ECLI:NL:RBMNE:2025:1612

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
11405667 \ UC EXPL 24-7700 VL/58599
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding voor schade aan leaseauto afgewezen wegens gebrek aan overeenkomst en toezegging

In deze zaak heeft [eiseres] [gedaagde] B.V. gedagvaard voor de kantonrechter in verband met schade aan een leaseauto. De schade is ontstaan toen mevrouw [B] met een gehuurde Kia Niro tegen een boom reed. De rechtsvoorganger van [gedaagde], [onderneming 1], had een leaseovereenkomst met [onderneming 2], die de Kia aan [B] verhuurde. Na het ongeval heeft [B] pechhulp ingeschakeld via [onderneming 3], die vervangend vervoer regelde via [onderneming 4]. De schade aan de vervangende Renault Clio is door [onderneming 6] in rekening gebracht bij [onderneming 4], die de vordering aan [eiseres] heeft gecedeerd. [Eiseres] vorderde een schadevergoeding van € 6.828,00 van [gedaagde], maar de kantonrechter heeft de vordering afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat niet is komen vast te staan dat [onderneming 1] aan [eiseres] heeft toegezegd de schade te vergoeden. Ook was er geen overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] die aansprakelijkheid voor de schade zou kunnen onderbouwen. De kantonrechter heeft [eiseres] in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11405667 \ UC EXPL 24-7700 VL/58599
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 26 maart 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: H.G. Zeiger,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. Q. Schier.

1.De procedure

1.1.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 30 oktober 2024 gedagvaard voor de kantonrechter. [gedaagde] heeft op 9 januari 2025 schriftelijk op de dagvaarding gereageerd. Vervolgens heeft kantonrechter een mondelinge behandeling bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 26 maart 2025 plaatsgevonden. [eiseres] zelf was niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door de heer Zeiger. Namens [gedaagde] was de heer [A] aanwezig, bijgestaan door mr. Schier. Partijen hebben antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat is besproken. Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de kantonrechter op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan. Dit proces-verbaal is de vastlegging van die uitspraak.

2.De kern van de zaak

2.1.
De rechtsvoorganger van [gedaagde] , [onderneming 1] (hierna: [onderneming 1] ), leasede sinds 2020 auto’s aan [onderneming 2] B.V. (hierna: [onderneming 2] ), die op haar beurt één van deze auto’s, een Kia Niro (hierna: de Kia) heeft verhuurd aan mevrouw [B] (hierna: [B] ). Op 30 mei 2022 is [B] met de Kia tegen een boom gereden. Tussen [onderneming 1] en [onderneming 2] was afgesproken dat alle pechhulp zou worden uitbesteed aan [onderneming 3] B.V. (hierna: [onderneming 3] ). [B] heeft op 30 mei 2022 [onderneming 3] voor pechhulp ingeschakeld. [onderneming 3] heeft vervolgens vervangend vervoer geregeld via [onderneming 4] B.V. (hierna: [onderneming 4] ). [onderneming 5] B.V. is de rechtsopvolger van [onderneming 4] en heeft haar vordering aan [eiseres] heeft gecedeerd. De auto die als vervangend vervoer ter beschikking werd gesteld aan [B] , een Renault Clio (hierna: de Renault), leasede [onderneming 4] van [onderneming 6] B.V. (hierna: [onderneming 6] ). Met deze Renault is [B] medio juni 2022 te water geraakt. De schade aan de Renault is door [onderneming 6] in rekening gebracht bij [onderneming 4] (nu [onderneming 5] B.V.) en [eiseres] wil dat [gedaagde] (voorheen [onderneming 1] ) deze schade aan haar vergoedt. [gedaagde] is het hier niet mee eens. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiseres] af.

3.De mondelinge uitspraak

3.1.
[eiseres] vordert (als hoofdsom) een bedrag van € 6.828,00 van [gedaagde] . Dat betekent dat zij de feiten moet stellen – en bij betwisting bewijzen – op grond waarvan zij haar vordering baseert. Zij heeft dit gedaan aan de hand van twee stellingen, namelijk 1) dat [onderneming 1] (nu [gedaagde] ) aan haar heeft toegezegd de schade te vergoeden en 2) dat deze verplichting ook volgt uit een 24 uurs vervangend vervoer overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] .
Geen toezegging
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [onderneming 1] aan [eiseres] heeft toegezegd de schade te vergoeden. Ter onderbouwing verwijst [eiseres] naar haar interne notitie waarin staat dat is gesproken met een medewerker van [onderneming 1] , die zegt dat de factuur kan worden doorbelast, maar [gedaagde] betwist dat dit ging om de schade. Volgens [gedaagde] gaat dit om de kosten die normaliter via haar in rekening worden gebracht bij [onderneming 2] en ziet dit dus niet op de schade. Dit sluit aan bij de stelling van [gedaagde] dat het in de notitie vermelde VO-nummer een nummer is dat hoort bij de afdeling planning en transport (en niet bij de afdeling schadebehandeling) en dit nummer eerder door [C] – werkzaam op de afdeling planning en transport – is verstrekt voor genoemde reguliere verhuurkosten. In reactie op deze onderbouwde betwisting van [gedaagde] komt [eiseres] niet verder dan de stelling dat niet met [C] zou zijn gesproken en het wél over schade zou gaan. In het licht van deze onderbouwde betwisting van [gedaagde] is de stelling van [eiseres] dat [onderneming 1] zou hebben toegezegd de schade aan haar te vergoeden onvoldoende onderbouwd.
Geen overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde]
3.3.
De kantonrechter is van oordeel dat ook de stelling van [eiseres] dat tussen haar en [gedaagde] een overeenkomst bestaat op grond waarvan [gedaagde] is aan te merken als huurder, dan wel op grond waarvan zij zich zou hebben verbonden tot vergoeding van schade aan de Renault, onvoldoende is onderbouwd. Er zijn geen stukken die ondertekend zijn door [gedaagde] . Ook is er geen document overgelegd waaruit volgt dat [gedaagde] enige aansprakelijkheid op zich heeft genomen. Dat er wel contact is geweest tussen [gedaagde] en [eiseres] over de Renault, wordt verklaard door de relatie tussen alle partijen genoemd in de conclusie van antwoord, waarvan de contractuele relaties door [eiseres] ter kennisgeving zijn aangenomen. Ook uit dit contact kan dus geen overeenkomst worden afgeleid.
3.4.
Dit betekent dat er geen grondslag is voor de vordering tot vergoeding van de schade en deze moet worden afgewezen. Dat geldt dan ook voor de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en de gevorderde (handels)rente.
[eiseres] moet de proceskosten betalen
3.5.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
813,00
3.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.7.
De kantonrechter zal de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] ook de kosten van betekening betalen;
4.3.
veroordeelt [eiseres] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. A.A.T. Werner, kantonrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Verweel, griffier, op 26 maart 2025.
Waarvan proces-verbaal,