ECLI:NL:RBMNE:2025:1642

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
UTR 22/3616 en UTR 22/3621
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake WOZ-waarde en schadevergoeding

Op 24 maart 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiser], veronderstellenderwijs handelend namens [bedrijf] B.V., en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die op 17 mei 2022 het bezwaar van [bedrijf] B.V. tegen de vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaken ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat [eiser] niet voldeed aan de gestelde voorwaarden voor het indienen van het beroep. Ondanks herhaalde verzoeken om aanvullende documenten, zoals een uittreksel uit het handelsregister en een kopie van de statuten, heeft [eiser] deze niet tijdig overgelegd. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen of [bedrijf] B.V. bevoegd was om beroep in te stellen. Tevens heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat [bedrijf] B.V. immateriële schade had geleden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 22/3616 en UTR 22/3621
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2025 in de zaak tussen
[eiser] , veronderstellenderwijs handelend namens [bedrijf] B.V.,uit Bilthoven,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder
(gemachtigde: mr. D.J. Koopmans).

Procesverloop

In de beschikking van 28 februari 2021 heeft de heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) ten aanzien van de adressen [adres] en [adres] ( [verdieping] ) in [plaats] (de woningen) de waarde van de onroerende zaken voor het belastingjaar 2021 naar de waardepeildatum 1 januari 2020 vastgesteld. De heffingsambtenaar heeft bij deze beschikking aan [bedrijf] B.V. als eigenares van de woningen ook een aanslag onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing opgelegd waarbij deze waarden als heffingsmaatstaf zijn gehanteerd.
In de uitspraak op bezwaar van 17 mei 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard en de WOZ-waarde van de objecten gehandhaafd.
[eiser] (mr. Bartels) heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld op de zitting van 24 maart 2025. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [taxateur] (taxateur). Verder is verschenen mr. Bartels.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Overwegingen

1. Het beroep is ingesteld door mr. Bartels.
2. De rechtbank heeft per brief van 29 augustus 2022 mr. Bartels bericht dat het beroep niet voldoet aan de gestelde voorwaarden. De rechtbank heeft hem daarom in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken de volgende stukken alsnog toe te sturen:
- opgave van het adres van eiseres;
- een schriftelijke machtiging waaruit blijkt dat deze machtiging zich uitstrekt tot het verrichten van proceshandelingen en het aanwenden van rechtsmiddelen;
- een uittreksel van het handelsregister waaruit blijkt wie als bevoegd bestuurder gerechtigd is beroep in te stellen (niet ouder dan één jaar);
- een kopie van de statuten.
3. In de hiervoor genoemde brief is nadrukkelijk vermeld dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren, indien het geconstateerde verzuim niet tijdig wordt hersteld. Op 6 oktober 2022 is dezelfde brief nogmaals verstuurd, met het verzoek binnen vier weken de gevraagde stukken aan te leveren. Ook is daarbij genoemd dat als het geconstateerde verzuim niet tijdig wordt hersteld, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren. Deze brief is aangetekend verzonden en niet retour gekomen. Volgens het verzendbewijs is de brief van 6 oktober 2022 afgehaald op 7 oktober 2022 bij de Primera aan de [straat] in Utrecht. mr. Bartels heeft niet gereageerd op beide brieven. Mr. Bartels heeft niet binnen de gestelde termijn een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en een kopie van de statuten overgelegd. In het dossier is wel een door [A] getekende machtiging aanwezig uit de bezwaarfase.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft mr. Bartels het geconstateerde verzuim niet hersteld. Hij heeft voldoende kans gehad om het geconstateerde verzuim te herstellen. Het is niet de verantwoordelijkheid van de rechtbank – zoals op de zitting door mr. Bartels is geopperd – om in andere dossiers van [bedrijf] B.V. te zoeken of er een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en een kopie van de statuten aanwezig is en om deze dan vervolgens in deze procedure in te brengen.
8. De rechtbank kan vanwege het ontbreken van een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en een kopie van de statuten niet vaststellen of degene die de machtiging heeft verstrekt, [A] , bevoegd bestuurder is en gerechtigd is om beroep in te stellen namens [bedrijf] B.V. Daardoor is ook niet aangetoond dat mr. Bartels bevoegd was is om namens [bedrijf] B.V. beroep in te stellen.
Het verzoek om immateriële schadevergoeding
9. Mr. Bartels heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade, omdat de procedure over de belastingaanslag onredelijk lang heeft geduurd. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat [bedrijf] B.V. beroep wenste in te stellen en een procedure wilde starten. Om die reden kan ook niet worden vastgesteld dat [bedrijf] B.V. immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af.
10. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
11. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2025 door
mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr.S. Vermeer, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.