In deze zaak heeft de stichting Ymere, gevestigd te Amsterdam, in kort geding de gedaagden, [gedaagde sub 1] en de bewindvoerder, gedagvaard. Ymere vordert ontruiming van de woning die [gedaagde sub 1] huurt, omdat hij zijn hoofdverblijf niet in de woning heeft en deze in gebruik heeft gegeven aan een derde, wat in strijd is met de huurovereenkomst. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 maart 2025, waarbij Ymere werd vertegenwoordigd door mr. H.M.G. Brunklaus en de gedaagde door mr. K.T. Ghaffari. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Ymere grotendeels in het gelijk is gesteld. De vordering tot ontruiming is toegewezen, omdat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter deze vordering ook zal toewijzen. De vordering tot betaling van de contractuele boete van € 5.000,00 is afgewezen, omdat onvoldoende bewijs is geleverd voor de onderhuur. De ontruimingstermijn is vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. De bewindvoerder/ [gedaagde sub 1] is veroordeeld in de proceskosten van € 1.102,92. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.