ECLI:NL:RBMNE:2025:1640
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Weigering van een parkeervergunning en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 april 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker behandeld. Verzoeker had een aanvraag voor een parkeervergunning ingediend, welke door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum was afgewezen op 4 augustus 2024. Het college handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit van 2 december 2024, met als argument dat verzoeker niet in aanmerking kwam voor een parkeervergunning omdat hij op eigen terrein parkeert. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij stelde dat hij een spoedeisend belang had.
De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een spoedeisend belang. Hij heeft weliswaar aangegeven dat de kosten van betaald parkeren in zijn wijk onaanvaardbaar zijn, maar heeft dit niet onderbouwd met bewijs dat hij in ernstige financiële problemen zou komen. Bovendien heeft het college inmiddels aangegeven dat verzoeker in aanmerking kan komen voor een tijdelijke parkeervergunning voor bewoners tegen een laag tarief van € 40,-, wat de noodzaak voor een voorlopige voorziening verder ondermijnt.
De voorzieningenrechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is en dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is. Daarom wijst hij het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht aan verzoeker. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.