In deze zaak heeft eiser op 29 januari 2025 beroep ingesteld tegen de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). De minister heeft op 19 februari 2025 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.
De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet sturen. Eiser heeft zijn verzoek op 23 september 2024 ingediend, en de beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt vast dat eiser op 3 januari 2025 de minister in gebreke heeft gesteld, waarna er twee weken zijn verstreken zonder dat er een nieuw besluit is genomen.
De rechtbank oordeelt dat de minister alsnog binnen twee weken na de uitspraak moet beslissen op het verzoek van eiser. De rechtbank erkent dat de minister om een langere beslistermijn heeft verzocht vanwege de omvang van het verzoek, maar ziet aanleiding om de termijn te verlengen tot uiterlijk 16 juni 2025. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen, maar het griffierecht moet door de minister aan eiser worden vergoed.