dat er geen wijziging zou komen in de omgang en die wijziging vervolgens toch door te willen voeren. Bovendien vindt de moeder begeleide omgang bij de vader onveilig voor de kinderen. De begeleiders hebben onvoldoende expertise in intieme terreur en lijken op de hand van de vader te zijn. Omgang bij vader thuis is ook niet in lijn met de beschikking van 12 juli 2024, nu de rechtbank daarin heeft bepaald dat de GI de omgang kon uitbreiden als er geen zorgwekkende gezichtspunten in het contact tussen de vader en de kinderen door ZIJN zijn gesignaleerd. Die zorgwekkende gezichtspunten zijn er nu juist wel.
4.3.
De vader is het eens met de schriftelijke aanwijzing en de bekrachtiging daarvan.
De geschillenregeling
4.4.
De moeder vindt, kort gezegd, dat de verzoeken moeten worden toegewezen omdat daarmee recht wordt gedaan aan de kinderen en hun belangen voorop worden gesteld.
4.5.
De GI voert verweer tegen de verzoeken, behalve tegen het verzoek over het doen afnemen van de MASIC.
De vader heeft hetzelfde standpunt als de GI. Hij wil echter niet dat de MASIC wordt afgenomen door Moviera, omdat die organisatie al bij de moeder betrokken is.

5.De beoordeling

Algemeen
5.1.
De kinderrechter zal eerst uitleggen dat zij zich zorgen maakt over de manier waarop de moeder zich uit over de volgens haar door de vader gepleegde intieme terreur, over zijn psychische gesteldheid en over het volgens haar grensoverschrijdende gedrag van de vader naar [minderjarige 1] . Dat is namelijk relevant voor zowel de beslissing over de schriftelijke aanwijzing als voor de geschillenregeling. De kinderrechter heeft na goedkeuring van de ouders en de GI het dossier ter zake de zorgregeling geraadpleegd, om zo niet slechts een momentopname te kunnen beoordelen maar meer zicht te krijgen op wat zich de afgelopen jaren tussen partijen heeft afgespeeld.
Intieme terreur onvoldoende onderbouwd
5.2.
De moeder stelt dat de vader sinds de geboorte van [minderjarige 2] ander gedrag is gaan vertonen en dat hij sindsdien dwingende controle (intieme terreur) over haar uitoefent. Zij voelt zich een roepende in de woestijn, omdat niemand het patroon (door)ziet en de vader alles en iedereen om de tuin leidt, inclusief de hulpverlenende instanties en de politie.
De moeder heeft een factsheet Intieme terreur overgelegd. Daarin wordt beschreven dat intieme terreur een ernstige vorm is van partnergeweld die zich kenmerkt door een patroon van controle en dwang. Dit kan zich uiten in het isoleren, vernederen en intimideren van de partner tot ernstig geweld en seksueel geweld. Ook kan het gaan om controle van de financiën en dreigementen (tegen het slachtoffer, de kinderen of huisdieren). Het is een proces waarin de afhankelijkheid wordt vergroot en weerbaarheid wordt ondermijnd. Er is sprake van een continue dreiging, waardoor het slachtoffer in angst leeft en waar ook de kinderen onder lijden.
5.3.
De kinderrechter merkt op dat zij in hetgeen zij heeft gelezen over de dynamiek tussen de ouders en wat de moeder daarover heeft gesteld onvoldoende aanknopingspunten ziet om uit te gaan van intieme terreur. Ten eerste is het de vader geweest die de relatie heeft verbroken, het huis heeft verlaten en die daarmee uit de situatie en de dynamiek is gestapt. Bij intieme terreur wil de pleger in het algemeen juist de fysieke en/of emotionele afstand tot het slachtoffer klein houden. Ook ziet de kinderrechter geen patroon waarbij de moeder afhankelijk is geworden van de vader. De moeder heeft een baan als arts en is financieel niet van de vader afhankelijk. De woning waar partijen samenwoonden is blijkens de stukken eigendom van de moeder. De moeder heeft niet, dan wel onvoldoende onderbouwd dat zij op andere wijze door de vader is geïsoleerd dan wel van hem afhankelijk is gemaakt.
5.4.
De door de moeder gestelde stalking door de vader en de onderbouwing daarvan maakt dat niet anders. Daartoe overweegt de kinderrechter het volgende. De moeder heeft op enig moment contact gezocht met de politie omdat zij vond dat ze door vader gestalkt werd. Op aanraden van de politie heeft zij toen een logboek stalking bijgehouden. Dat is een document van 298 pagina’s waarin de moeder alle handelingen van de vader heeft bijgehouden die zij als stalking heeft ervaren tussen 2 augustus 2022 (de dag dat de vader de relatie verbrak) en 18 januari 2024. De stalking is volgens de moeder gepleegd door de vader en door haar buurvrouw, die volgens de moeder op de hand van vader was en hem van informatie voorzag. Het document bevat onder andere mail- en WhatsAppwisselingen, uitgewerkte geluidsopnames van (telefoon)gesprekken tussen de ouders en beeldmateriaal. Tijdens de zitting heeft de advocaat van de moeder desgevraagd toegelicht dat de politie niets heeft gedaan met moeders aangifte van stalking en het door haar bijgehouden logboek. In het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 6 juni 2024 wordt beschreven dat de wijkagent als informant is gesproken door de Raad. De wijkagent noemt een aangifte van de moeder tegen de vader vanwege huiselijk geweld. De zaak is vroegtijdig beëindigd aangezien er geen opsporingsindicatie was. Dat is ook aan de moeder kenbaar gemaakt. De kinderrechter kan uit wat de (advocaat van de) moeder heeft verklaard en het Raadsonderzoek niet afleiden of het gaat om dezelfde aangifte. Wel staat vast dat de politie de moeder eerst een format heeft verstrekt voor een bij te houden logboek over stalking, en na ontvangst daarvan niet over is gegaan tot een opsporingsonderzoek, noch voor stalking, noch voor huiselijk geweld. Dat de politie het er simpelweg bij heeft laten zitten, zoals de advocaat van de moeder tijdens de zitting zei vindt de kinderrechter niet aannemelijk. Zij hebben moeder immers aangespoord dat logboek bij te houden en te overhandigen. Kennelijk heeft de politie in het lijvige logboek van de moeder onvoldoende aanleiding gezien om daar verder op te acteren.
De kinderrechter heeft het logboek ook bestudeerd. Zij ziet daarin echter geen patroon dat duidt op intieme terreur. Zij ziet vooral een verbeten strijd met veel woordenwisselingen tussen de ouders in het proces van uit elkaar gaan en zijn en een vete tussen de moeder en de buurvrouw.
5.5.
Tijdens de zitting kon de moeder desgevraagd weinig voorbeelden noemen van het door haar gestelde patroon van de afgelopen tijd, dat duidt op intieme terreur. De voorbeelden die zij noemde (een poststuk dat kwijt is geraakt, wetenschap van de vader over waar de moeder incidenteel werkt en over de vakantiebestemming van grootouders moederszijde) heeft zij, ook gelet op de betwisting door de vader, onvoldoende onderbouwd of zijn voorbeelden van lang geleden. De vader heeft bijvoorbeeld uitgelegd dat de incidentele werkzaamheden van de moeder een onderwerp was in de alimentatieprocedure en dat hij daarvan dus op de hoogte is.
5.6.
Dat er harde woorden zijn gevallen tussen de ouders en dat hun verstandhouding zeer slecht is, is duidelijk. Gelet op het voorgaande heeft de moeder echter onvoldoende onderbouwd dat sprake is van intieme terreur.
Psychische gesteldheid van de vader onvoldoende onderbouwd
5.7.
De moeder stelt dat de vader in een psychose verkeerde toen hij de relatie verbrak en dat hij lijdt aan ernstige psychische problematiek. De opa vaderszijde leed aan schizofrenie, dat is erfelijk en de vader heeft daaraan een trauma overgehouden, aldus de moeder.
5.8.
Op aandringen van de moeder is de vader met de moeder samen naar de crisisdienst van [instelling 2] gegaan op 9 augustus 2022 ten tijde van het verbreken van de relatie, omdat de moeder dacht dat hij psychotisch was. De dienstdoende psychiater heeft de vader onderzocht en heeft ook met de moeder en met de zus van de vader (bij wie de vader toen verbleef) gesproken. De psychiater constateerde na onderzoek dat er geen aanwijzingen waren voor een psychiatrische ontregeling. Vanwege de grote zorgen van de moeder en het feit dat de beoordeling een momentopname was, in combinatie met de grote gevolgen van beslissingen die de vader in die fase zou nemen, werd ervoor gekozen om een herbeoordeling te plannen. Die herbeoordeling vond de volgende dag plaats. Naast de vader en de moeder is gesproken met de zus van de vader en met zijn moeder. De conclusie van dat onderzoek is, kort gezegd, dat er bij herhaald psychiatrisch onderzoek geen verschijnselen zijn van ontremming noch van een psychose. Gezien wordt dat sprake is van een ernstige relatiecrisis. Het advies is onder andere om zo snel mogelijk omgangsmomenten te regelen tussen de vader en de kinderen. Op 17 augustus 2022 heeft een afsluitend gesprek plaatsgevonden tussen de vader en de crisisdienst.
5.9.
De (advocaat van de) moeder vindt dat ‘het zogenaamde rapport van [instelling 2] ’ ten onrechte wordt aangehaald alsof dat de waarheid is. Zij vindt dat er veel in te brengen is tegen de manier waarop het onderzoek is uitgevoerd en de conclusies die daaruit worden getrokken. Zo vindt de moeder het logisch dat de vader zijn verwarde gedrag ontkende bij het onderzoek en zich dus niet psychotisch voordeed, en vindt zij het onlogisch dat de moeder en de zus van de vader zijn gesproken, terwijl die in de maanden voorafgaand aan het onderzoek niet in het gezin aanwezig waren.
5.10.
De kinderrechter vindt het zorgelijk en ook kwalijk dat de moeder op deze wijze een (herhaald) medisch oordeel over de vader in twijfel trekt; medewerkers van de crisisdienst zijn immers bij uitstek in staat om een psychotische ontregeling te constateren, ook wanneer iemand beweert dat daarvan geen sprake is. De vader heeft geen psychiatrische voorgeschiedenis en heeft nimmer een psychotische ontregeling gehad. Toch blijft de moeder volharden in haar stelling dat de vader langdurige ernstige psychische problemen heeft, en dat zorgen over de veiligheid van de kinderen bij de vader daarom op zijn plaats zijn.
Seksueel overschrijdend gedrag door de vader
5.11.
De moeder stelt dat de vader zich seksueel overschrijdend heeft gedragen naar [minderjarige 1] . Zij wijst daarbij op een incident dat heeft plaatsgevonden in juli 2022. [minderjarige 1] moest nodig plassen terwijl de vader al op de WC zat. De vader heeft [minderjarige 1] toen bij zich op schoot op de WC gezet, waardoor [minderjarige 1] over vaders schoot heen geplast zou hebben. De oma moederszijde heeft dit gezien en vond het zorgelijk. Verder vindt de moeder het zorgelijk dat de vader naakt door het huis heeft gelopen en achter een eveneens naakte [minderjarige 1] is aangerend. Ten slotte heeft de moeder gezien dat de vader [minderjarige 1] op de mond kuste, terwijl dat niet gebruikelijk was in het gezin.
5.12.
De vader betwist dat sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Hij plaatst de gebeurtenissen, kort gezegd, in de context van het gezinsleven en vindt ze onschuldig.
5.13.
Deze gebeurtenissen vormen voor de moeder een grote zorg als het gaat om de veiligheid van de kinderen bij de vader. De kinderrechter kan niet vaststellen wat zich heeft afgespeeld tussen de vader en [minderjarige 1] , en of dat past binnen ‘gewoon’ contact tussen een ouder en een kind, of dat dat grensoverschrijdend is geweest. Wat de kinderrechter wel zorgelijk vindt is dat de moeder consequent en frequent spreekt over
het grensoverschrijdend gedragen, ook in de stukken in deze procedure, zelfs over
het seksueel misbruik door vader van [minderjarige 1](verzoekschrift ter zake de geschillenregeling, par. 36). Daarmee wekt de moeder ten onrechte de indruk dat sprake is van
vastgesteldseksueel overschrijdend gedrag of zelfs seksueel misbruik door de vader van [minderjarige 1] , terwijl zij niet stelt dat van dat laatste sprake is.
Tussenconclusie
5.14.
Op grond van het bovenstaande vindt de kinderrechter de manier waarop de moeder zich opstelt en uit naar en over de vader bijzonder zorgelijk. De moeder heeft háár waarheid over wat zich heeft afgespeeld en wat zich nog steeds afspeelt. Zij houdt zich vast aan die waarheid en verwijt een ieder die dat anders ziet, ook professionals, dat die niet willen zien wat er werkelijk aan de hand is, of dat de vader hen om de tuin leidt. Zij heeft kennelijk geen ruimte om haar waarheid tegen het licht te houden op grond van wat anderen zien en schrijven. Dat, terwijl de impact van de zorgen en de beschuldigingen op de vader, maar ook op de kinderen, enorm is. De vader en de kinderen zien elkaar sinds augustus 2022 immers (maximaal) drie uur per week, altijd onder professionele begeleiding, en tot nu toe steeds op een openbare plek. Gelet op de leeftijd van de kinderen – [minderjarige 1] was ten tijde van de breuk bijna drie jaar en [minderjarige 2] acht maanden – hebben zij tot nu toe geen kans gehad om een echte band met hun vader op te bouwen en om zich aan hem te hechten. De rechtbank overwoog in de beschikking van 12 juli 2024 dat de moeder over intieme terreur van de vader naar haar toe spreekt, maar dat de rechtbank vanuit de moeder ook gedrag ziet dat als zeer dwingend en controlerend kan worden beschouwd. De kinderrechter onderschrijft dat.
Deze tussenconclusie vormt de achtergrond van de beslissingen over de schriftelijke aanwijzing en de geschillenregeling.
Schriftelijke aanwijzing
Wat zegt de wet?
5.15.
De GI is belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Die ondertoezichtstelling brengt verplichtingen voor de ouders met gezag mee, nu die het gezag van de ouders beperkt. Als een ouder niet wil meewerken aan de (uitvoering van de) ondertoezichtstelling, dan kan de GI die ouder op grond van artikel 1:263 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) een schriftelijk aanwijzing geven. Op grond van hetzelfde wetsartikel kan de GI de kinderrechter vragen die schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen en verzoeken om aan de beslissing een door de wet toegelaten dwangmiddel te verbinden. De kinderrechter moet in dat geval beoordelen of de gegeven aanwijzing noodzakelijk is om de concrete ontwikkelingsbedreigingen van de kinderen weg te nemen en of de GI de aanwijzing redelijkerwijs had mogen geven. Omdat een schriftelijke aanwijzing kan worden beschouwd als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht moet de kinderrechter ook beoordelen of de aanwijzing voldoet aan de zogenoemde ‘beginselen van behoorlijk bestuur’. Voorbeelden hiervan zijn de vragen of de aanwijzing zorgvuldig is voorbereid en voldoende is gemotiveerd.
Op grond van artikel 1:264 BW kan de ouder aan wie de aanwijzing is gericht de kinderrechter vragen om de aanwijzing vervallen te laten verklaren. De kinderrechter moet in dat geval beoordelen of de gegeven aanwijzing past binnen de (uitvoering van de) ondertoezichtstelling en of de GI de aanwijzing redelijkerwijs had mogen geven.
Beslissing
5.16.
De kinderrechter zal het verzoek van de GI tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing toewijzen en het verzoek van de moeder tot vervallen verklaring afwijzen. Hierna legt de kinderrechter uit waarom zij deze beslissing neemt.
Motivering
5.17.
Anders dan de moeder is de kinderrechter van oordeel dat de aanwijzing voldoet aan de beginselen van behoorlijk bestuur. Tussen de moeder en de gezinsvoogd is naar het oordeel van de kinderrechter sprake van een groot misverstand geweest over wat de gezinsvoogd bedoelde met haar toezegging dat de omgang niet uitgebreid zou worden. In wat daarover naar voren is gebracht ziet de kinderrechter niet dat de gezinsvoogd de moeder (bewust) verkeerd heeft geïnformeerd. De kinderrechter vindt ook dat de schriftelijke aanwijzing voldoende is gemotiveerd en niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Voorts heeft de gezinsvoogd voldoende uitgelegd waarom zij na de vooraankondiging snel is overgegaan tot het geven van een schriftelijke aanwijzing.
5.18.
De kinderrechter vindt verder dat de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weg te nemen. Eén van de ontwikkelingsbedreigingen is immers dat de vader enorm op afstand staat van de kinderen en dat de (gehechtheids)relatie tussen de vader en de kinderen onder druk staat. Het vormgeven van begeleide omgang bij de vader thuis beoogt bij te dragen aan het verkleinen van die afstand.
5.19.
De kinderrechter is voorts, anders dan de moeder, van oordeel dat de GI de schriftelijke aanwijzing redelijkerwijs mocht geven. De moeder had immers duidelijk te kennen gegeven niet mee te zullen werken aan de omgang bij de vader thuis, omdat zij die niet veilig achtte en in strijd vond met de beschikking over de omgang van 12 juli 2024. Daarin was bepaald dat de omgang alleen kon worden uitgebreid door de GI als er door ZIJN geen zorgwekkende gezichtspunten werden gesignaleerd in het contact zijn tussen de vader en de kinderen. De kinderrechter ziet die zorgwekkende signalen niet terug in het eindverslag van ZIJN van 22 juli 2024. Dat advies luidt:
“Naar inzien van ZIJN en wat ZIJN de afgelopen periode heeft geobserveerd zou ons advies zijn om een omgang van 1x per week te organiseren, maar dan iets langer, zodat er iets meer van vader als opvoeder gevraagd wordt en er iets meer tijd is samen ipv 2x per week. Gezien de leeftijd van de kinderen en het tijdstip einde van de middag lijkt dit iets te veel van de kinderen te vragen. Onzes inziens is het van belang dat er onderzoek gedaan wordt naar interactiepatronen die plaatsvinden en welke invloed dit heeft op de kinderen en welke behandeling/ therapie hiervoor nodig zijn. De complexiteit en mogelijke sprake van pathologie in deze vechtscheiding is onzes inziens een grote zorg voor nu en in de toekomst. Dit reikt verder dan enkel de begeleide omgang en de zorgregeling en kunnen wij vanuit onze rol niet voldoende in beeld brengen en begeleiden.”
5.20.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing bekrachtigen, en het verzoek van de moeder tot vervallenverklaring afwijzen.
Geschillenregeling
Wat zegt de wet?
5.21.
Op grond van artikel 1:262b BW kunnen geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen, die omtrent gedragingen als bedoeld in artikel 4.2.1 van de Jeugdwet, uitgezonderd, aan de kinderrechter worden voorgelegd.
5.22.
Op grond van artikel 278 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient in een verzoekschrift onder meer een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust te worden vermeld.
Beslissing
5.23.
De kinderrechter zal het verzoek ter zake het doen afnemen van de MASIC gedeeltelijk toewijzen. De overige verzoeken wijst de kinderrechter af. Hierna legt de kinderrechter uit waarom zij deze beslissing neemt.
Motivering
5.24.
Moeder verzoekt dat ZIJN weer wordt ingeschakeld voor de begeleide omgang, dan wel een andere instantie die wel verstand heeft van intieme terreur en seksueel misbruik en waar voor álle partijen goede afspraken gemaakt worden. Met de vader constateert de kinderrechter dat de moeder eerder juist ZIJN niet geschikt vond. Uit het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 20 februari 2024 (r.o. 3.4) blijkt dat zij ZIJN destijds juist niet capabel vond omdat zij niet bekend waren met de onderhavige problematiek. Daarnaast vindt de kinderrechter het van belang dat de kinderen de begeleiders van [instelling 1] nu kennen en vertrouwd zijn met hen. Om die reden wijst de kinderrechter dat verzoek af.
5.25.
De kinderrechter wijst ook de verzoeken ter zake een NIFP-onderzoek en een touch survey af nu de GI voldoende heeft onderbouwd wat maakt dat het niet (meer) voor de hand ligt om die onderzoeken te laten doen. Voor het NIFP-onderzoek geldt dat daar een lange wachttijd voor is en dat daar geen advies over de omgang uitkomt, terwijl dat wel nodig is. Om die reden is ingezet op een interactie-onderzoek. Voor de touch survey geldt dat dat onderzoek belastend is, terwijl de kans dat daar iets uitkomt heel klein is gelet op het tijdverloop.
5.26.
De kinderrechter wijst het verzoek ter zake het afnemen van de MASIC toe, in die zin, dat zij zal bepalen dat de GI ervoor zorg zal dragen dat de MASIC wordt afgenomen bij de ouders. Met de ouders en de GI vindt de kinderrechter het van belang dat de veiligheidsrisico’s objectief getaxeerd worden, juist nu de (on)veiligheid steeds ‘boven de markt’ blijft hangen en de grootste belemmering vormt in het contact tussen de vader en de kinderen. De kinderrechter zal niet bepalen dat de opdracht daartoe binnen 14 dagen na de uitspraak verstrekt moet worden nu dat praktisch belemmerend werkt. Tijdens de zitting is Moviera genoemd als instantie die de MASIC kan afnemen. De kinderrechter merkt op dat zij ervan uitgaat dat dan geborgd wordt dat dat dan niet iemand zal zijn die al bij het gezin betrokken is of is geweest.
5.27.
De kinderrechter wijst het verzoek ter zake de onbelaste omgang en speltherapie af, nu de gezinsvoogd voldoende heeft onderbouwd dat speltherapie een mogelijkheid is als uit het interactieonderzoek blijkt dat dit de kinderen zal helpen. De nadruk ligt nu echter op onbelaste omgang.
5.28.
De overige verzoeken wijst de kinderrechter af. Die verzoeken zijn onvoldoende concreet en zijn meer, zoals de gezinsvoogd tijdens de zitting zei, een aansporing voor de GI om zijn best te blijven doen. De verzoeken lenen zich niet voor de geschillenregeling.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van 7 februari 2025;
6.2.
bepaalt dat de GI de MASIC bij de ouders laat afnemen;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het verzoek van de moeder over de vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing van 7 februari 2025 af;
6.5.
wijst het meer of anders verzochte door de moeder binnen de geschillenregeling af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. Dopheide, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2025, in aanwezigheid van mr. Z.E.W. Fuchs als griffier, en schriftelijk uitgewerkt op 4 april 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!