ECLI:NL:RBMNE:2025:169
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake WOZ-beschikking en aanslag onroerendezaakbelastingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V., en de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente]. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een WOZ-beschikking en de daaropvolgende aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023, welke door de heffingsambtenaar op 31 oktober 2023 was bekendgemaakt. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 december 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar inderdaad te laat was ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en deze termijn op 13 december 2023 eindigde. Het bezwaarschrift was pas op 4 januari 2024 ontvangen, wat buiten de termijn viel. De rechtbank concludeerde dat er geen verschoonbare reden was voor de termijnoverschrijding.
Eiseres had ook verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn, maar de rechtbank wees dit verzoek af, omdat de behandeltermijn van twee jaar niet was overschreden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd het verzoek van de heffingsambtenaar om de gemachtigde van eiseres te veroordelen in proceskosten afgewezen, omdat er geen sprake was van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter J. Wolbrink, in aanwezigheid van griffier C.L. Fix.