ECLI:NL:RBMNE:2025:1621
Rechtbank Midden-Nederland
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen door een zzp’er aan een bemiddelende partij
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een B.V. en een zzp’er. De eiser, een B.V. die opereert onder een handelsnaam, vorderde van de gedaagde zzp’er een terugbetaling van € 10.532,70, omdat de gedaagde in de periode van maart tot oktober 2023 niet-gewerkte uren zou hebben gedeclareerd. De gedaagde erkende een deel van de vordering, maar betwistte het overige. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in totaal € 5.841,12 onverschuldigd heeft ontvangen en heeft hem veroordeeld tot terugbetaling van dit bedrag aan de eiser.
De procedure begon met een dagvaarding op 1 juli 2024, waarna de gedaagde op 11 september 2024 schriftelijk reageerde. De mondelinge behandeling vond plaats op 30 januari 2025, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft de feiten en argumenten van beide partijen gehoord en heeft geoordeeld dat de eiser onvoldoende had onderbouwd dat de gedaagde te veel uren had gedeclareerd voor de maanden april en mei 2023. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde vanaf juni 2023 alert had moeten zijn op de communicatie van de eiser en dat hij voor bepaalde diensten te veel uren had gedeclareerd.
De kantonrechter heeft de wettelijke rente toegewezen vanaf 20 april 2024, omdat de gedaagde in verzuim was om het teveel betaalde bedrag terug te betalen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de gedaagde het bedrag moet terugbetalen, ook als hij in hoger beroep gaat.