8.3Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting in haar kamer bij [instelling] in Amersfoort, waar verdachte verbleef op de gesloten afdeling. De door verdachte gestichte brand had zeer ernstige gevolgen kunnen hebben. Brandstichting in een dergelijke instelling leidt bovendien tot gevoelens van angst en onveiligheid bij bewoners. Dit geldt in het bijzonder nu de brand is ontstaan op een gesloten afdeling binnen de instelling De medewerker die als eerste op de kamer van verdachte was, heeft door het inademen van rook, longschade opgelopen waarvan hij enkele maanden na de brand nog steeds de lichamelijke gevolgen ondervond, zo blijkt uit zijn spreekrecht-verklaring. Dat de schade relatief beperkt is gebleven, is niet aan verdachte te danken, maar aan het tijdig geactiveerde brandalarm van de instelling en het direct handelend optreden van het personeel en de brandweer.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Het strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 2 mei 2024, waaruit blijkt dat verdachte in 2017 eerder is veroordeeld voor brandstichting.
Pro Justitia rapportages
In voornoemde rapportages schatten de deskundigen het recidiverisico als hoog in wanneer verdachte buiten een klinische setting of in een klinische setting met een onvoldoende hoog beveiligingsniveau zou verblijven. Verdachte is volgens de rapporteurs niet in staat tot zelfstandig functioneren en heeft vrijwel continue nabijheid van anderen nodig om emotionele ontregeling te voorkomen. Zij beschikt momenteel nauwelijks over beschermende factoren. Voor haar dagelijks functioneren heeft verdachte een zeer intensieve zorgbehoefte. Wanneer zij geen intensieve zorg heeft zal het recidivegevaar snel toenemen tot hoog. Om het genoemde recidiverisico terug te brengen naar een aanvaardbaar niveau, is intensieve, langdurige klinische behandeling nodig. Binnen een kliniek is een hoog beveiligingsniveau noodzakelijk wegens het hoge risico, ook binnen de muren van een beveiligde instelling. In eerste instantie zal binnen een kliniek ingezet moeten worden op het contact met verdachte en stabiliteit in het toestandsbeeld, afname van angsten, hevige stemmingswisselingen en zelfbeschadigend gedrag. Als zij voldoende stabiel is en haar zelfzorg goed is, kan worden bekeken welke behandeling het beste bij haar past.
Het advies van de psychiater en de psycholoog is om verdachte te laten behandelen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum in het kader van een tbs met dwangverpleging. Een andere/lichtere vorm van behandeling, waarbij er meer verantwoordelijkheid bij verdachte komt te liggen, is momenteel een gepasseerd station en kan de veiligheid voor de omgeving en verdachte zelf niet waarborgen.
De reclassering onderschrijft het advies van de rapporteurs dat een tbs-maatregel met dwangverpleging passend is. Het recidivegevaar wordt ook door de reclassering ingeschat als hoog.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of aan verdachte een tbs-maatregel dient te worden opgelegd, zoals door de officier van justitie is gevorderd. En indien een tbs-maatregel zal worden opgelegd, of daarbij bevolen dient te worden dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Een tbs-maatregel kan worden opgelegd indien wordt voldaan aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) gestelde voorwaarden. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dient oplegging van de maatregel te eisen. De rechter dient daarbij tot het oordeel te komen dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het feit (of feiten) een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en het door verdachte begane feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld (artikel 37a lid 1 aanhef en onder 1° en 2°). Indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dit eist, kan tevens worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b lid 1 Sr).
Voor beantwoording van de vraag of bij verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van de rapporten en adviezen met betrekking tot de persoon van verdachte die zich in het dossier bevinden. Voor een korte weergave van hetgeen in deze rapporten en adviezen over de persoon van verdachte is vervat, verwijst de rechtbank naar pagina 6 van dit vonnis.
Met inachtneming van de beschouwingen, (diagnostische) overwegingen en conclusies van de deskundigen zoals vervat in de genoemde rapporten en adviezen, welke de rechtbank overneemt, komt de rechtbank tot het volgende oordeel.
De rechtbank onderschrijft de conclusie dat oplegging van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege noodzakelijk is. Ten tijde van het plegen van het feit bevond verdachte zich al in het kader van een zorgmachtiging in een instelling. Dit heeft echter niet kunnen voorkomen dat verdachte strafbare feiten heeft gepleegd waardoor (levens)gevaar voor anderen is ontstaan. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid eisen de terbeschikkingstelling van verdachte met verpleging van overheidswege. Dat oordeel is gebaseerd op de ernst en de aard van het bewezenverklaarde feit en het gevaar voor herhaling. De maatschappij dient hiertegen te worden beschermd. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden is dan ook niet passend.
De rechtbank gaat aan de opmerking van de raadsvrouw voorbij dat tijdens de opnames in zorginstellingen voorafgaand aan het ten laste gelegde feit niet de juiste zorg aan verdachte is geboden om het recidiverisico te verminderen. De rechtbank kan niet vaststellen dat indien de zorg voor verdachte anders ingericht was, het risico op herhaling wél was verminderd.
Nu zowel de veiligheid van anderen als de veiligheid van goederen dat vereisen en de feiten een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, zal de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege aan de verdachte opleggen.
Geen gemaximeerde terbeschikkingstelling
Aangezien deze maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, als bedoeld in artikel 38e eerste lid wetboek van Strafrecht, kan deze periode van vier jaren te boven gaan.